Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
haar vorderingen in conventie alsnog zal toewijzen en die van [geïntimeerde] in reconventie alsnog zal afwijzen met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, waaronder de kosten van het ten laste van [geïntimeerde] gelegde conservatoir beslag, met nakosten en rente.
3.Feiten
€ 27.454.488,20 exclusief btw overeengekomen. Deze aanneemsom is nadien aangepast (zie 3.8, 3.9 en 3.10.).
€ 1.435.707,86 te betalen.
€ 2.471.108,79.
4.Eerste aanleg
€ 1.286.764,05, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente verhoogd met twee procentpunten over € 1.146.705,25 vanaf 2 maart 2012 tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
5.Beoordeling
aanvullingop de aannemingsovereenkomst voor het hotelgedeelte aanvullende opdrachten worden gegeven. Vervolgens staat er in Casco+:
“De oplevering zal uiterlijk op 31 januari 2018 plaatsvinden (…)”en in Casco++:
“De oplevering zal uiterlijk op 31 mei 2018 plaatsvinden (…)”. Deze tekst wijst er niet op dat het beginsel van één opleveringsdatum voor het commerciële gedeelte zoals in de aannemingsovereenkomst is vastgelegd, is verlaten. Partijen hebben daarover ook nooit gesproken of gecorrespondeerd, hetgeen voor de hand zou hebben gelegen als zij daartoe hadden willen overgaan aangezien dat voor beiden forse financiële consequenties kon hebben. Zoals de rechtbank terecht tot uitdrukking heeft willen brengen, biedt de stilte van partijen hieromtrent, maar ook over het verstrijken van de oorspronkelijke datum van 29 december 2017, steun voor de conclusie dat zij met de nieuw genoemde data in de Casco+ en Casco++ hebben bedoeld dat de oplevering van het commerciële gedeelte (hotel en retail) in zijn geheel zou opschuiven. Die opleveringsdatum is uiteindelijk door partijen bepaald op 6 juli 2018. De grief faalt.
grief 5 in principaal appelsubsidiair nog aangevoerd dat zij recht heeft op bouwtijdverlenging omdat zij op een zeer laat moment werd geconfronteerd met wijzigingen, te weten meerwerk ter zake van (a) vloerafwerking, (b) deuren, (c) akoestisch spuitwerk, (d) rooster in RAL kleur en (e) keuken Begane Grond hotel. Die wijzigingen hadden als gevolg dat pas na het uitvoeren ervan van [appellant] kon worden verwacht dat zij overging tot oplevering en dat was niet eerder dan 2 januari 2019. Zij heeft immers ook altijd gewaarschuwd dat verzoeken om wijzigingen tijdsconsequenties zouden hebben. Als dat anders is, brengt de billijkheid mee dat de boete moet worden gematigd tot nihil omdat niet vaststaat dat [geïntimeerde] in de verhouding met haar huurder aansprakelijk is of andere schade heeft.
volledigoverlappen is een semantische kwestie die hier verder niet van belang is. Ook heeft [appellant] niet cumulatief boetes verbeurd. [geïntimeerde] heeft onvoldoende onderbouwd dat partijen dat zijn overeengekomen. Weliswaar verwijst zij naar paragraaf 1 lid 2 van de UAV 2012, maar volgens dat artikel moet een afzonderlijke termijn voor een afzonderlijk werk in het bestek worden gesteld. [geïntimeerde] heeft niet aangevoerd dat dit het geval is en dat is ook niet gebleken.
€ 2.086,67 per maand, te vermeerderen met rente. [geïntimeerde] legt daaraan ten grondslag dat de bankgarantie is gesteld onder druk en uitdrukkelijk ter vervanging van een gelegd beslag dat onrechtmatig is, zodat [appellant] hiervoor aansprakelijk is.
6.Beslissing
te vermeerderen met de kosten die tot de datum van dit arrest nog zijn gemaakt ten behoeve van de gestelde bankgarantie ter hoogte van maandelijks € 2.086,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid tot en met de datum van betaling;