ECLI:NL:GHAMS:2025:2091

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
200.351.118/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van gezinsbescherming

In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1], die op 19 november 2024 door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland is uitgesproken. De moeder van [minderjarige 1] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De kinderrechter heeft geoordeeld dat [minderjarige 1] onder toezicht moet worden gesteld van de gecertificeerde instelling De Stichting De Jeugd- en Gezinsbeschermers (GI) voor de duur van een jaar, omdat zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De moeder verzet zich tegen deze maatregel en stelt dat zij in staat is om zelf de zorg voor [minderjarige 1] te dragen en dat er geen noodzaak is voor ondertoezichtstelling. De raad voor de Kinderbescherming steunt de beslissing van de kinderrechter en heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 4 juli 2025 zijn de standpunten van de betrokken partijen besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de situatie van [minderjarige 1] en de moeder inmiddels is verbeterd. De moeder heeft een stabiele woonomgeving gecreëerd en [minderjarige 1] ontwikkelt zich goed. Het hof oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn en vernietigt de beschikking van de kinderrechter voor de periode vanaf heden tot 19 november 2025, maar bekrachtigt de beschikking voor het overige. De beslissing is op 5 augustus 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.351.118/01
zaaknummer rechtbank: C/15/355509 / JU RK 24-1162
beschikking van de meervoudige kamer van 5 augustus 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. M. Erkens te Den Haag,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
verweerder in hoger beroep,
hierna: de raad.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] ,
- [de vader] , hierna: de vader, advocaat: mr. P.A.J. van Putten te Almere, en
- de gecertificeerde instelling De Stichting De Jeugd- en Gezinsbeschermers, hierna: de GI.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] (10 jaar).
1.2
De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kinderrechter) heeft, op het verzoek van de raad, in een beschikking van 19 november 2024 (hierna: de bestreden beschikking) [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, te weten tot 19 november 2025.
De moeder is het daarmee niet eens en wil dat het inleidende verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] alsnog wordt afgewezen. De raad is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 12 februari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De raad heeft op 18 maart 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 3 maart 2025 met bijlage,
- een bericht van de moeder van 24 april 2025 met bijlagen en
- de brief van [minderjarige 1] met bijlage van 30 juni 2025.
2.4
[minderjarige 1] heeft zijn mening per brief kenbaar gemaakt. De voorzitter heeft de inhoud van de brief ter zitting zakelijk weergegeven.
2.5
De zitting heeft op 4 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door F. Dekkers,
- de advocaat van de vader.
Mevrouw [naam] heeft namens de GI digitaal aan de zitting deelgenomen.
De vader is niet ter zitting verschenen. De advocaat van de moeder heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn de ouders van [minderjarige 1] , geboren [in] 2014 te [plaats] .
3.2
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. In april 2015 zijn zij uit elkaar gegaan.
3.3
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] .
3.4
[minderjarige 1] woont bij de moeder samen met zijn halfbroertje [minderjarige 2] (geboren [in] 2017) en halfzusje [minderjarige 3] (geboren [in] 2018).
3.5
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2023 is de verdeling van zorg- en opvoedtaken (hierna: zorgregeling) tussen de ouders aldus bepaald dat de vader met ingang van 19 juli 2023 om het weekend, op zaterdag van 10.00 uur tot zondag 18.00 uur [minderjarige 1] bij zich heeft, en dat de feestdagen- en vakantieregeling zal zijn dat [minderjarige 1] twee door de ouders zelf te bepalen weken bij de vader zal zijn en dat de feestdagen door de ouders zelf bij helfte worden verdeeld. Het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] is afgewezen.
3.6
Bij beschikking van dit gerechtshof van 7 mei 2024 is de beschikking van 9 juli 2023 ten aanzien van de zorgregeling vernietigd en is bepaald dat de vader en [minderjarige 1] elke week op zaterdagavond om 19.00 uur Nederlandse tijd contact met elkaar zullen hebben door middel van videobellen en dat de vader eenmaal per jaar fysiek contact zal hebben met [minderjarige 1] , door partijen in onderling overleg te realiseren. Op dat moment woonde de moeder samen met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen) op Aruba.
3.7
Sinds medio juni 2024 verblijft de moeder weer met de kinderen in Nederland.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 19 november 2024 tot 19 november 2025 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en – naar het hof begrijpt – het inleidende verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] alsnog af te wijzen.
