ECLI:NL:GHAMS:2025:167

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
200.349.061
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoed kort geding inzake de openbaarmaking van een documentaire over een gedetineerde Surinaamse Nederlander

In deze zaak gaat het om een spoed kort geding dat volgt op een eerder arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 juni 2023. In dat arrest werd de openbaarmaking van een aflevering van een documentaire, geproduceerd door Submarine, verboden. Dit verbod was ingesteld omdat de uitzending onrechtmatig zou zijn jegens een in de Verenigde Staten gedetineerde Surinaamse Nederlander, hier aangeduid als [appellant]. Submarine heeft de aflevering aangepast en aanvullende mogelijkheden voor wederhoor geboden, en vraagt nu dat het hof het verbod op de tenuitvoerlegging van het eerdere arrest opheft. Het hof oordeelt dat de aangepaste versie van de aflevering nog steeds onder het verbod valt, omdat het belang van [appellant] bij de tenuitvoerlegging van het arrest gerespecteerd moet worden. Het hof wijst de vorderingen van Submarine af en bevestigt dat de uitzending van de documentaire, zelfs in gewijzigde vorm, niet kan plaatsvinden zonder de rechten van [appellant] te schenden. De zaak is complex en raakt aan de belangen van vrijheid van meningsuiting versus de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer: 200.349.061/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: C/13/757057 / KG ZA 24-808
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 januari 2025
inzake
[appellant],
gedetineerd te [plaats 1] , Verenigde Staten ,
appellant,
advocaat mr. P.J. Bos te Amsterdam,
tegen
SUBMARINE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat mr. Chr. A. Alberdingk Thijm, te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en Submarine genoemd.

1.Kern van de zaak

Dit betreft een spoed kort geding volgend op het arrest van dit hof van 19 juni 2023, waarbij het hof de openbaarmaking, dan wel ter beschikking stelling aan derden ter openbaarmaking, van een aflevering van een documentaire gemaakt door Submarine op straffe van een dwangsom heeft verboden, omdat uitzending van die aflevering onrechtmatig is jegens een in de Verenigde Staten gedetineerde Surinaamse Nederlander. Submarine heeft die aflevering vervolgens aangepast en aanvullende mogelijkheden voor wederhoor geboden, en vraagt nu dat het hem verboden wordt het arrest van 19 juni 2023 ten uitvoer te leggen en dwangsommen te incasseren. Het hof oordeelt dat ook de aangepaste versie van de aflevering valt onder het verbod en dat hij nog steeds een te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het arrest. Het hof legt het door Submarine gevraagde verbod dan ook niet op.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 13 december 2024 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 november 2024, gewezen tussen Submarine als eiseres en [appellant] als gedaagde. De dagvaarding bevat de grieven en producties.
Submarine heeft daarna een memorie van grieven met producties ingediend.
Partijen hebben de zaak vervolgens tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2025 doen toelichten, [appellant] door mr. P.J. Bos voornoemd, mr. R.S. Imamkhan , advocaat te Amsterdam, alsmede door mr. M. Ellens en Submarine door mr. Chr. A. Alberdingk Thijm voornoemd, allen aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Submarine alsnog zal afwijzen, met een beslissing over de proceskosten.
Submarine heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met een beslissing over de proceskosten.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.55 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. [appellant] heeft in zijn appeldagvaarding een aantal bezwaren tegen deze feiten geformuleerd en deze bezwaren als grief 1 voorgedragen. Voor zover relevant en door Submarine c.s. niet of onvoldoende bestreden zal het hof daarmee in het onderstaande verder rekening houden. Samengevat en voor zover voor de beoordeling relevant komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[appellant] , geboren op [datum ] , is een Surinaamse Nederlander, die tot 1969 in Nederland heeft gestudeerd en gewoond.
3.2.
Submarine is een productiebedrijf dat onder meer speelfilms en documentaires ontwikkelt.
3.3.
