Uitspraak
1.SHIELD GROUP HOLDING B.V.,
[geïntimeerde],
MCG HOLDING B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Artikel 5. Bestuurs- en aandeelhoudersbesluiten
Overige schulden en overlopende activa
8. Lonen en salarissen
- de omzet 1ste halfjaar is met een bedrag van 157k zeer teleurstellend
- [naam 2] is voor het overgrote deel verantwoordelijk voor deze omzet
- De door [naam 7] voor 2021 geprognosticeerde omzet lijkt daarmee niet realistisch
- Het genormaliseerde resultaat over het eerste halfjaar bedraagt minimaal negatief 50k
- Het negatieve eigen vermogen bedraagt 80k; dit is incl. een in te toekomst te verrekenen latente belastingclaim van 54k! (…)
Ook is de aanname onjuist dat de onderneming niet in staat zou zijn om de voor die investeringen noodzakelijke gelden aan te trekken. Wij zien daartoe wel degelijk mogelijkheden, maar achten daarbij een herstructurering (en wijziging van bestuurder en aandeelhoudersverhoudingen) wel noodzakelijk.(…)
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling in principaal hoger beroep
(i) Het ten onrechte en op gefingeerde gronden buitenspel zetten van PTI;
werkelijkeen ook realiseerbare verkoopwaarde van de aandelen van Iwitness zo hoog was, dat daarmee werkelijk een opbrengst voor PTI kon worden gerealiseerd dan wel, als bij gebreke van de gewraakte transactie een (andere) activaverkoop zou hebben plaatsgevonden, alle schuldeisers van Iwitness voldaan hadden kunnen worden, zodat nog geld te verdelen zou zijn geweest onder de aandeelhouders.
funnelper medio 2021 of in het najaar van 2021 nog relevante commerciële waarde vertegenwoordigde. De
funnel, die optelt tot ruim € 18 miljoen aan omzet, bestaat voor het overgrote deel uit een optelsom van offertes die in 2019 waren uitgebracht. Daarnaast noemt het overzicht drie aanbestedingen die gedateerd zijn op het jaar 2020 (een paar procent van de totale omzet die de
funnelnoemt). SGH c.s. heeft toegelicht dat deze
funnelgeen relevante waarde meer vertegenwoordigde, en dat uitspraken die bij de aandeelhoudersvergadering van 16 juli 2021 over de funnel zijn gedaan dat niet anders maken. PTI heeft daar onvoldoende tegenovergesteld.
funnelleeft, op 10 februari 2021 geantwoord:
funnelnog een waarde vertegenwoordigde die realiseerbaar was binnen Iwitness zelf met de bestaande aandeelhouders, binnen de grenzen van haar financiële mogelijkheden, dan wel realiseerbaar door derden die hiervoor zouden willen betalen.
- De door PTI genoemde omstandigheid dat PTI zich in 2018 tegen een ondernemingswaardering van € 833.611,- bij Iwitness heeft ingekocht, toen de onderneming (ook) verlieslatend was, zegt onvoldoende over de situatie vanaf medio 2021. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat Iwitness in 2020 nog ruim € 100.000,- winst had gemaakt. Overigens vloeide deze winst volgens SGH en [geïntimeerde] voornamelijk voort uit een (eenmalige) incidentele verkoop aan een partij die geen eindklant was, maar die de exclusieve rechten wilde hebben voor haar land.
- De waardebepaling van [bedrijf] (hiervoor, 3.34) is – in belangrijke mate – gebaseerd op de aanname dat 15% van de
- In het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat niet is gebleken dat MCG de activa onder de prijs heeft verworven (onder 4.11 en 4.16 vonnis). Voor zover in de grieven van PTI al een klacht tegen dit oordeel valt te lezen, heeft PTI geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel over de waarde van de activa kunnen leiden. Overigens heeft MCG op de mondelinge behandeling in het hoger beroep toegelicht dat [naam 2] de aanbesteding (met het oog waarop MCG de activa had gekocht) niet heeft gewonnen, dat [naam 2] de verdere ontwikkeling van de software wegens tekortkomingen heeft stopgezet, en dat de voorraad bodycams is gedateerd en inmiddels onverkoopbaar is geworden. Volgens MCG zijn de activa waardeloos gebleken. Eerder had zij in de stukken al gemeld dat zij genoodzaakt was geweest de software volledig te herontwikkelen. Het voorgaande bevestigt dat de stelling van PTI ongegrond is dat de activa meer waard waren dan € 250.000,-. Aan het niet geconcretiseerde bewijsaanbod om [naam 16] te horen over “de ontwikkelde software” en over de “mogelijk destijds bij Zepcam bestaande interesse” in de software gaat het hof (mede) gelet op het voorgaande voorbij.
- Tegenover de gemotiveerde betwisting van SGH c.s. heeft PTI voorts onvoldoende onderbouwd dat de waarde van de activa of de onderneming zich (deels) buiten de koopprijs om heeft gerealiseerd. Onweersproken is dat [geïntimeerde] niet bij de onderneming van [naam 6] in dienst is getreden, en daarvoor ook geen andere (betaalde) werkzaamheden heeft verricht. Evenmin is buiten de koopovereenkomst een bonus overeengekomen. PTI stelt wel dat dit mogelijk anders is, omdat in de onderhandelingen tussen SGH en MCG over een bonus is gesproken, maar SGH c.s. heeft toegelicht dat het daarvan niet is gekomen. De enige afspraak tot nabetaling van een deel van de koopsom (een