ECLI:NL:GHAMS:2025:1808

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
200.350.212/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van minderjarige op basisschool en BSO

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met haar minderjarige kind naar [plaats C]. De moeder had eerder bij de rechtbank Amsterdam een verzoek ingediend om met haar kind te verhuizen en hem in te schrijven op een basisschool en buitenschoolse opvang in de nieuwe woonplaats. De rechtbank had dit verzoek afgewezen en in plaats daarvan de vader toestemming verleend voor de inschrijving van het kind op een basisschool in [plaats A]. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de belangen van de moeder en het kind zwaarder wegen dan die van de vader. De moeder heeft voldoende aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar persoonlijke omstandigheden en dat deze verhuizing geen negatieve impact zal hebben op de zorgregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend om met het kind te verhuizen naar [plaats C] en hem in te schrijven op de basisschool en BSO in die plaats. Daarnaast heeft het hof de zorgregeling en de wisseltijden voor het halen en brengen van het kind vastgesteld, evenals een regeling voor de zomervakantie.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken van ouderlijk gezag en de noodzaak om de belangen van het kind voorop te stellen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de communicatie tussen de ouders en de mogelijkheid om gezamenlijke beslissingen te nemen over de opvoeding van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.350.212/01
zaaknummer rechtbank: C/13/755074/FA RK 24-5298
beschikking van de meervoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. A.M.E. Derks te Woerden ,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [plaats A] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. B.N. Voogd te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving bij een basisschool en BSO, en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) voor [minderjarige] .
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 23 oktober 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats C] en haar daar in te schrijven op een basisschool en BSO afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige] op een basisschool in [plaats A] toegewezen. Het verzoek van de moeder tot wijziging van de in het ouderschapsplan vastgestelde zorgregeling is toegewezen waarbij een nieuwe zorgregeling is vastgesteld.
De moeder wil dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en dat haar alsnog vervangende toestemming wordt verleend om met [minderjarige] te mogen verhuizen naar [plaats C] en haar in te schrijven op basisschool de [naam 1] en buitenschoolse opvang [naam 2] in [plaats C] . Daarnaast verzoekt zij de beslissing omtrent de zorgregeling voor wat betreft het weekschema zoals door de rechtbank vastgesteld in stand te laten, althans te bekrachtigen en aan te vullen voor wat betreft het halen en brengen van [minderjarige] alsook de wisseltijden en de verdeling van de zomervakantie zodat de regeling er zo uit komt te zien als onder 4.2.
De vader is het ook niet eens met de bestreden beschikking en wil dat de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling wordt vernietigd.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 22 januari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 12 maart 2025 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 18 april 2025 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast ontvangen een bericht van de zijde van de moeder van 8 mei 2025 met bijlagen.
2.5
De zitting heeft op 21 mei 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber.
Beide advocaten hebben ter zitting pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn de ouders van:
- [minderjarige] , geboren [in] 2020 te [plaats A] .
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest en zijn op 4 mei 2021 gescheiden. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] verblijft sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder.
3.2
In maart 2021 zijn de ouders in een ouderschapsplan een verdeling van de zorg overeengekomen. Tot aan de bestreden beschikking gold tussen de ouders een zorgregeling waarbij [minderjarige] bij de vader verbleef:
Week 1: dinsdag vanaf 09.00 uur tot woensdag 09.00 uur;
zondag vanaf 11.00 uur tot maandag 09.00 uur
Week 2: dinsdag vanaf 09.00 uur tot woensdag 09.00 uur;
vrijdag vanaf 09.00 uur tot maandag 09.00 uur.
Het ouderschapsplan houdt verder het voornemen in om de zorg uiteindelijk op 50/50% te verdelen, een zogenaamd co-ouderschap. Zij verwachten dat dit aan de orde zal zijn, zodra [minderjarige] 4 jaar is.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de volgende zorgregeling vastgesteld:
[afbeelding]
De rechtbank heeft voorts de vader – ter vervanging van de toestemming van de moeder – vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van [minderjarige] op de basisschool [naam 3] te [plaats A] . Het verzoek van de moeder om met [minderjarige] te mogen verhuizen naar [plaats C] en haar in [plaats C] in te schrijven op de basisschool en de BSO is afgewezen.