4.3
De raad verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de moeder in hoger beroep ongegrond te verklaren, dan wel af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
De standpunten
5.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij stelt dat niet is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling. De moeder is altijd in staat geweest om te communiceren met de vader over [minderjarige 1] en samen te werken. Ook ondersteunde zij het contact tussen de vader en [minderjarige 1] , totdat [minderjarige 1] weerstand liet zien. Er is geen bewijs voor zorgen over de opvoedsituatie, ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige 1] . Gebleken is juist dat hij zich goed ontwikkelt. Hoewel [minderjarige 1] weerstand heeft tegen het contact met de vader, is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Het is onjuist dat [minderjarige 1] het negatieve beeld dat de moeder van de vader heeft zou overnemen en dat hij niet zelf de kans krijgt om een eigen beeld te vormen. De noodzaak en proportionaliteit van de maatregel zijn onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft de kinderrechter het raadsrapport onvoldoende kritisch getoetst. Er is geen regievoerder nodig om hulpverlening in te zetten. De moeder kan en wil zelf hulpverlening inzetten en heeft ook al hulpverlening ingeschakeld voor [minderjarige 1] , de andere kinderen en haarzelf. Daarnaast is er geen legitimatie voor deze, volgens de moeder: contraproductieve, maatregel. De jeugdbescherming functioneert al lange tijd niet goed, wat de moeder zelf ook gemerkt heeft. De moeder ervaart veel spanning door de ondertoezichtstelling.
5.3
De raad is van mening dat nog steeds aan de gronden voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. [minderjarige 1] heeft al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en tot het raadsonderzoek was nog geen hulpverlening gestart voor hem. Al jarenlang is de verstandhouding tussen de ouders slecht. Er hebben verschillende procedures plaatsgevonden (waaronder over huisvredebreuk en mishandeling door de vader, maar ook over gezag en omgang). De omgang met de vader is al vaker gestopt, telkens vanwege veiligheidszorgen. De raad heeft zorgen over het ontbreken van (duidelijkheid over de) omgang van [minderjarige 1] met de vader. Ook wijst [minderjarige 1] de vader nu af. De hulpverlening van Psychologenpraktijk [X] [plaats] die de moeder (nadat de ondertoezichtstelling is uitgesproken) heeft ingeschakeld voor [minderjarige 1] is gebaseerd op een hulpvraag die de moeder (en [minderjarige 1] ) hebben geformuleerd. De raad heeft er onvoldoende vertrouwen in dat hulpverlening doorgang zal vinden als er visieverschillen zijn. De GI kan ervoor zorgen dat de gegeven adviezen worden opgevolgd en de hulpverlening wordt voortgezet. Zelfs al zou sprake zijn van tekortschietende jeugdhulp, dan doet dat niet af aan de rechtvaardiging van een maatregel indien aan de gronden voldaan is.
5.4
De advocaat van de vader heeft ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat de vader zich aansluit bij het standpunt van de raad. Hij wil dat de ondertoezichtstelling in stand blijft. Er lopen meerdere procedures. De vader wil contact met [minderjarige 1] , maar de gezinsvoogd heeft anderhalve maand geleden tegen de vader gezegd dat zij niet verwacht dat er omgang zal plaatsvinden. Ook heeft de gezinsvoogd de vader laten weten dat de moeder zich terugtrok in de samenwerking met de GI. [minderjarige 1] kan op dit moment geen beeld vormen van zijn vader. Het Ouder- en Kindteam (hierna: OKT) is eerder betrokken geweest in het vrijwillig kader, maar de moeder stopte de samenwerking toen het OKT een bepaalde kant op wilde gaan. Het is goed dat [X] is ingezet, maar zij zijn niet onafhankelijk, omdat zij hulpverlening bieden aan de moeder. [minderjarige 1] groeit al bijna twee jaar op zonder contact met zijn vader. Er is een noodzaak om de GI de regie te laten voeren. De vader wil omgang, ook als dat onder begeleiding moet plaatsvinden.
