ECLI:NL:GHAMS:2025:19

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
200.333.963/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling vennootschap onder firma, tussenarrest

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, gewezen op 20 juli 2023. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.C.I. Veerman, heeft hoger beroep ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.H. Hamberg, die inmiddels van het tableau is geschrapt. De appellant heeft de rechtbank verzocht om het bestreden vonnis te vernietigen en heeft een aantal specifieke vorderingen geformuleerd, waaronder de vernietiging van een gemaakte afspraak op grond van dwaling en de veroordeling van de geïntimeerde tot het opstellen van een slotbalans per 31 december 2020. De geïntimeerde heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van de appellant in de proceskosten.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het geschil in de kern draait om de verdeling van goederen en schulden, zoals beschreven in artikel 3:182 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft aangegeven dat een dergelijke verdeling niet kan worden vernietigd op grond van dwaling, tenzij er sprake is van benadeling van meer dan een vierde gedeelte. Om de wederzijdse stellingen van partijen te verhelderen, heeft het hof een mondelinge behandeling voor een meervoudige kamer bepaald. Tijdens deze zitting krijgen de advocaten de gelegenheid om hun standpunten toe te lichten en zal het hof ook proberen een schikking tussen partijen te faciliteren.

De beslissing van het hof houdt in dat partijen samen met hun advocaten moeten verschijnen voor de mondelinge behandeling, die zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in Amsterdam. Partijen dienen uiterlijk op 28 januari 2025 beschikbaarheid op te geven voor de zitting in de maanden maart, april en mei 2025. Het hof heeft verder bepaald dat partijen twee weken voor de zitting de relevante stukken in kopie moeten overleggen aan het hof en de wederpartij. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.333.963/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 9885592 / CV EXPL 22-1852
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 januari 2025
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. J.C.I. Veerman te Volendam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.H. Hamberg (thans geschrapt van het tableau).
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 6 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 20 juli 2023 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad (hierna: het bestreden vonnis), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties;
- memorie van antwoord met producties;
- akte van [appellant] op 9 juli 2024.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft, na wijziging van eis, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog (i) de tussen partijen gemaakte afspraak zal vernietigen op grond van dwaling, (ii) [geïntimeerde] zal veroordelen om mee te werken aan het opstellen van een slotbalans per 31 december 2020 met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 van de vennootschapsovereenkomst, (iii) partijen zal veroordelen met elkaar af te rekenen op basis van deze slotbalans per 31 december 2020 en (iv) [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [appellant] te veel aan [geïntimeerde] heeft betaald gelet op deze slotbalans, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1.
Het onderhavige geschil ziet naar het voorshands oordeel van het hof in de kern op een verdeling in de zin van artikel 3:182 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uit artikel 3:196 lid 1 BW in samenhang met artikel 3:199 BW volgt dat een dergelijke verdeling niet kan worden vernietigd op grond van dwaling, tenzij een deelgenoot heeft gedwaald omtrent de waarde van een of meer van de te verdelen goederen en schulden en hij daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld.
2.2.
Het hof ziet aanleiding een mondelinge behandeling voor een meervoudige kamer te bepalen om partijen in de gelegenheid te stellen toe te lichten hoe hun wederzijdse stellingen omtrent dwaling zich verhouden tot het voorshands door het hof toepasselijk geachte juridisch kader, te weten de afdelingen 2 en 3 van titel 7 van boek 3 BW. Bij deze mondelinge behandeling krijgen de advocaten ieder tien minuten spreektijd waarbij spreekaantekeningen mogen worden gebruikt, waarna mondelinge re- en dupliek zal worden toegestaan. Vervolgens zal het hof partijen vragen stellen.
2.3.
Het hof zal deze zitting ook benutten om een schikking tussen partijen te faciliteren. In verband daarmee wordt van de advocaten verwacht dat zij ten behoeve van de voorbereiding daarvan met hun cliënten bespreken welke mogelijkheden er eventueel zijn om tot een finale oplossing te komen van het geschil, en hoe deze mogelijke oplossingen eruit kunnen zien.
2.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
3.1.
bepaalt dat partijen tezamen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hof, dat daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam, op een nader te bepalen tijdstip, voor de onder en 2.2. en 2.3. omschreven doelen;
3.2.
bepaalt dat partijen, na overleg hierover tussen de advocaten, uiterlijk op de rol van 28 januari 2025 een reeks van dagdelen in de maanden maart, april en mei 2025 dienen op te geven, waarop alle partijen (inclusief hun advocaten) beschikbaar zijn, waarna het hof de dag en het tijdstip van de mondelinge behandeling zal vaststellen, in welk geval behoudens klemmende redenen of overmacht geen uitstel van de mondelinge behandeling zal worden verleend;
3.3.
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken vóór de dag van de mondelinge behandeling de stukken waarop zij eventueel nog een beroep willen doen, in kopie over dienen te leggen door toezending aan het hof (roladministratie-team handel) en de wederpartij;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, M.M. Korsten-Krijnen en J.M. van den Berg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.