In het principaal hoger beroep
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking en uitvoerbaar bij voorraad,- dat de moeder alsnog vervangende toestemming wordt verleend om met ingang van de datum van de beschikking met [minderjarige] naar [plaats C] te verhuizen en haar in te schrijven op basisschool De [naam 1] en buitenschoolse opvang [naam 2] in [plaats C] ;
- de beslissing omtrent de zorgregeling voor wat betreft het weekschema zoals door de rechtbank vastgesteld, in stand te laten althans te bekrachtigen en aan te vullen voor wat betreft het halen en brengen van [minderjarige] alsook de wisseltijden en verdeling van de zomervakantie, zodat de regeling er - aanvullend op de bij bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling - als volgt uit komt te zien:
Halen en brengen/wisseltijden
Week 1
  • Maandag tot en met donderdag 08.20 uur vallen onder de verantwoordelijkheid van de moeder.
  • Donderdag wordt [minderjarige] bij de moeder wakker en brengt de moeder [minderjarige] naar school aankomst om 08.20 uur. Indien er geen school is brengt de moeder [minderjarige] naar de vader aankomst om 10.00 uur. Als [minderjarige] ziek is brengt de moeder [minderjarige] naar de vader aankomst tussen 08.30 en 09.00 uur.
  • Donderdag 08.20 uur tot en met zondag vallen onder de verantwoordelijkheid van de vader.
Week 2
  • Maandag brengt de vader [minderjarige] naar school aankomst om 08.20 uur.
  • Indien er geen school is brengt de vader [minderjarige] naar de moeder aankomst om 10.00 uur. Als [minderjarige] ziek is brengt de vader [minderjarige] naar de moeder aankomst tussen 08.30 en 09.00 uur.
  • Maandag 08.20 uur tot woensdag tot 17.00 uur vallen onder de verantwoordelijkheid van de moeder.
  • Woensdag brengt de moeder [minderjarige] naar de vader in [plaats B] , vertrek om 17.00 uur.
  • Woensdag 17.00 uur tot einde schooltijd vallen onder de verantwoordelijkheid van de vader.
  • Vrijdag haalt de moeder [minderjarige] uit school.
  • Indien [minderjarige] ziek is of er geen school is op vrijdag brengt de vader [minderjarige] bij de moeder aankomst om 17.00 uur.
Zomervakantie
3 weken bij de vader en 3 weken bij de moeder, waarbij beide ouders niet langer dan 14 dagen aaneengesloten weg zijn met [minderjarige] (15 dagen als dit met een vliegvakantie zo uitkomt) tenzij anders overeengekomen. Na 14 dagen is er een contactmoment met de andere ouder. Beide ouders werken mee aan een planning waarbij beide complete gezinnen op zomervakantie kunnen.
4.3
De vader verzoekt de verzoeken van de moeder om de bestreden beschikking te vernietigen niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar grieven af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van gronden.
In het incidenteel hoger beroep
4.4
De vader verzoekt de bestreden beschikking zoals gegeven in het dictum ten aanzien van de vastgestelde zorgregeling te vernietigen.
4.5
De moeder verzoekt het verzoek van de vader verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof zal de grieven in principaal hoger beroep en in incidenteel hoger beroep, gelet op hun inhoud en onderlinge samenhang, hierna gezamenlijk bespreken.
Vervangende toestemming verhuizing en inschrijving basisschool en BSO
5.2
Het hof dient allereerst te beslissen op het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats C] .
Wettelijk kader
5.3
Uit artikel 1:253a, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter dient in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen.
