ECLI:NL:GHAMS:2025:217

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
200.343.606/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], na de echtscheiding van hun ouders. De rechtbank Noord-Holland had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zou zijn, met een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij de vader verbleven. De moeder was het niet eens met deze regeling en verzocht om een wijziging, terwijl de vader ook een verzoek indiende om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen.

Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en de ouders gehoord. De moeder voerde aan dat de communicatie tussen de ouders slecht verloopt en dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is. De vader daarentegen stelde dat de huidige regeling goed functioneert en dat de kinderen bij hem moeten blijven. Het hof heeft de argumenten van beide ouders afgewogen en geconcludeerd dat de huidige zorgregeling niet gewijzigd hoeft te worden, maar dat er wel aanpassingen nodig zijn om de overdracht van de kinderen te verbeteren.

Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de kinderen in de kerstvakantie de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader verblijven, terwijl de overige vakanties en feestdagen gelijk blijven verdeeld. De hoofdverblijfplaats van de kinderen blijft bij de moeder, omdat deze situatie in het belang van de kinderen wordt geacht. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling aangepast, maar de hoofdverblijfplaats ongewijzigd gelaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.343.606/01
zaaknummer rechtbank: C/15/333264 / FA RK 22-5023 (echtscheiding)
beschikking van de meervoudige kamer van 28 januari 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. P.F.M. Deijkers te Hoorn,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. C.A.F. Visser te Wormerveer, gemeente Zaanstad.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] ;
- de minderjarige [minderjarige 3] , hierna: [minderjarige 3] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de zorgregeling voor [minderjarige 1] (9 jaar), [minderjarige 2] (6 jaar) en [minderjarige 3] (5 jaar) (hierna gezamenlijk: de kinderen) en over hun hoofdverblijfplaats.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 16 april 2024 (hierna: de bestreden beschikking) de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en een zorgregeling vastgesteld waarbij is bepaald dat de kinderen – kort gezegd – iedere week van maandag tot woensdag en om het weekend bij de vader verblijven, waarbij de vakanties- en feestdagen bij helfte tussen de ouders zijn verdeeld.
De moeder is het daar niet mee eens en wil dat de vader en de kinderen elkaar om het weekend zien en zij wil de feestdagen anders verdelen. De vader is het ook niet eens met de bestreden beschikking en wil dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem wordt bepaald en een zorgregeling met de moeder wordt vastgelegd.
Het hof verandert deels de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling en de vakantie- en feestdagenregeling en laat voor het overige de beslissing van de rechtbank in stand. Hierna wordt uitgelegd hoe en waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 16 juli 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 5 september 2024 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 24 oktober 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 24 oktober 2024.
2.5
De zitting heeft op 27 november 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door P. Hora, een tolk in de Tsjechische taal;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door W. Daalderop.
2.6
De voorzitter heeft na de zitting, in aanwezigheid van de griffier, met [minderjarige 1] gesproken. Een verslag van dit kindgesprek is aan partijen gestuurd waarbij hen de gelegenheid is gegeven om hierop te reageren.
2.7
Het hof heeft nadien het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 31 december 2024, waarin zij aangeeft geen op- of aanmerkingen te hebben op het verslag van het kindgesprek.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2015, te [plaats D] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2018, te [plaats C] ;
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2019, te [plaats D] .
De ouders zijn [in] 2015 met elkaar gehuwd. Het huwelijk is op 6 mei 2024 ontbonden door inschrijving van de (in zoverre niet bestreden) echtscheidingsbeschikking van 16 april 2024 in de registers van de burgerlijke stand. De vader heeft [minderjarige 1] erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 12 april 2023 heeft de rechtbank als voorlopige voorziening bepaald dat de kinderen iedere week van maandag na school tot woensdag naar school en om het weekend van zaterdagochtend 10.15 uur tot maandag naar school bij de vader verblijven, en een voorlopige regeling voor de vakanties en feestdagen vastgelegd.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is en bepaald dat de kinderen bij de vader verblijven:
- iedere week van maandag na school tot woensdag naar school;
- om het weekend van zaterdagochtend 10.15 uur tot maandag naar school.