5.5
De GI heeft ter zitting verklaard dat de samenwerking met de moeder in eerste instantie moeizaam verliep. Uiteindelijk heeft de moeder besloten om samen te werken met de GI. De samenwerking verloopt nu goed. De GI heeft [minderjarige 1] thuis gesproken. Het zag er goed uit. [minderjarige 1] is rustig en lief en heeft een aangename persoonlijkheid. De GI twijfelt over de noodzaak van de ondertoezichtstelling. De moeder is realistisch en heeft het belang van de kinderen goed voor ogen. De GI ziet aan de kant van moeder geen intentie om de omgang tussen [minderjarige 1] en de vader tegen te werken. De ondertoezichtstelling kan ondersteunend zijn voor de moeder en [minderjarige 1] , omdat de vader mogelijk moeilijk gaat doen. In het kader van de ondertoezichtstelling zou de GI een bemiddelende rol kunnen hebben in het contact tussen de ouders. [X] verwacht vanwege de motivatie van de moeder geen verschil in uitkomst met of zonder ondertoezichtstelling, aldus de GI.
De beoordeling
5.6
Het hof overweegt als volgt. Gebleken is dat [minderjarige 1] ten tijde van de bestreden beschikking ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd. Deze ontwikkelingsbedreiging bestond eruit dat de ouders al langere tijd in een (juridische) strijd met elkaar verwikkeld waren, waarbij de ouders het belang van [minderjarige 1] en wat deze strijd voor hem betekende uit het oog verloren leken te zijn. Ook was de verstandhouding tussen de ouders slecht en vertrouwde de moeder de vader en zijn opvoedsituatie niet. Daarnaast waren er zorgen over het sociaal-emotionele welzijn van [minderjarige 1] . Er was al eerder sprake van een onrustige woon- en opvoedsituatie bij de moeder, waarbij de kinderen getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Gebleken is dat de moeder vanwege het huiselijk geweld in juli 2023 plotseling naar Aruba is geëmigreerd met de kinderen, omdat zij van mening was dat haar veiligheid en die van de kinderen onvoldoende gewaarborgd werd. Als gevolg van de emigratie naar Aruba is het contact tussen [minderjarige 1] en de vader ontwricht en hebben zij al lange tijd geen structurele, fysieke omgang met elkaar kunnen hebben. Het hof is van oordeel dat de moeder de belangen van [minderjarige 1] destijds niet behoorlijk heeft afgewogen door plotseling, zonder toestemming van de vader en zonder hem en [minderjarige 1] daar vooraf (voldoende) over in te lichten, met de kinderen te emigreren naar Aruba. Verder is gebleken dat de moeder nadat zij met de kinderen teruggekomen was naar Nederland geen permanente woonruimte had en de situatie ook hierom voor [minderjarige 1] instabiel was. Gelet op dit alles is het hof van oordeel dat de kinderrechter [minderjarige 1] destijds terecht onder toezicht heeft gesteld van de GI.
5.7
Gebleken is dat de situatie van [minderjarige 1] en de moeder inmiddels aanzienlijk is verbeterd. Vast is komen te staan dat het momenteel goed gaat met [minderjarige 1] . De GI heeft aangevoerd dat hij zich goed ontwikkelt, dat hij goede resultaten laat zien op school en een gymnasiumadvies heeft gekregen voor de middelbare school. De moeder heeft naar voren gebracht dat [minderjarige 1] in september zal starten met hulpverlening bij [X] gericht op het contact tussen hem en de vader. Hoewel er geen contact is tussen [minderjarige 1] en de vader loopt er momenteel bij de rechtbank wel een procedure over de omgang tussen hen, hetgeen naar verwachting binnenkort meer duidelijkheid zal scheppen.
Daarnaast is gebleken dat de thuissituatie van de moeder inmiddels voldoende stabiel is. De moeder is recent met de kinderen verhuisd naar een woning voor onbepaalde tijd. Op dit moment is zij in traumabehandeling bij Psychologenpraktijk [X] [plaats] . Gelet op de positieve ontwikkelingen sinds de bestreden beschikking, de hulp die inmiddels wordt geboden aan de moeder en de hulp die vanaf september geboden zal worden aan [minderjarige 1] is het hof van oordeel dat aan de gronden van de wet niet langer is voldaan. De grieven van de moeder treffen in zoverre doel. Het hof zal de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigen, namelijk voor de periode vanaf heden.
5.8
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij een ondertoezichtstelling is uitgesproken voor de periode vanaf heden tot 19 november 2025, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het inleidend verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de periode vanaf heden tot 19 november 2025;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
draagt de griffier op krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, afdeling Familie- en Jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M.J. Alt-van Endt en mr. E.S. Jansen, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 5 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.