Standpunten van partijen
5.4
De moeder is van mening dat haar verzoek om vervangende toestemming voor de verhuizing met [minderjarige] naar [plaats C] onterecht is afgewezen. De rechtbank heeft onvoldoende oog gehad voor haar belangen. Een verhuizing naar [plaats C] is voor de moeder van groot belang omdat het haar de mogelijkheid geeft een nieuw leven op te bouwen met haar nieuwe partner en zijn kinderen in een inmiddels vertrouwde omgeving. Doordat de nieuwe partner gebonden is aan [plaats C] , heeft de moeder enkel hier de mogelijkheid tot gezinsuitbreiding en krijgt zij net als de vader ook de mogelijkheid om met [minderjarige] in een kindvriendelijke omgeving buiten [plaats A] te wonen. De moeder heeft de verhuizing goed voorbereid. Zij heeft vier maanden voordat [minderjarige] naar school zou gaan met de vader gecommuniceerd over de verhuizing. Er is sprake van gelijkwaardig ouderschap en de communicatie tussen de ouders verloopt goed. Een verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar [plaats C] heeft geen vermindering van het contact tussen [minderjarige] en de vader als gevolg. De zorgregeling zoals vastgelegd in de bestreden beschikking kan ongewijzigd voortgezet worden en de reistijd van de school in [plaats C] naar [plaats B] scheelt maar 4,6 minuten met de reistijd van de school in [plaats A] naar [plaats B] , aldus de moeder.
5.5
De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het inleidende verzoek van de moeder terecht heeft afgewezen. De noodzaak voor de verhuizing is niet vast komen te staan en de rechtbank heeft een zorgvuldige belangenafweging gemaakt. Het co-ouderschap van de nieuwe partner van de moeder behoort niet zwaarder te wegen dan de zorgregeling die de vader heeft met [minderjarige] en de 50/50 zorgverdeling. Het argument dat de moeder naar [plaats C] wil verhuizen omdat haar nieuwe partner daar woont en gebonden is, is onvoldoende zwaarwegend. De moeder heeft alternatieve oplossingen niet of onvoldoende onderzocht. Door de verhuizing van [plaats A] naar [plaats C] zou [minderjarige] in een volledig andere leefwereld terecht komen. Deze verandering heeft impact op de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige] . [minderjarige] is geworteld in [plaats A] aangezien zij hier sinds afgelopen schooljaar naar de basisschool gaat en vriendjes heeft. Handhaving van de huidige situatie is in het belang van [minderjarige] en geeft haar rust en continuïteit. De verhuizing van de vader naar [plaats B] is in overeenstemming met het ouderschapsplan en zorgt niet voor een fundamentele wijziging van de leefwereld van [minderjarige] . Een verhuizing naar [plaats C] zou ernstige gevolgen hebben voor de huidige zorgregeling en het contact tussen de vader en [minderjarige] . Zij moeten aanzienlijk langer reizen van [plaats B] naar [plaats C] dan van [plaats B] naar [plaats A] . De rol van de vader zal door de afstand steeds meer worden ingeperkt omdat het leven van [minderjarige] dan steeds meer vorm zal krijgen in [plaats C] , aldus de vader.
Advies van de raad
5.6
De raad heeft zich ter zitting in hoger beroep onthouden van het geven van advies ten aanzien van de vervangende toestemming voor de verhuizing naar [plaats C] . In algemene zin heeft de raad naar voren gebracht dat [minderjarige] op een leeftijd is dat zij zich kan aanpassen aan een nieuwe omgeving. Het is van belang dat er afspraken gemaakt worden tussen de ouders en dat deze door beiden gedragen worden. Dan zal [minderjarige] daar haar weg in kunnen vinden. Het moet duidelijk zijn voor haar dat beide ouders achter de afspraken staan en dat ze mag zijn waar zij is. Dit zal veel vragen van de ouders nu zij beiden verschillende belangen hebben. Er moeten in de toekomst nog veel gezamenlijke beslissingen over [minderjarige] worden genomen. Er zijn mogelijkheden om de ouders te ondersteunen bij het onderlinge contact en het nemen van de gezamenlijke beslissingen om het risico dat [minderjarige] hiermee wordt belast, te beperken.
De beoordeling door het hof
5.7
Het hof dient overeenkomstig vaste rechtspraak een belangenafweging te maken tussen het belang van de moeder en andere zwaarwegende belangen. Zo dient het hof naast het belang van de moeder rekening te houden met het belang van [minderjarige] , maar ook met het belang van de vader. Het belang van de vader bij afwijzing van het inleidende verzoek van de moeder is gelegen in het behouden van zijn huidige rol in het leven van [minderjarige] en het kunnen voortzetten van de 50/50 zorgregeling die is vastgesteld tussen hem en [minderjarige] . Net als de vader, heeft ook [minderjarige] het belang om contact met de vader te kunnen behouden. Het is de vraag of het belang van de moeder bij verhuizing naar [plaats C] opweegt tegen het belang van de vader en [minderjarige] om dichter bij elkaar te (blijven) wonen en ongestoord contact te behouden.
