ECLI:NL:GHAMS:2025:1899

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
200.351.474/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Exequaturprocedure inzake erkenning en tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis van de ICC Court of Arbitration te Genève

In deze zaak heeft DXT Commodities SA, een vennootschap naar Zwitsers recht, verzocht om erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland van een arbitraal vonnis van de ICC Court of Arbitration te Genève, gewezen op 18 oktober 2024. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 1075 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Verdrag van New York. Gazprom Export LLC, de verweerster, is niet verschenen bij de mondelinge behandeling, en het hof heeft vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat zij op de juiste wijze is opgeroepen voor deze behandeling. De Russische Federatie heeft een voorbehoud gemaakt bij het Haags Betekeningsverdrag, waardoor de toezending per aangetekende brief niet als een toegestane vorm van kennisgeving kan worden beschouwd. Het hof heeft daarom besloten dat de beslissing over het verzoek van DXT moet worden aangehouden totdat Gazprom Export op de juiste wijze is opgeroepen. De mondelinge behandeling is gepland voor 3 december 2025, met de mogelijkheid voor Gazprom Export om een verweerschrift in te dienen tot drie weken voor deze datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.351.474/01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2025
inzake
de vennootschap naar Zwitsers recht
DXT COMMODITIES SA,
gevestigd te Lugano, Zwitserland,
verzoekster,
advocaat: mr. A.D. Polkerman te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Russisch recht
GAZPROM EXPORT LLC,
gevestigd te Sint-Petersburg, Russische Federatie,
verweerster,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Partijen worden hierna DXT en Gazprom Export genoemd.
DXT heeft bij verzoekschrift met bijlagen, ontvangen ter griffie van het hof op 21 februari 2025, verzocht om - uitvoerbaar bij voorraad - erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland van het arbitraal vonnis van de ICC Court of Arbitration te Genève (Zwitserland) (hierna: het ICC Court of Arbitration) van 18 oktober 2024, met veroordeling van Gazprom Export in de kosten van dit geding (hierna: het arbitrale vonnis). DXT heeft haar verzoek gegrond op artikel 1075 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) juncto de artikelen III en IV van het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken van 10 juni 1958, Trb. 1959, 58 (hierna: het Verdrag van New York), althans artikel 1076 Rv.
Op 24 juni 2025 heeft DXT nadere producties ingediend (bijlagen 6 tot en met 12).
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 juli 2025. Daarbij zijn verschenen voor DXT, mr. P.J. Soede en mr. B.N.C. Plieger, beiden advocaat te Amsterdam. Mrs. Soede en Plieger hebben ter zitting het verzoek van DXT nader toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities en vragen van het hof beantwoord. Tevens is nog een (in het Engels vertaalde) uitspraak van het Helsinki District Court van 19 juni 2025 in het geding gebracht.
Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.Achtergrond van het verzoek

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde bewijsstukken, wordt van de volgende feiten uitgegaan.
2.1
Tussen partijen is op 18 oktober 2024 een in de Engelse taal gesteld arbitraal vonnis gewezen door de ICC Court of Arbitration.
2.2
Het arbitrale vonnis heeft betrekking op een geschil tussen partijen over de nakoming door Gazprom Export van de
Gas Sales Framework Agreementvan 31 januari 2019, zoals aangepast door een
Amendment and Restatement Agreementvan 30 april 2021 (hierna: de GSFA) en de
European Federation of Energy Traders General Agreement Concerning the Delivery and Acceptance of Natural Gasvan 11 februari 2020 (hierna: de EFET-overeenkomst). De overeenkomsten omvatten individuele contracten die zijn gesloten op basis van de GSFA en individuele contracten die zijn gesloten op basis van de EFET-overeenkomst. In de overeenkomsten en de individuele contracten is bepaald dat geschillen zullen worden beslecht via internationale arbitrage in Genève (Zwitserland) volgens de ICC Rules of Arbitration, met drie arbiters, en dat de procedure in het Engels wordt gevoerd.
