ECLI:NL:GHAMS:2025:1921
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bewind en mentorschap ten behoeve van betrokkene; bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank
In deze zaak gaat het om de vraag of een bewind en mentorschap noodzakelijk zijn voor betrokkene, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de kantonrechter. De kantonrechter had op 26 november 2024, op verzoek van de officier van justitie, de goederen van betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap ingesteld. Betrokkene is het niet eens met deze beslissing en verzoekt om afwijzing van de inleidende verzoeken van de officier van justitie. De bewindvoerder en mentor zijn het echter eens met de beslissingen van de kantonrechter.
De procedure in hoger beroep begon op 20 februari 2025, en de zitting vond plaats op 15 mei 2025. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, was aanwezig, evenals de bewindvoerder/mentor en de grootouders. De moeder, vader, halfzus en het Openbaar Ministerie waren niet aanwezig. Betrokkene is geboren in 2000 en verblijft momenteel bij [X] Zorg. De kantonrechter had vastgesteld dat betrokkene, vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand, niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen.
Het hof heeft de argumenten van betrokkene en de bewindvoerder/mentor afgewogen. Betrokkene stelt dat hij in staat is zijn eigen belangen te behartigen, terwijl de bewindvoerder en mentor van mening zijn dat de beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht een mentorschap heeft ingesteld, gezien de licht verstandelijke beperking van betrokkene en zijn kwetsbare positie. Ook het bewind blijft noodzakelijk, gezien de financiële situatie van betrokkene en de risico's van schulden. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het hoger beroep af.