5.8
Bij de afweging van alle genoemde belangen is het voor het hof allereerst relevant of aan de zijde van de moeder sprake is van een noodzaak om te verhuizen. Het hof acht de noodzaak voor de moeder om te verhuizen gegeven. Moeder woont klein in een haars inziens minder prettige buurt in [plaats A] . De vader is inmiddels al verhuisd naar een andere woning buiten [plaats A] , in [plaats B] , waar hij woont met zijn nieuwe partner en hun kind. De moeder heeft – net als de vader – het recht en belang om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en zich te vestigen bij haar partner en samen met hem een gezin te vormen. Zij heeft de wens samen met haar nieuwe partner nog een kind te krijgen en de partner van de moeder is gebonden aan de regio [plaats C] . De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar nieuwe partner wegens een met de moeder van zijn kinderen lopende co-ouderschapsregeling niet buiten de regio [plaats C] kan verhuizen. Die kinderen zijn al een stuk ouder dan [minderjarige] , gaan al geruime tijd in [plaats C] naar school en hebben daar hun nevenactiviteiten. Aan de uitvoering van deze co-ouderschapsregeling is ook gewicht gehecht toen het verzoek van de moeder van de kinderen om te mogen verhuizen is afgewezen.
Naast een eventuele noodzaak bij de moeder om te verhuizen is van belang of de verhuizing voldoende doordacht en voorbereid is. Het hof is van oordeel dat dat het geval is. De moeder heeft vier maanden voordat [minderjarige] naar school zou gaan met de vader gecommuniceerd over de verhuizing. Zij heeft een schema van de zorgregeling uitgedacht, een basisschool en BSO uitgezocht in [plaats C] en wil haar huis in [plaats A] achter de hand houden door het te verhuren.
Verder vermindert de verhuizing van de moeder met [minderjarige] de betrokkenheid van de vader naar het oordeel van het hof niet en hoeft het niet tot verschraling van zijn vaderrol te leiden. De verhuizing zal, vergelijk hetgeen het hof hierna heeft overwogen, geen, laat staan een wezenlijke impact hebben op de bestaande zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] . De vader zal ook in het nieuwe schema van de zorgregeling nog steeds zes op de veertien dagen met haar kunnen doorbrengen, zoals voorheen ook het geval was. Partijen zijn immers voorafgaand aan de onderhavige procedure niet in onderling overleg daadwerkelijk tot uitbreiding van de zorgregeling naar een 50-50 verdeling overgegaan. Moeder is vrij op de woensdagen en de vader werkt fulltime. Beide ouders zijn beschikbaar doordat zij flexibele werkgevers hebben en meerdere dagen per week vanuit huis kunnen werken. De vader hoeft hierdoor gedurende de dagen dat hij voor [minderjarige] zorgt niet naar zijn werkgever in Hoofddorp te reizen. Hierdoor is zijn reistijd, en ook die van [minderjarige] , overzienbaar en wordt deze ten gevolge van de verhuizing niet (te veel) vergroot. De vader heeft ter zitting te kennen gegeven dat zijn nieuwe partner ook kan halen en brengen. [minderjarige] , wordt door de verhuizing ook niet zwaarder belast dan nu al het geval is. Als de moeder in [plaats C] woont, heeft zij door haar partner, die ook voor [minderjarige] kan zorgen, net als de vader een vangnet. Ook dit acht het hof in het belang van [minderjarige] .
