ECLI:NL:GHAMS:2025:1715

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
200.342.102/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging en tussenkomst in Dexia-zaak; partij handelt in hoedanigheid van niet-handelende partner en als erfgename van de handelende partner; voldoende belang; geen strijd met de goede procesorde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een incident tot voeging en tussenkomst in een Dexia-zaak. De eiseres in het incident, erfgename van een handelende partner, heeft verzocht om als tussenkomende partij te worden toegelaten in de hoofdzaak tussen Dexia Nederland B.V. en [geïntimeerde]. Dexia heeft zich verzet tegen deze vordering en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van erfgename. Het hof heeft echter geoordeeld dat erfgename voldoet aan de eisen voor toelating als gevoegde partij en als tussenkomende partij, en dat zij een voldoende belang heeft. Het hof heeft vastgesteld dat er geen strijd is met de goede procesorde, ondanks de argumenten van Dexia. De incidentele vordering van erfgename is toegewezen, en het hof heeft de hoofdzaak verwezen naar de rol voor een memorie aan de zijde van erfgename. Dexia is veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van erfgename zijn begroot op nihil, omdat er geen significante werkzaamheden zijn verricht. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.342.102/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9812152 EL 22-33
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 juli 2025
inzake
[geïntimeerde] in haar hoedanigheid van erfgename van [naam],
wonende te [plaats] ,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam,
in de zaak van
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [plaats] ,
geïntimeerde,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam.
Partijen worden hierna erfgename, Dexia en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Dexia is bij dagvaarding van 17 mei 2024 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 22 februari 2024, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en Dexia als gedaagde.
Partijen in de hoofdzaak hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven van Dexia;
- memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met producties.
In het incident zijn de volgende stukken ingediend:
- de op dezelfde roldatum als de memorie van antwoord ingediende incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst van erfgename, met productie;
- conclusie van antwoord in het incident tot voeging en tussenkomst van Dexia;
- conclusie van antwoord in het incident tot voeging en tussenkomst van [geïntimeerde] .
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

2.1.
Erfgename heeft in het incident gevorderd dat zij als gevoegde en tussenkomende partij zal worden toegelaten in de hoofdzaak.
2.2.
Dexia heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van erfgename in haar vordering tot voeging en tussenkomst, althans afwijzing daarvan.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot voeging en tussenkomst van erfgename.
2.3.
Erfgename heeft voldaan aan de eisen voor toelating als gevoegde partij aan de zijde van [geïntimeerde] en als tussenkomende partij. Zij heeft daarbij een voldoende belang. Dat [geïntimeerde] zowel als geïntimeerde in de hoofdzaak en als eiseres in het incident tot voeging en tussenkomst optreedt doet daaraan niet af, daar zij in het ene geval handelt in de hoedanigheid van niet-handelende partner en in het andere geval als erfgename van de handelende partner.
Verder maakt de omstandigheid dat erfgename, zoals Dexia heeft gesteld, ook een afzonderlijke procedure tegen Dexia had kunnen instellen, waarin zij aanspraak maakt op terugbetaling van de door haar gewezen echtgenoot aan Dexia betaalde bedragen, het voorgaande niet anders. Naar het oordeel van het hof is er, anders dan Dexia heeft gesteld, dan ook geen sprake van strijd met de goede procesorde.
De incidentele vordering zal worden toegewezen.
2.4.
Het hof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor een memorie aan de zijde van erfgename, waarin zij haar standpunten ter ondersteuning van de vordering van [geïntimeerde] nader - zo mogelijk met overlegging van relevante stukken - kan onderbouwen en waarin zij haar vorderingen als tussenkomende partij kan instellen. Dexia en [geïntimeerde] zullen vervolgens in de gelegenheid gesteld worden hierop te reageren.
2.5.
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld, die aan de zijde van erfgename worden begroot op nihil, omdat geen werkzaamheden van betekenis zijn verricht.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident
laat erfgename toe zowel tussen te komen als zich te voegen aan de zijde van [geïntimeerde] in de hoofdzaak tussen Dexia en [geïntimeerde] ;
veroordeelt Dexia in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van erfgename begroot op nihil;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 12 augustus 2025 voor memorie aan de zijde van erfgename;
bepaalt dat Dexia en [geïntimeerde] daarna in de gelegenheid zullen worden gesteld om een memorie in te dienen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, W.J.J. Los en M.M. Kruithof en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.