De vakanties en feestdagen zijn als volgt verdeeld:
• zomervakantie: in de oneven jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader, in de even jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder;
• herfstvakantie: in de oneven jaren bij de moeder en de even jaren bij de vader;
• kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder, in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
• voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
• meivakantie: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
• Goede Vrijdag: bij de ouder bij wie de kinderen het weekend verblijven conform de reguliere reling;
• eerste en tweede paasdag: bij de ouder bij wie de kinderen op dat moment in het kader van de reguliere zorgregeling verblijven;
• eerste en tweede pinksterdag: bij de ouder bij wie de kinderen op dat moment in het kader van de reguliere zorgregeling verblijven;
• Hemelvaart: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
• Koningsdag: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
• sinterklaas (5 december): in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
• Vaderdag: bij de vader;
• Moederdag: bij de moeder;
• Verjaardag van de vader: bij de vader;
• verjaardag van de moeder: bij de moeder;
• verjaardag van de kinderen: conform de reguliere regeling;
• Suikerfeest en Offerfeest: bij de vader.
4.2
De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende te bepalen:
I. dat de kinderen een weekend per 14 dagen bij de vader zullen verblijven vanaf zaterdagochtend 10.00 uur tot maandagochtend, waarbij de vader de kinderen naar school zal brengen en de moeder de kinderen van school ophaalt;
II. dat de kinderen de kerstdagen inclusief kerstavond bij de moeder zullen zijn en de eerste week van de kerstvakantie, en op Goede Vrijdag, met Pasen, Pinksteren en Hemelvaart bij haar verblijven,
III. en het meer of anders verzochte af te wijzen.
4.3
De vader verzoekt in principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoeken af te wijzen.
4.4
De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende:
I. het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen,
subsidiair het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de vader te bepalen;
II. een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen van:
- woensdag na school tot vrijdag naar school, en
- om het weekend van vrijdag na school tot maandag naar school,
III. subsidiair, indien het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder wordt bepaald, een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen:
- iedere week van maandag na school tot woensdag naar school, en
- om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school.
4.5
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep de man niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
De ouders hebben samen het gezag. Uit artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan – voor zover in deze zaak van belang – omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
De standpunten
5.2
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte de zorgregeling gelijk aan de voorlopige voorziening heeft bepaald en ten onrechte de christelijke feestdagen gelijkelijk heeft verdeeld tussen de ouders. Zij voert aan dat de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt. Zij wil de zorgregeling tussen de vader en de kinderen daarom tot het weekend beperken. De overdrachtsmomenten verlopen slecht door de houding van de vader tegenover de moeder. Hij wil geen contact met de moeder, waardoor zij de tassen van de kinderen op een richel voor zijn deur moet zetten. Tijdens de overdracht maakt de vader in bijzijn van de kinderen verwijten aan de moeder. Ook heeft de vader camera’s opgehangen bij zijn voordeur, wat de moeder en de kinderen als vijandig ervaren. Buiten de overdrachtsmomenten is er tussen de ouders geen overleg over de kinderen.
Daarnaast vindt de moeder het niet eerlijk dat de islamitische feestdagen aan de vader zijn toegewezen, maar de christelijke feestdagen tussen de ouders zijn verdeeld. De vader is moslim en de moeder is christen. Zij is gewend om deze feestdagen met haar familie en de kinderen te vieren. De vader viert de christelijke feestdagen niet, zodat de kinderen wanneer zij bij hem zijn de viering missen. Daarom verzoekt de moeder de eerste week van de kerstvakantie, Goede Vrijdag, Pasen, Pinksteren en Hemelvaart bij haar te bepalen.
5.3
De vader voert aan dat het standpunt van de moeder waarschijnlijk is ingegeven door de eisen voor urgentie bij woningtoewijzing in de gemeente [gemeente] . De moeder verblijft in een tijdelijke woning en om een urgentieverklaring te verkrijgen voor een vaste woning moet zij de hoofdverzorger van de kinderen zijn. De vader gunt de moeder een woning, maar hij vindt niet dat dat ten koste moet gaan van zijn contact met de kinderen. De vader wil dat de zorg voor de kinderen in gelijke mate wordt verdeeld tussen de ouders. De vader zorgt goed voor de kinderen, dat betwist de moeder ook niet. De ouders hebben problemen met hun communicatie. Daarvoor zijn zij aangemeld bij Ouderschap Blijft, maar zolang er procedures lopen kan dat traject niet starten. In de huidige zorgregeling wordt rekening gehouden met de werkschema’s van de ouders. Nu de kinderen meer naar school gaan, zijn er minder overdrachtsmomenten en is er meer rust tussen de ouders. De vader vreest dat de moeder de vader verder uit het leven van de kinderen zal weghouden als haar verzoeken in principaal hoger beroep worden toegewezen.
De vader verzet zich tegen het verzoek van de moeder om aan haar de christelijke feestdagen toe te delen. De islamitische feestdagen zijn in Nederland geen officiële feestdagen. Door alle christelijke feestdagen aan de moeder toe te delen zal de vader de kinderen minder zien. Bovendien viert de vader ook kerst met de kinderen en biedt de huidige regeling genoeg mogelijkheden aan de moeder om de christelijke waarden aan de kinderen mee te geven, aldus de vader.
