Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Als gevolg van het diep uitgraven van een bouwput en het wegpompen van grondwater vlak naast de erfgrens op perceel [straat] 3,is
aanzienlijke schade aan mijn perceel ontstaan. De net nieuw geplaatste schutting, gemonteerd op een betonnen fundatie, en ook het net nieuw aangelegde pad verzakt en schuift weg door uw werkzaamheden. Ik heb u hiervan meteen op 25 oktober 2021 op de hoogte gesteld.
ik begrijp je zorgen maar we gaan zorgen dat alles weer hersteld wordt zoals het was. Ik baal hier ook vreselijk van[…]”
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
de schuttingpalen opnieuw te stellen op de bestaande ankers en vervolgens met de bovenmoer te borgen.” en dat de deskundige geen noodzaak zag tot het vervangen van de fundering van de schutting. Dat betekent dat de deskundige bij het begroten van de kosten van herstel wel de kosten begroot van het herstel de scheefstand van de schutting zelf, maar vervanging (of herstel) van de scheefstaande fundering van de schutting niet meeneemt in de begroting.
De foto's tonen geen waarneembare afwijkingen tussen de afzonderlijke kolommen in horizontale zin, loodrecht op de schutting. Dat wil zeggen dat er geen palen zijn die een zichtbare scheefstand vertonen, dan wel in de richting van [straat] l dan wel in de richting van [straat] 3.” Vervolgens concludeert de deskundige dat er sindsdien sprake is van verzakking van de schutting die, volgens de deskundige, het gevolg is van de werkzaamheden van [geïntimeerden] , maar ook dat het “
niet uitgesloten[is]
dat een deel van
Bij vraag 3 is geantwoord dat de opgetreden vervormingen van de oprit en de schutting geheel veroorzaakt zijn door de uitgevoerde werkzaamheden (vierde alinea bij de beantwoording van vraag 3). In de zevende alinea is ten aanzien van de zijdelingse bolling van de funderingsbalk geoordeeld dat het aannemelijk is dat ten minste een deel hiervan ontstaan is als gevolg van de uitgevoerde werkzaamheden. In dezelfde alinea staat dat het niet is uitgesloten dat een deel van deze bolling al bij de uitvoering is ontstaan, waarmee bedoeld is de uitvoering van de fundering van de schutting en dus niet de uitvoering van de kelder. Noch het vooropnamerapport noch andere foto's geven duidelijkheid ten aanzien van dit aspect.”
dat alles weer hersteld wordt zoals het was” en dat [geïntimeerden] niet voldoende gemotiveerd betwist dat door de verzakking van de fundering een storende voeg is ontstaan tussen de oprit en de fundering, die er daarvoor niet was. De constatering van deskundige dat er ook bij de vooropname (op 26 juli 2021) al wat scheuren in de bovenzijde van de betonbalk zichtbaar waren en zijn opmerking dat niet uit te sluiten is dat er al een zijdelingse bolling bestond voorafgaand aan de werkzaamheden van [geïntimeerden] , volstaan niet als onderbouwing van die betwisting. Uit die opmerking blijkt niet dat het hier gaat om meer dan een zuiver theoretische mogelijkheid, met name niet omdat de deskundige ook geen mechanisme identificeert dat tot die zijdelingse bolling zou kunnen hebben geleid. Daarbij komt dat het hof van oordeel is dat voor zover de vooropname geen duidelijk beeld geeft, dit voor rekening van [geïntimeerden] dient te komen. Het lag op haar weg om de bestaande situatie goed in kaart te brengen voordat zij op zeer korte afstand van de schutting metersdiep ging graven.
dat alles weer hersteld wordt zoals het was” en dat is geen toezegging om op kosten van [geïntimeerden] een zwaardere fundering uit te laten voeren, zelfs al zou dat noodzakelijk zijn om een nieuwe verzakking van de schutting in de toekomst te voorkomen.
Herstraten na enkele jaren”). De rechtbank heeft dat bedrag – in het verlengde van de schadebegroting door de deskundige – niet toegewezen. In hoger beroep vordert [appellant] dat dit bedrag alsnog wordt toegewezen.
gezien het verloop en de locatie van de vervormingen van oprit en schutting en gezien de aard en de locatie van de uitgevoerde werkzaamheden”. Daaruit volgt echter nog niet dat 1) alle toekomstige zetting in de grond het gevolg is van de onrechtmatige daad van [geïntimeerden] en 2) dat de zetting die daaraan wel toegerekend kan worden, de oorzaak zal zijn van verzakking van de bestrating, zodanig dat met het herstel daarvan kosten van € 10.190,00 gemoeid zouden zijn. In aanvulling op de offerte van 19 april 2022 is een onderbouwing daarvan overgelegd, maar die vermeldt op dit punt slechts 10 uur voor het verwijderen van de bestrating, 2 uur voor het aanvoeren van de erfverharding en een bedrag van € 9.577,70 inclusief btw voor het leggen van de erfverharding door een onderaannemer. De noodzaak van toekomstig herstel op deze wijze, is daarmee niet onderbouwd. De stelling “
dat de grond waarop de bestrating en schutting waren aangelegd zeer stabiel was omdat de grond ter plaatse al 30 jaar niet geroerd is.” is ook onvoldoende onderbouwd, omdat de bestrating en de schutting zijn aangelegd, kort voordat door [geïntimeerden] de werkzaamheden aan het perceel ernaast zijn uitgevoerd. De implicatie dat de grond onder de bestrating ook na het plaatsen van de bestrating “zeer stabiel” was, vergt – gelet op dat beperkte tijdsverloop – een nadere onderbouwing. Ook weegt het hof mee dat niet alle werkzaamheden op het aangrenzende perceel jegens [appellant] zonder meer onrechtmatig zijn geweest of in de toekomst zouden zijn, ook niet als dat enige zetting van de grond van het perceel van [appellant] zou veroorzaken.