Een andere omstandigheid waarmee het hof rekening houdt bij de beoordeling van het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing is de leeftijd van [minderjarige] en de mate waarin zij geworteld is in haar omgeving. Met de raad is het hof van oordeel dat [minderjarige] op haar vierjarige leeftijd nog niet diepgaand is geworteld en nog flexibel genoeg is om van school te veranderen. Met de verhuizing van de vader naar [plaats B] is er naast [plaats A] al een tweede leefwereld voor [minderjarige] gecreëerd. Bovendien is de leefwereld van [minderjarige] momenteel al gedeeltelijk in [plaats C] omdat zij daar regelmatig heen gaat met de moeder om bij de partner van de moeder te verblijven. Een verhuizing naar [plaats C] beperkt juist het aantal leefwerelden van [minderjarige] tot [plaats C] en [plaats B] . Dit zorgt voor meer rust en is daarmee naar het oordeel van het hof in het belang van [minderjarige] .
Ten slotte ziet het hof in de verstandhouding tussen de ouders geen belemmering. De communicatie tussen de ouders verloopt in het algemeen redelijk. De overdracht van [minderjarige] verloopt gemoedelijk.
5.9
Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de belangen van de moeder en [minderjarige] om naar [plaats C] te verhuizen, zwaarder wegen dan het belang bij de vader van afwijzing van dit verzoek. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook vernietigen voor zover daarbij het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats C] te verhuizen is afgewezen en dit verzoek alsnog toewijzen.
5.1
Gelet op het voorgaande zal het hof eveneens vervangende toestemming verlenen voor de inschrijving van [minderjarige] op basisschool de [naam 1] en buitenschoolse opvang [naam 2] in [plaats C] , nu de vader zich daartegen voor het geval dat de toestemming tot verhuizen wordt verleend niet heeft verzet.
De zorgregeling
Wettelijk kader
5.11
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW – voor zover hier van belang – kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen onder meer een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Standpunten van partijen
5.12
De moeder is van mening dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling behouden moet worden, maar dat er tijdstippen vastgesteld dienen te worden waarop gewisseld wordt en vastgesteld wordt wie [minderjarige] haalt en brengt. Het ontbreken van wisseltijden heeft in de praktijk tot zeer onwenselijke situaties geleid die niet in het belang van [minderjarige] zijn. Ook wenst de moeder dat een vakantieregeling voor de zomervakantie wordt vastgesteld, waarbij beide ouders [minderjarige] drie aaneengesloten weken bij zich hebben.
5.13
De vader is van mening dat de zorgregeling als vastgesteld in de bestreden beschikking niet in lijn is met de 50/50 verdeling zoals afgesproken in het co-ouderschapsplan. Door de zorgregeling blijft voor de vader slechts 40% van de tijd met [minderjarige] over. Bovendien bevat de zorgregeling onuitvoerbare onderdelen, omdat de moeder volgens de zorgregeling op donderdagochtend in week 1 [minderjarige] eerst naar de vader moet brengen en de vader [minderjarige] vervolgens naar school brengt. De moeder houdt zich nu niet aan de vastgestelde zorgregeling door [minderjarige] op de aan de vader toegewezen donderdagochtend van week 1 bij zich te houden en de vader en [minderjarige] hebben op vrijdagmiddag in week 2 zeer weinig tijd samen. De vader stelt voor de donderdagochtend van week 1 te ruilen met de vrijdagavond in week 2. [minderjarige] kan dan vrijdagavond blijven slapen bij de vader en op zaterdagochtend naar de moeder. De vader stelt daarom een driewekelijks schema voor dat wel rekening houdt met een 50/50 verdeling en dat uitvoerbaar is. [minderjarige] is dan de eerste twee weekenden bij de vader en het derde weekend bij de moeder.
Tegen de door de moeder voorgestelde vakantieregeling voert de vader geen verweer.
Advies van de raad
5.14
De raad heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven zich te onthouden van het geven van advies ten aanzien van de zorgregeling.