2.3
In het arbitrale vonnis is Gazprom Export veroordeeld tot:
betaling aan DXT van EUR 369.648.163,62, overeenkomend met de vervangingskosten die DXT moest maken vanwege schendingen door Gazprom Export van de individuele GSFA-contracten. Vanaf de dag volgend op de vervaldatum van elke factuur tot aan de volledige betaling daarvan, is Gazprom Export rente verschuldigd tegen een tarief van vijf procentpunten boven de basisrente van de Duitse rentevoet per jaar, conform § 288(1) tweede volzin van het Duits Burgerlijk Wetboek;
betaling aan DXT van EUR 15.753.866,00, overeenkomend met de vervangingskosten die DXT moest maken vanwege schendingen door Gazprom Export van de individuele EFET-contracten. Vanaf en met inbegrip van de vervaldatum van elke factuur tot aan de betaling (exclusief de betaaldatum) is Gazprom Export rente verschuldigd tegen een tarief gelijk aan de éénmaands EURIBOR-rente van 11:00 uur op de vervaldatum, vermeerderd met drie procent (3%) per jaar, zoals bepaald in paragraaf 13.5 van de Election Sheet bij de EFET-overeenkomst;
betaling aan DXT van CHF 733.914,20, EUR 888.469,37, USD 5.385,00 en GBP 2.100,00, overeenkomend met de kosten van de arbitrageprocedure. Ook over deze bedragen is Gazprom Export rente verschuldigd tegen een tarief van vijf procentpunten boven de basisrente van de Duitse rentevoet per jaar, vanaf de datum van het vonnis tot aan de volledige en finale betaling.
2.4
Tot op heden heeft Gazprom Export niet vrijwillig voldaan aan de veroordelingen in het arbitrale vonnis.

3.Beoordeling

3.1
Gazprom Export is bij de onder punt 1 genoemde mondelinge behandeling niet verschenen. Allereerst ligt daarom ter beantwoording voor de vraag of Gazprom Export, als de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt verlangd, voor die behandeling behoorlijk is opgeroepen. Uit het bepaalde in artikel 987, derde lid, Rv in verbinding met artikel 1075, tweede lid, Rv volgt dat bij de beantwoording van deze vraag uitgangspunt is dat het op de weg van DXT had gelegen Gazprom Export bij deurwaardersexploot op te roepen voor de mondelinge behandeling. Bij de oproeping had DXT het bepaalde in artikel 55, eerste lid, Rv in verbinding met het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken van 15 november 1965 (Trb. 1969, 55), hierna ‘het Haags Betekeningsverdrag’, in acht moeten nemen.
3.2
Teneinde aan te tonen dat zij heeft gehandeld als bovenvermeld heeft DXT voorafgaand aan de mondelinge behandeling een kopie van een deurwaardersexploot van 2 mei 2025 overgelegd, inhoudend de oproeping van Gazprom Export (in het Nederlands, Engels en Russisch) voor de mondelinge behandeling door betekening van het genoemde exploot aan de ambtenaar van het ressortsparket bij het hof overeenkomstig het bepaalde in artikel 55, eerste lid, Rv, met uitdrukkelijke verwijzing in het exploot naar de toepasselijke bepalingen van het Haags Betekeningsverdrag. Daarnaast heeft DXT een ‘
Request of Service Abroad of Judicial or Extrajudicial Documents’ van 13 mei 2025 overgelegd, zoals door het Openbaar Ministerie, samen met voornoemde stukken ter oproeping van Gazprom Export, is verzonden aan de Centrale Autoriteit van de Russische Federatie, zijnde
The Ministry of Justice of the Russian Federation. DXT heeft verder een verklaring van 20 juni 2025 van de door haar in de arm genomen deurwaarder in het geding gebracht, waarin diens ambtsverrichtingen in verband met de oproeping van Gazprom Export zijn beschreven, met bijlagen. Volgens de verklaring van de deurwaarder heeft deze, naast de voornoemde betekening aan de ambtenaar van het ressortsparket, op 2 mei 2025 een afschrift van het oproepingsexploot aan Gazprom Export toegezonden per aangetekende brief, gericht aan het kantooradres van Gazprom in Sint-Petersburg, Russische Federatie. Aanvullend heeft de deurwaarder op 2 mei 2025 een gewone pakketpostzending van de betekende stukken aan Gazprom Export gestuurd. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder op 2 mei 2025 een scan van de betekende stukken per e-mail verzonden naar vier e-mailadressen die zouden toebehoren aan Gazprom Export.