In 1969 is [appellant] met zijn gezin, dat toen bestond uit hemzelf, zijn vrouw [naam 1] , zijn zoon en stiefdochter [naam 2] , naar Suriname verhuisd en in 1971 naar de Verenigde Staten , waar familie van zijn vrouw woonde.
3.4.
In 1981 heeft de stiefdochter aangifte gedaan van seksueel misbruik door [appellant] . De nicht van [naam 2] , [naam 3] , heeft een getuigenverklaring afgelegd en heeft gemeld dat [appellant] ook haar heeft aangerand. [appellant] heeft seksueel misbruik altijd ontkend.
3.5.
In augustus 1983 zijn de vrouw en stiefdochter van [appellant] vermoord, toen [appellant] op een meerdaagse jachttrip was met zijn zoon.
3.6.
Op 10 april 1984 is [appellant] aangehouden op verdenking van de moorden. Hij is toen tijdens een hoorzitting vrijgesproken van de aanklacht ‘moord’. Op de nadere aanklacht ‘huurmoord’ is [appellant] opnieuw aangehouden, voordat hij de gevangenis kon verlaten. Hij is daarvoor uiteindelijk veroordeeld tot (in totaal) 56 jaar gevangenisstraf en zit nog steeds vast in een gevangenis in de Verenigde Staten . [appellant] heeft enige betrokkenheid bij de moorden altijd ontkend.
3.7.
Aan de basis van de veroordeling van [appellant] lag onder meer ten grondslag een getuigenverklaring van [naam 4] . Deze heeft later gezegd een valse verklaring te hebben afgelegd, in ruil voor bepaalde privileges, en bleek een goede bekende te zijn van de in de zaak van [appellant] dienstdoende officier van justitie. Tegen die achtergrond is een herzieningsprocedure gestart. Omdat hij inmiddels was overleden, kon [naam 4] in die procedure niet meer worden gehoord. De veroordeling van [appellant] is blijven staan.
3.8.
In 1988 heeft het Amerikaanse tijdschrift True Detective een artikel gewijd aan de zaak [appellant] . Daarin is ook [naam 2] ’s aangifte van seksueel misbruik genoemd.
3.9.
Sinds 2011 krijgt [appellant] vanuit Nederland ondersteuning van de stichting PrisonLaw , in de persoon van de advocaat mr. Rachel Imamkhan (verder: Imamkhan ). PrisonLaw biedt ondersteuning aan Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zijn, bijvoorbeeld door bij te dragen aan goede juridische bijstand en betrokkenheid van de Nederlandse Staat, ook om Nederlandse onderdanen die in slechte omstandigheden in buitenlandse gevangenissen verblijven, naar Nederland over te brengen.
3.10.
Aan de gevangenschap van [appellant] in de Verenigde Staten zijn in 2015 en 2017 artikelen in de Volkskrant gewijd.
3.11.
Imamkhan en [naam 5] van Submarine zijn met elkaar in contact gekomen en hebben de mogelijkheid besproken om een documentaire te maken over [appellant] . [naam 5] is in dat verband ook bij [appellant] op bezoek geweest.
3.12.
Op 20 oktober 2016 is een samenwerkingsoverkomst tot stand gekomen tussen Submarine en Imamkhan (als medewerkster van PrisonLaw ).
3.13.
In een persbericht van 17 juli 2017 (per e-mail toegestuurd aan PrisonLaw ) heeft Submarine het volgende geschreven:
“(…)
Producent Submarine en omroep BNN-VARA werken al langere tijd aan een documentaire over de zaak [appellant] , die draait om de mogelijk onterechte gevangenschap van de [leeftijd 1] Surinaamse Nederlander [appellant] . Hij zit al sinds 1986 in een [plaats 1] gevangenis vast. Afgelopen zaterdag [datum ] besteedde de Volkskrant een groot artikel aan [appellant] .
