ECLI:NL:GHAMS:2025:1921

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
200.351.456/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewind en mentorschap ten behoeve van betrokkene; bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank

In deze zaak gaat het om de vraag of een bewind en mentorschap noodzakelijk zijn voor betrokkene, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de kantonrechter. De kantonrechter had op 26 november 2024, op verzoek van de officier van justitie, de goederen van betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap ingesteld. Betrokkene is het niet eens met deze beslissing en verzoekt om afwijzing van de inleidende verzoeken van de officier van justitie. De bewindvoerder en mentor zijn het echter eens met de beslissingen van de kantonrechter.

De procedure in hoger beroep begon op 20 februari 2025, en de zitting vond plaats op 15 mei 2025. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, was aanwezig, evenals de bewindvoerder/mentor en de grootouders. De moeder, vader, halfzus en het Openbaar Ministerie waren niet aanwezig. Betrokkene is geboren in 2000 en verblijft momenteel bij [X] Zorg. De kantonrechter had vastgesteld dat betrokkene, vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand, niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen.

Het hof heeft de argumenten van betrokkene en de bewindvoerder/mentor afgewogen. Betrokkene stelt dat hij in staat is zijn eigen belangen te behartigen, terwijl de bewindvoerder en mentor van mening zijn dat de beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht een mentorschap heeft ingesteld, gezien de licht verstandelijke beperking van betrokkene en zijn kwetsbare positie. Ook het bewind blijft noodzakelijk, gezien de financiële situatie van betrokkene en de risico's van schulden. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.351.456/01
zaaknummers rechtbank: 11374455 BM VERZ 24-3735 en 11374456 MB VERZ 24-777 sc
beschikking van de meervoudige kamer van 22 juli 2025 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. A.C. Mens te Hoofddorp.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- [de moeder] (hierna: de moeder);
- [de vader] (hierna: de vader);
- [halfzus] (hierna: halfzus [halfzus] );
- het Openbaar Ministerie;
- [naam 1] en [naam 2] h.o.d.n. MEER Beschermingsbewind, bij de hierna vermelde beschikking van 26 november 2024 benoemd tot bewindvoerder en mentor van betrokkene (hierna: MEER Beschermingsbewind of de bewindvoerder/mentor).
Het hof heeft als informanten aangemerkt:
- [grootouders] (hierna: de grootouders);
- Veilig Thuis.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of een bewind en een mentorschap nodig is voor betrokkene.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Haarlem (hierna: de kantonrechter) heeft in een beschikking van 26 november 2024 (hierna: de bestreden beschikking), op het verzoek van de officier van justitie, de goederen van betrokkene onder bewind gesteld. De kantonrechter heeft ook een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene.
Betrokkene is het daarmee niet eens en wil dat de inleidende verzoeken van de officier van justitie alsnog wordt afgewezen. De bewindvoerder/mentor is het wel eens met de beslissingen van de kantonrechter.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 20 februari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft van de bewindvoerder en de mentor op 22 april 2025 een schriftelijke reactie ontvangen.
2.3
De zitting heeft op 15 mei 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam 1] , bewindvoerder/mentor;
- de grootouders, bijgestaan door [naam 4] , een tolk in de Turkse taal;
- Veilig Thuis, vertegenwoordigd door [naam 3] .
De moeder, de vader, halfzus [halfzus] en het Openbaar Ministerie waren, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet aanwezig op de zitting.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 2000 te [plaats] .
3.2
Betrokkene verblijft momenteel bij [X] Zorg te [plaats B] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, op het verzoek van de officier van justitie, de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Ook heeft de kantonrechter op dezelfde grond een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene. [naam 1] en [naam 2] , h.o.d.n MEER Beschermingsbewind zijn benoemd tot bewindvoerder/mentor.
4.2
Betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de inleidende verzoeken van de officier van justitie alsnog af te wijzen.
4.3
De bewindvoerder en mentor verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep ongegrond te verklaren. Indien het hof overweegt de maatregelen te herzien, dan verzoekt de bewindvoerder en mentor eerst een aanvullend diagnostisch onderzoek op te leggen zodat op basis van recente inzichten een weloverwogen beslissing kan worden genomen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Daarnaast kan de rechter op grond van artikel 1:450 lid 1 BW ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen, indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Artikel 1:452 lid 3 BW bevat een vergelijkbare bepaling voor de benoeming van de mentor.
De standpunten
5.2
Betrokkene stelt dat de kantonrechter ten onrechte een bewind en mentorschap heeft ingesteld. Betrokkene is in staat om zijn eigen belangen te behartigen. Op grond van het psychologisch onderzoek van MEE (uit 2021) wordt slechts geadviseerd om aansturing of ondersteuning te bieden aan betrokkene voor huishoudelijke taken, administratie en financiële zaken. Dit is onvoldoende grond om een bewind en mentorschap uit te spreken. Sinds het bewind en mentorschap zijn er alleen maar meer problemen ontstaan en dit maakt dat betrokkene wil dat deze maatregelen worden beëindigd.
5.3