3.3
De vraag of Gazprom Export behoorlijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling moet worden beantwoord aan de hand van het Haags Betekeningsverdrag, in het bijzonder aan de hand van het bepaalde in artikel 15 daarvan. Hierbij is van belang dat DXT geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat het exploot met de oproeping daadwerkelijk aan Gazprom Export is betekend of daarvan aan Gazprom Export is kennisgegeven. Volgens de verklaring van de deurwaarder volgt uit het portaal van PostNL dat de aangetekende zending op 21 mei 2025 in ontvangst is genomen, dat de gewone pakketpostzending op 30 mei 2025 is bezorgd en dat de deurwaarder op elk van de e-mails dezelfde dag het navolgende bericht heeft ontvangen: ‘de levering bij deze ontvangers of groepen is voltooid, maar er is geen ontvangstbevestiging verzonden door de doelserver’. Op 5 mei 2025 heeft de deurwaarder leesbevestigingen van twee e-mailadressen ontvangen, alsmede een e-mail dat de deurwaarder niet op het juiste adres is en zijn verzoek moet richten aan het e-mailadres van Gazprom Export. Ten slotte heeft de deurwaarder verklaard dat hij heeft geprobeerd via FedEx en UPS een koerierszending te laten plaatsvinden, maar dat deze diensten geen service meer aanbieden voor zendingen naar adressen in de Russische Federatie.
3.4
Uit het voorgaande volgt dat een bericht van de centrale autoriteit van de Russische Federatie, waaruit blijkt dat deze voor het tijdstip van de mondelinge behandeling het exploot van oproeping heeft betekend of heeft doen betekenen aan Gazprom Export of haar daarvan heeft kennisgegeven, ontbreekt. Aldus is niet komen vast te staan dat Gazprom Export is opgeroepen voor de mondelinge behandeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, eerste lid onder a, van het Haags Betekeningsverdrag. Artikel 10 van het Haags Betekeningsverdrag laat, behalve betekening of kennisgeving van een stuk door de centrale autoriteit van de aangezochte staat, toe dat het betrokken stuk rechtstreeks per post wordt toegezonden aan degene voor wie het is bestemd, tenzij de staat van bestemming een voorbehoud op dit punt heeft gemaakt, waarbij die staat door middel van een daartoe gemaakt bezwaar heeft verklaard zich tegen deze wijze van kennisgeving te verzetten. De Russische Federatie heeft op de voet van het bepaalde in artikel 21, tweede lid onder a, een zodanig voorbehoud bij het Haags Betekeningsverdrag gemaakt. De toezending per aangetekende brief waarover de deurwaarder heeft verklaard, kan daarom niet worden aangemerkt als een door het Haags Betekeningsverdrag toegestane vorm van kennisgeving, zodat daaraan niet het rechtsgevolg toekomt dat Gazprom Export moet worden geacht behoorlijk te zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, eerste lid onder b, van het Haags Betekeningsverdrag.