5.4
De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en de weekendregeling uit te breiden naar de vrijdagmiddag, dat laatste met name om de overdrachtsmomenten tussen de ouders te verminderen en daarmee meer rust voor de kinderen te creëren. De vader woont nog altijd in de echtelijke woning. Hij heeft dus een stabiele plek beschikbaar voor de kinderen terwijl de moeder waarschijnlijk geen urgentieverklaring zal krijgen. Subsidiair verzoekt de vader de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen. Hiervoor heeft de vader een financieel motief. De ouders hebben allebei een beperkt inkomen. Door de inschrijving van de kinderen in de bevolkingsregistratie personen (BRP) tussen de ouders te verdelen zullen zij meer toeslagen ontvangen, wat direct ten goede komt aan de kinderen.
5.5
De moeder voert aan dat zij sinds februari 2023 in een overbruggingswoning van het Leger des Heils verblijft; zij mag daar blijven wonen tot zij een vaste woning heeft. De vader stelt dat hij de echtelijke woning bewoont, terwijl dat de woning van zijn vader is waar het gezin destijds inwoonde en waar de vader nu nog steeds inwoont. Het subsidiaire verzoek van de vader is niet in het belang van [minderjarige 1] ; de ouders communiceren slecht en de vader is niet in staat tot waarneming van administratieve belangen.
Gelet op de moeizame communicatie en de vervelende overdracht aan de deur van de vader wil de moeder niet dat de weekenden worden uitgebreid. Er komt juist rust voor de kinderen wanneer de verzoeken van de moeder in principaal hoger beroep worden toegewezen, aldus de moeder.
Het advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de zaak aan te houden in afwachting van de resultaten van het traject Ouderschap Blijft. De ouders dienen hun verstandhouding te verbeteren. Als de ouders op de huidige voet doorgaan zullen de kinderen op de korte en lange termijn problemen ontwikkelen. Het gaat in het traject Ouderschap Blijft om het ontwikkelen van een constructieve communicatie tussen de ouders. Daarbij heeft de raad overwogen dat de huidige zorgregeling weliswaar goed inpasbaar is in de praktische levens van de ouders, maar dat de huidige gang van zaken te belastend is voor de kinderen. Wanneer de ouders bij Ouderschap Blijft afspraken hebben kunnen maken over de zorgregeling, kan dit verder worden vastgelegd in een eindbeslissing van dit hof, aldus de raad.
De beoordeling door het hof in principaal en incidenteel hoger beroep
5.7
Ten eerste is het hof van oordeel dat het aanhouden van de zaak in afwachting van de resultaten van het traject Ouderschap Blijft, zoals de raad ter zitting in hoger beroep heeft geadviseerd, niet in het belang is van de kinderen. Vaststaat dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat zij hier in het belang van de kinderen aan dienen te werken, hetgeen door het voeren van deze procedure wordt belemmerd. Beide ouders hebben ter zitting in hoger beroep toegezegd zich te willen inzetten voor verbetering van hun samenwerking als ouders door het traject Ouderschap Blijft te gaan volgen. Om zo snel mogelijk rust en duidelijkheid te geven, spreekt het hof deze eindbeschikking uit zodat de ouders met deze beslissing in onderling overleg samen verder kunnen en het hulpverleningstraject kunnen starten.
Zorgregeling
5.8
Het hof is van oordeel dat het verloop van de zorgregeling op dit moment geen aanleiding vormt voor een wijziging van de reguliere zorgregeling naar een weekendregeling met de vader, zoals de moeder heeft verzocht. Hoewel vaststaat dat de communicatie tussen de ouders slecht is en de overdrachtsmomenten daardoor moeizaam verlopen, zal niet een wijziging van de zorgregeling, maar inspanning van de ouders nodig zijn om dit probleem op te lossen. De ouders zijn daartoe bereid en hebben, zoals hiervoor bij punt 5.7 al is vermeld, ter zitting in hoger beroep toegezegd die inspanning te willen leveren door het traject Ouderschap Blijft te gaan volgen.
Gelet op de problematische overdrachtsmomenten acht het hof het wel in het belang van de kinderen om de rechtstreekse overdracht tussen de ouders te beperken, zodat meer rust ontstaat. Aanvang van de weekendregeling bij de vader op de vrijdagmiddag maakt de overdracht van de kinderen via de school mogelijk. Gebleken is dat de vader in de gelegenheid is om om de week vanaf vrijdagmiddag voor de kinderen te zorgen. In het licht van de hierna volgende beoordeling over de hoofdverblijfplaats van de kinderen zal het hof het verzoek van de vader om de weekendregeling te wijzigen en te laten beginnen op vrijdagmiddag uit school dan ook toewijzen.