De bewindvoerder/mentor voert aan dat het bewind en mentorschap nodig zijn. Zij heeft daartoe een aantal omstandigheden en argumenten aangedragen, waarop het hof hierna, voor zover nodig, zal ingaan.
5.4
De grootouders hebben ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het minder goed gaat met betrokkene sinds hij maandelijks minder geld te besteden heeft vanwege het bewind. Het incident dat in april 2025 heeft plaatsgevonden was ook een gevolg van het feit dat betrokkene minder geld te besteden had. De grootouders begrijpen dat betrokkene dit een lastige situatie vindt en maken zich zorgen om hem. De grootouders zijn er niet van overtuigd dat een bewind en mentorschap wenselijk is voor betrokkene. Betrokkene kan zijn geld zelf beheren.
5.5
Veilig Thuis heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat recent een systeemgesprek heeft plaatsgevonden. Uit dit systeemgesprek is naar voren gekomen dat betrokkene ondersteuning nodig heeft vanwege zijn licht verstandelijke beperking. Betrokkene is erg gefocust op geld en de grootouders vinden het moeilijk om een verzoek van betrokkene om extra geld af te wijzen. Hierdoor zullen spanningen blijven bestaan en bestaat de vrees dat het wederom mis zal gaan op het moment dat het bewind en mentorschap wordt beëindigd.
De beoordeling door het hof
Mentorschap
5.6
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is genoegzaam gebleken dat, waar het gaat om zijn verstandelijk functioneren, betrokkene functioneert op moeilijk leren niveau (licht verstandelijke beperking). Vanwege deze licht verstandelijke beperking heeft betrokkene behoefte aan een stabiele woonplek waar hem eventueel ook begeleiding kan worden geboden. Betrokkene is gedurende zijn jeugd grotendeels door zijn grootouders opgevoed en heeft lange tijd bij hen gewoond. Betrokkene heeft ook een periode bij [Y] [plaats B] (hierna: [Y] ) gewoond. Uit het eindverslag van [Y] blijkt dat betrokkene op [naam 1] verschillende plekken heeft gewoond – op de groep, in een eigen studio en in een andere ambulante woning – en dat alle trajecten negatief zijn beëindigd. Na een relatief kort verblijf bij [Y] is betrokkene opnieuw bij zijn grootouders gaan wonen. In april (2025) heeft een incident plaatsgevonden waarbij betrokkene is opgepakt door de politie vanwege verdenking van mishandeling van zijn grootmoeder. Dit incident heeft ertoe geleid dat de officier van justitie een tijdelijk huisverbod van tien dagen heeft opgelegd, waarbij betrokkene geen contact mocht hebben met zijn grootouders. Betrokkene heeft na dit incident één nacht bij het Leger des Heils verbleven. Kort na het incident is betrokkene overgeplaatst naar een tijdelijke crisisplek bij [X] Zorg in [plaats B] (hierna: [X] Zorg). Inmiddels is duidelijk geworden dat betrokkene bij [X] Zorg kan blijven wonen op een reguliere woonplek.
5.7
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter terecht en op goede gronden een mentorschap heeft ingesteld ten behoeve van betrokkene. In 2021 is (in het eerdergenoemde rapport van MEE) vastgesteld dat bij betrokkene sprake is van een licht verstandelijke beperking. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de levensloop van betrokkene, zoals hiervoor bij 5.6 beschreven, erop wijst dat hij moeite heeft om zichzelf staande te houden in de maatschappij. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat betrokkene in een kwetsbare positie verkeerde en nog steeds verkeert en dat een mentorschap nodig en passend was en is om zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard waar te nemen.
5.8
Het hof overweegt hierbij dat de mentor de afgelopen periode veel voor betrokkene heeft geregeld. De mentor gaat na wat betrokkene nodig heeft en biedt ondersteuning waar nodig. Zo heeft de mentor ervoor gezorgd dat betrokkene – na het incident in de thuissituatie bij de grootouders – een reguliere woonplek heeft gekregen bij [X] Zorg, waar betrokkene momenteel verblijft.
Bewind
5.9
Ter zitting in hoger beroep heeft de bewindvoerder naar voren gebracht dat het op dit moment niet wenselijk is om het bewind op te heffen omdat betrokkene nog niet in staat is zijn financiële zaken te overzien. Betrokkene leeft momenteel van een Wajong-uitkering, er zijn nog steeds schulden – waaronder een schuld bij het LAVG vanwege een boete bij de NS, een achterstallige premie van het Zilveren Kruis en een schuld bij de Belastingdienst – en de bewindvoerder vreest dat de schulden zonder een beschermingsmaatregel verder zullen oplopen. De schuld bij de Belastingdienst is recent ontstaan vanwege het feit dat betrokkene ten onrechte huurtoeslag heeft aangevraagd voor zijn woonplek bij [X] Zorg. Daarnaast ontvangt de bewindvoerder geregeld nieuwe boetes voor betrokkene.
5.1
Gelet op de omstandigheden als beschreven onder 5.6 en de door de bewindvoerder gegeven toelichting is het hof van oordeel dat de geestelijke toestand van betrokkene maakt dat ook voor het behoorlijk waarnemen van zijn vermogensrechtelijke belangen een beschermingsmaatregel nodig is. De bewindvoerder constateert dat betrokkene nog steeds negatief en zorgelijk gedrag vertoont op de momenten dat hij om extra geld verzoekt en dit verzoek wordt afgewezen. Op het moment dat betrokkene geen extra geld krijgt van de bewindvoerder, wendt hij zich vaak tot de grootouders die zich op dat moment gedwongen voelen om geld te geven om problemen te voorkomen. Daarbij komt dat betrokkene een beperkt inkomen heeft en zijn vaste lasten recent zijn toegenomen sinds hij een reguliere woonplek heeft gekregen bij [X] Zorg. De conclusie van het hof luidt dan ook dat de onderbewindstelling een noodzakelijke en passende beschermingsmaatregel was en is.
5.11
Hetgeen overigens nog is aangevoerd leidt niet tot een andere beslissing.
5.12
Dit leidt tot de volgende conclusie.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 22 juli 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.