3.5
Bij ontbreken van een bericht van de centrale autoriteit van de Russische Federatie waaruit blijkt dat het oproepingsexploot aan Gazprom Export is betekend of haar daarvan is kennisgegeven voor het tijdstip van de mondelinge behandeling, moet het hof ervan uitgaan dat Gazprom Export niet behoorlijk is opgeroepen voor die behandeling. Nu Gazprom Export niet is verschenen bij de mondelinge behandeling, brengt het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van het Haags Betekeningsverdrag daarom dwingend mee dat de beslissing over het verzoek van DXT thans moet worden aangehouden. Het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van het Haags Betekeningsverdrag laat niet toe dat ondanks het ontbreken van een bericht van de centrale autoriteit van de Russische Federatie en ondanks het niet verschijnen van Gazprom Export bij de mondelinge behandeling een beslissing over het verzoek zal worden gegeven, aangezien niet aan de voorwaarden van die bepaling is voldaan, alleen al omdat tussen de toezending van het oproepingsexploot en het tijdstip van de mondelinge behandeling minder dan de in artikel 15, tweede lid onder b, genoemde termijn van zes maanden is verstreken. Het betoog van DXT dat voornoemde bepaling wat betreft de daarin genoemde termijn van zes maanden in het onderhavige geval buiten toepassing moet blijven, wordt verworpen. Nog daargelaten dat DXT niet duidelijk heeft gemaakt op welke juridische grondslag voornoemde verdragsbepaling buiten toepassing kan worden gelaten, heeft zij onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die dat zouden kunnen rechtvaardigen. De stelling van DXT dat zij belang heeft bij executie van het arbitrale vonnis en dat dit belang zwaarder weegt dan het belang van Gazprom Export om verwittigd te zijn van het onderhavige verzoek, is daartoe onvoldoende alleen al omdat aan het belang van DXT na ommekomst van de genoemde termijn van zes maanden alsnog tegemoet kan worden gekomen mits aan de overige voorwaarden is voldaan.
3.6
Het bovenstaande leidt ertoe dat het hof op grond van het bepaalde in artikel 987, vierde lid, Rv in verbinding met artikel 1075, tweede lid, Rv en artikel 15, eerste lid, van het Haags Betekeningsverdrag de nadere oproeping van Gazprom Export zal bevelen voor de mondelinge behandeling van het verzoek. Daartoe zullen tevens een nieuwe dag en tijd voor die behandeling worden bepaald. De mondelinge behandeling zal aldus onder punt 4 nader worden bepaald op een termijn van ten minste zes maanden, welke tijdspanne tegelijk een termijn inhoudt als bedoeld in artikel 15, tweede lid onder b, van het Haags Betekeningsverdrag en artikel 10, eerste lid onder b, van de wet tot uitvoering van dat verdrag, zodat na het verstrijken van die termijn ook zonder bericht van de centrale autoriteit van de Russische Federatie over het verzoek zal kunnen worden beslist, mits aan de voorwaarden van laatstgenoemde bepalingen is voldaan. De nadere mondelinge behandeling zal op gezamenlijk verlangen van partijen kunnen worden vervroegd indien en voor zover de beschikbare zittingsruimte van het hof dat toelaat.
3.7
Uitsluitend ter voorlichting van partijen wordt opgemerkt dat de toewijsbaarheid van het verzoek, met inachtneming van het bepaalde in het Verdrag van New York voor zover van belang, bij de nadere mondelinge behandeling geheel opnieuw aan de orde zal moeten komen, zodat DXT het verzoek dan wederom zal mogen toelichten en Gazprom Export zich daartegen zal mogen verweren. Aan Gazprom Export zal gelegenheid worden gegeven een verweerschrift in te dienen tot uiterlijk drie weken voor de nadere mondelinge behandeling.
3.8
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
beveelt DXT Gazprom Export op te roepen voor de hieronder te noemen nadere mondelinge behandeling;
bepaalt dat een nadere mondelinge behandeling van het ingediende verzoek zal worden gehouden in een van de zalen van het Paleis van Justitie, IJdok 20 te 1013 MM Amsterdam, op 3 december 2025 behoudens vervroeging als onder 3.6 vermeld;
bepaalt dat Gazprom Export een verweerschrift zal mogen indienen tot uiterlijk drie weken voor de datum van de nadere mondelinge behandeling;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. van der Burg, M.L.D. Akkaya en S. Tamboer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.