4.2.4.De inkomsten uit de handel met Ghana
Aan de betrokkene is de gelegenheid geboden om aannemelijk te doen worden dat en waarom de onverklaarde ontvangsten niet of niet geheel hun oorsprong vinden in feiten als bedoeld in artikel 36e Sr dan wel anderszins niet kunnen gelden als voordeel in de zin van die bepaling.
In dat kader heeft de betrokkene verklaard dat hij handelde in auto’s. Deze auto’s kocht hij van particulieren in Nederland, verscheepte hij naar Ghana en werden daar geleverd aan kopers. De betaalde geldbedragen werden vervolgens contant door anderen naar Nederland gebracht en aan de betrokkene overhandigd. De betrokkene stortte de bedragen vervolgens op zijn bankrekening. Alle bankstortingen in de onderzochte periode, met uitzondering van € 3.000,00, zijn hierdoor te verklaren.
Het hof begrijpt hieruit dat de verdediging stelt dat betrokkene in de onderzochte periode minimaal € 112.815,00 (€ 115.815,00 - € 3.000,00) aan contante inkomsten uit de handel met Ghana heeft ontvangen en dat het hierboven geconstateerde verschil van € 100.535,00 een legale herkomst heeft.
Ter onderbouwing van de inkomsten uit autohandel heeft de verdediging diverse documenten overgelegd. De volgende stukken hebben betrekking op de onderzochte periode:
1.
Vrachtbrief [vervoersbedrijf] , 21-6-16,
Renault Satis, [kenteken 01] , onv betrokkene;
2a.
Vrachtbrief [vervoersbedrijf] , 1-5-17,
VW Transporter[kenteken 02] , onv betrokkene;
2b.
Ongedateerde brief met kop Customs Excise & Preventive Service met als tekst VW Transporter Kwitantie [vervoersbedrijf] Ghana, 9-7-2017, bedrag: 495,78 GHS, onv betrokkene, vermelding van vessel, aankomst 4-6-2017;
2c.
Rekening [vervoersbedrijf] Ghana, 9-6-2017, bedrag: 495,78 GHS, onv betrokkene, vermelding van vessel, vertrek Adam 1-5-2017, aankomst Tema 4-6-2017;
2d.
Factuur [vervoersbedrijf] Ghana, 9-6-2017, bedrag: 495,78 GHS, onv betrokkene, vermelding van vessel, vertrek Adam 1-5-2017, aankomst Tema 4-6-2017;
2e.
Kwitantie [vervoersbedrijf] Ghana, 9-7-2017, bedrag: 495,78 GHS, onv betrokkene, vermelding van vessel, aankomst 4-6-2017;
2f.
Kentekenbewijs Deel II, VW Transporter, [kenteken 02] , VIN: [framenummer 01] , geen datum, onv betrokkene;
3.
Vrachtbrief [vervoersbedrijf] ,
Opel Corsa [kenteken 03] ,onv betrokkene, 15-12-18;
4.
Vrachtbrief [vervoersbedrijf] ,
VW Golf [kenteken 04], onv betrokkene, 19-1-19;
5
Formulier douane Ghana, VW Transporter, VIN niet goed leesbaar, 4-2-2019;
6a.
Formulier douane Ghana, 2 x
VW Transporter, VIN: [framenummer 02] en [framenummer 03] , 4-2-2019;
6b.
Formulier douane Ghana, 2 x
VW Transporter, VIN: [framenummer 02] en [framenummer 03] , onv betrokkene, 29-1-2019;
6c.
Vrachtbrief, 2 x VW Transporter, VIN: [framenummer 02] en [framenummer 03] , onv betrokkene, ongedateerd;
6d.
Kwitantie [vervoersbedrijf] , 5-10-20, bedrag: 21,26 GHS, onv betrokkene, vermelding van vessel, aankomst 20-2-19;
6e.
Rekening [vervoersbedrijf] , 5-10-20, bedrag: 21,26 GHS, onv betrokkene, vermelding van vessel, vertrek Adam 19-1-19, aankomst Tema 20-2-2019.
Daarnaast zijn andere vergelijkbare stukken overgelegd die betrekking hebben op de uitvoer van auto’s vóór en na de onderzochte periode.
Uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van het hof dat de betrokkene in de onderzochte periode ten minste zes auto’s naar Ghana heeft uitgevoerd. Van een daadwerkelijke inkoop of verkoop van de voertuigen heeft de betrokkene niets overgelegd. Desondanks acht het hof – op basis van de stukken en de verklaringen van de betrokkene – aannemelijk dat de betrokkene vóór, in en na de onderzochte periode auto’s heeft uitgevoerd naar Ghana met het oogmerk deze te verkopen en daarmee winst te behalen. Het hof is echter van oordeel dat de verdediging niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ‘onverklaarbare inkomsten’ afkomstig zijn uit de handel in auto’s.
In dat kader acht het hof allereerst van belang dat de verdediging geen berekening of schatting van de totale inkomsten van de handel in de onderzochte periode heeft gegeven. Bovendien blijven de verklaringen van de betrokkene over de winst per auto en de frequentie van de verkoop vaag en ongespecificeerd. De overgelegde stukken bieden voor dit gebrek aan concretisering te weinig compensatie. Immers, ook als van de (vage) verklaringenvan de betrokkene zou worden uitgegaan en de meest gunstige berekening worden toegepast, zou de betrokkene met de verkoop van de in de documenten genoemde voertuigen niet meer dan € 30.000,00 winst hebben gemaakt. De stelling van de verdediging is naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende concreet en te weinig onderbouwd om aan te nemen dat de betrokkene in de onderzochte periode een bedrag van € 100.535,00 heeft ontvangen uit zijn handel in auto’s.
Evenmin ziet het hof aanleiding om een lager bedrag aan contant ontvangen inkomsten uit deze handel te schatten, bijvoorbeeld aan de hand van een schatting van de winst die de betrokkene zou hebben gegenereerd door de verkoop van de zes auto’s ten aanzien waarvan de betrokkene documenten heeft overgelegd. Het ligt op de weg van de betrokkene om te stellen hoeveel geld hij met de verkoop van deze auto’s verdiend zou hebben en dit nader toe te lichten, bijvoorbeeld door – in ieder geval globaal – aan te geven wat de inkoopwaarde, de kosten en de opbrengsten per auto zijn geweest. Nu de betrokkene hierin, ondanks een vergelijkbare constatering van de rechtbank, ook in hoger beroep zelfs niet bij benadering op deze punten inzicht heeft gegeven, ziet het hof geen mogelijkheid om een schatting te maken van het bedrag dat de betrokkene aan inkomsten genoten heeft van de verkoop van deze voertuigen.