De beoordeling door het hof
5.15
Ten aanzien van de zorgregeling overweegt het hof als volgt. Het hof begrijpt het door de rechtbank vastgestelde zorgschema zo dat het ziet op wie van de ouders de verantwoordelijkheid draagt voor [minderjarige] . Het hof onderkent dat dit reguliere schema niet een exacte 50/50 verdeling heeft, conform de
intentiedie partijen oorspronkelijk in het ouderschapsplan hadden vanaf het moment dat [minderjarige] vier jaar is, maar is van oordeel dat deze verdeling, die de voor de vader met [minderjarige] beschikbare tijd naar het oordeel van het hof niet, laat staan wezenlijk beperkt ten opzichte van de voorafgaand aan de verhuizing geldende zorgregeling, het meest praktisch is en het minste wisselmomenten oplevert, hetgeen in het belang is van [minderjarige] . Het voorgestelde driewekelijkse schema van de vader acht het hof, anders dan de vader, onoverzichtelijk voor partijen en zeker voor [minderjarige] en dus niet in het belang van [minderjarige] . Bovendien betekent het voorstel van de vader dat [minderjarige] geen enkel weekend volledig bij de moeder doorbrengt. Het hof zal om die reden grotendeels het schema van de rechtbank overnemen, behalve op vrijdagmiddag in week 2. De moeder haalt [minderjarige] dan uit school, zodat de vader [minderjarige] niet uit school hoeft te halen om haar drie uur later alweer naar de moeder te moeten brengen. De verantwoordelijkheid voor [minderjarige] komt daarom ’s middags al bij de moeder te liggen. Dit betekent dat de zorgregeling na de datum van deze beschikking als volgt is:
Week
Dagdeel
M
D
W
D
V
Z
Z
1
ochtend
moeder
moeder
moeder
vader
vader
vader
vader
middag
moeder
moeder
moeder
vader
vader
vader
vader
avond
moeder
moeder
moeder
vader
vader
vader
vader
2
ochtend
vader
moeder
moeder
vader
vader
moeder
moeder
middag
moeder
moeder
moeder
vader
moeder
moeder
moeder
avond
moeder
moeder
vader
vader
moeder
moeder
moeder
5.16
Het hof zal het verzoek van de moeder tot het bepalen van wisseltijden en een regeling voor het halen en brengen toewijzen. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] en wenselijk ter verdere voorkoming van onduidelijkheid/discussies tussen de ouders dat er tijdstippen worden vastgesteld waarop gehaald en gewisseld wordt. Dit leidt tot de volgende wisseltijden:
Halen en brengen/wisseltijden:
Week 1
 Donderdagochtend brengt de moeder [minderjarige] naar school aankomst om 08.20 uur. Als er geen school is brengt de moeder [minderjarige] naar de vader aankomst om 10.00 uur. Als [minderjarige] ziek is brengt de moeder [minderjarige] naar de vader aankomst tussen 08.30 en 09.00 uur.
Week 2
  • Maandagochtend brengt de vader [minderjarige] naar school aankomst om 08.20 uur. Als er geen school is brengt de vader [minderjarige] naar de moeder aankomst om 10.00 uur. Als [minderjarige] ziek is brengt de vader [minderjarige] naar de moeder aankomst tussen 08.30 en 09.00 uur.
  • Woensdagmiddag brengt de moeder [minderjarige] om 17.00 uur naar de vader.
  • Vrijdagmiddag haalt de moeder [minderjarige] uit school.
  • Als [minderjarige] ziek is of er geen school is op vrijdag brengt de vader [minderjarige] bij de moeder om 17.00 uur.
5.17
De vakantieregeling met betrekking tot de zomervakantie zal het hof ook bepalen in overeenstemming met de verzoeken van de moeder, nu de vader ter zitting heeft verklaard daarin mee te willen gaan. Het hof bepaalt dat [minderjarige] drie weken bij de vader verblijft en drie weken bij de moeder, waarbij de ouders niet langer dan veertien dagen aaneengesloten weg zijn met [minderjarige] (vijftien dagen als dit met een vliegvakantie zo uitkomt) tenzij anders overeengekomen. Daarbij zal er na veertien dagen een contactmoment met de andere ouder zijn en beide ouders meewerken aan een planning waarbij beide complete gezinnen op zomervakantie kunnen.
5.18
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige] naar [plaats C] te verhuizen en om [minderjarige] in te schrijven op basisschool de [naam 1] en buitenschoolse opvang [naam 2] in [plaats C] ;
bepaalt de zorgregeling als genoemd in het schema onder 5.15;
bepaalt de wisseltijden voor het halen en brengen van [minderjarige] zoals genoemd onder 5.16;
bepaalt de vakantieregeling zoals genoemd onder 5.17;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. M.J. Alt-van Endt en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 15 juli 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.