Feestdagen
5.9
Ten aanzien van de verdeling van de feestdagen geldt dat voor de moeder het samen met de kinderen kunnen vieren van kerst grote betekenis heeft. Het hof ziet hierin aanleiding om te bepalen dat de kinderen in alle jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de moeder zullen zijn en de tweede week van de kerstvakantie bij de vader. Het hof ziet geen aanleiding om in de verdeling van de overige christelijke feestdagen verandering aan te brengen, deze dagen zullen in gelijke mate tussen de ouders verdeeld blijven, zodat dat deel van het verzoek van de moeder zal worden afgewezen. Daartoe is redengevend dat de vader weliswaar twee islamitische feestdagen toebedeeld heeft gekregen, maar dat dit dagen zijn waarop de kinderen in de regel niet vrij zijn van school, terwijl dat bij de vier christelijke feestdagen wel het geval is. Het in stand houden van de verdeling van de overige christelijke feestdagen leidt dan ook tot een gelijke verdeling van vrije dagen, hetgeen in deze zorgregeling het uitgangspunt is.
Hoofdverblijfplaats
5.1
Ten aanzien van het hoofdverblijf is het uitgangspunt dat de hoofdverblijfplaats van kinderen wordt bepaald bij de ouder die de meeste zorg voor die kinderen draagt. Zoals volgt uit de beoordeling van de zorgregeling, is de verdeling van de zorg voor de kinderen min of meer gelijk tussen de ouders verdeeld. De ouders zijn niet in staat om in onderling overleg de keuze over het hoofdverblijf van de kinderen te maken, zodat het hof daarover zal beslissen met inachtneming van het volgende.
Vaststaat dat de kinderen sinds het uiteengaan van partijen op het woonadres van de moeder zijn ingeschreven. De rechtbank heeft in de beschikking van 12 april 2023 als voorlopige voorziening de kinderen aan de moeder toevertrouwd en de rechtbank heeft het hoofdverblijf van de kinderen vervolgens bij de moeder bepaald. Niet is gebleken dat deze situatie in het belang van de kinderen zou moeten worden gewijzigd. Zo is gesteld noch gebleken dat praktische zaken die met het hoofdverblijf en de inschrijving in de BRP verband houden niet naar behoren door de moeder worden geregeld. De woonsituatie van de moeder is stabiel in die zin dat zij in haar huidige woning kan blijven tot zij een nieuwe woning vindt. Tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van beide kinderen ziet het hof dan ook onvoldoende aanleiding.
Ook voor toewijzing van het subsidiaire verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen ziet het hof geen aanleiding. Voor de kinderen is continuïteit van hun situatie van belang. Er is geen aanleiding om die continuïteit voor [minderjarige 1] te doorbreken. Bovendien zou bij toewijzing van het verzoek een verschillende situatie voor de kinderen onderling ontstaan, hetgeen het hof, mede gelet op de slechte communicatie tussen de ouders, onwenselijk voorkomt. Aan de door de vader gestelde financiële belangen bij een wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] gaat het hof voorbij. Het hof merkt daarbij op dat de overheid ten aanzien van kinderbijslag in de situatie van co-ouderschap in een verdeling heeft voorzien en de door de vader genoemde toeslagen in de regel hun doorwerking hebben in de verdeling van de kosten van de kinderen tussen de ouders. De vader heeft al met al niet, althans onvoldoende onderbouwd dat het in het belang van de kinderen of van [minderjarige 1] zelf wenselijk is om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] te wijzigen. Het hof zal de verzoeken van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, dan wel de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen, dan ook afwijzen.
5.11
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 16 april 2024 voor zover daarbij een verdeling van de reguliere zorg- en opvoedingstaken en een verdeling van de kerstvakantie is vastgelegd, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de kinderen bij de vader verblijven:
- iedere week van maandag na school tot woensdag naar school;
- om het weekend van vrijdagmiddag na school tot maandag naar school;
bepaalt dat de kinderen tijdens de kerstvakantie de eerste week bij de moeder verblijven en de tweede week bij de vader, met instandhouding van de verdeling van de overige vakanties en feestdagen zoals bepaald in de bestreden beschikking;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. A.V.T. de Bie en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 28 januari 2025 in het openbaar uitgesproken door mr. A.V.T. de Bie.