‘De zaak [appellant] ’ (werktitel) gaat over de zoektocht naar de waarheid rond de veroordeling van [appellant] tot 56 jaar gevangenschap voor de moord op zijn destijds [leeftijd 2] vrouw en zijn stiefdochter. We volgen de Nederlandse advocate Rachel Imamkhan , werkzaam voor PrisonLAW , een organisatie die gedetineerden in het buitenland bijstaat. Zij heeft de zaak sinds 2011 in onderzoek. De documentaire is daarmee de eerste Nederlandse
true crimeserie: de kijker wordt meegenomen in het lopende onderzoek om uiteindelijk zelf te oordelen of [appellant] terecht of onterecht veroordeeld is, en om antwoord te geven op de vraag of hij zijn laatste levensjaren wel of niet in vrijheid kan doorbrengen.
Producent [naam 5] van Submarine: ‘De zaak [appellant] is een complex en aangrijpend verhaal. Het toont een tragisch familiedrama, maar is tegelijkertijd ook een verhaal over corruptie van politie, het criminele milieu in [plaats 2] en een falend Amerikaans rechtssysteem.’
De documentaire wordt geregisseerd door [naam 6] (Via Genova, Droomland Amerika, De jacht op de match).
‘De zaak [appellant] ’ is een coproductie van Submarine en BNN-VARA en zal later te zien zijn op NPO 2.”
3.14.
Op 3 augustus 2018 heeft Submarine ( [naam 5] ) aan de zus van [appellant] (met Imamkhan in de cc) het volgende gemaild:
“Een ding staat voorop, onze hoofdvraag of hij onschuldig vast zit voor de moord op zijn vrouw en dochter, niet of hij incest heeft gepleegd. Dat is echt een enorm verschil. Ik heb er nog geen bewijzen voor gevonden (…) Ons doel is niet een film te maken over of je broer seksueel misbruik zou hebben gepleegd. Dat soort films maken [naam 6] noch ik. We kunnen je andere films laten zien die we beiden hebben gemaakt, misschien zou dat helpen om je te laten zien dat we niet uit zijn op een sensationeel verhaal?”
3.15.
In 2019 hebben Submarine en Imamkhan de mogelijke risico’s besproken die de documentaire voor [appellant] zou kunnen hebben.
3.16.
In mei 2021 heeft [appellant] aan BNNVARA geschreven dat in de gevangenis een mislukte moordpoging op hem heeft plaatsgevonden.
3.17.
Op 21 juni 2021 en op 23 september 2021 heeft Imamkhan de samenwerking met Submarine opgezegd, omdat naar haar mening de afspraken werden geschonden en de documentaire schadelijk kon zijn voor [appellant] zaak en veiligheid.
3.18.
[appellant] , die inmiddels een slechte gezondheid heeft, verblijft thans in de [gevangenis] in [plaats 1] ( V.S ). Hij heeft getracht via zogenoemde ‘
parole hearings’ vroegtijdig vrij te komen – in de Verenigde Staten kan een ‘
parole board’ daarover beslissen – maar dat is tot heden niet gelukt.
3.19.
De nabestaanden van de vrouw en stiefdochter van [appellant] hebben in de
parole hearings(in 2015, 2018, 2022 en 2023) het gestelde seksueel misbruik ter sprake gebracht. In de
parole hearingvan 21 april 2022 was aanvankelijk bepaald dat [appellant] in aanmerking zou komen voor vroegtijdige vrijlating, maar dat eerst een ‘120 dagen-onderzoek’ in verband met het gestelde seksueel misbruik moest plaatsvinden. Na voltooiing van dat onderzoek is de vroegtijdige vrijlating uiteindelijk toch afgewezen.
3.20.
Bij e-mail van 4 juli 2022 heeft Submarine aan Imamkhan bericht dat zij
“vanwege de nieuwe ontwikkelingen rondom het mogelijke parole van [appellant] ”besloten had een aflevering 5 aan de documentaire toe te voegen. In de daaropvolgende correspondentie met Submarine heeft Imamkhan zich op het standpunt gesteld dat als daarin uitgebreid aandacht zou worden gegeven aan het gestelde misbruik, dat niet in overeenstemming is met de afgesproken samenwerking.
3.21.
In een artikel in NRC van 10 mei 2023 komen het mogelijk seksueel misbruik en de betrokkenheid van [appellant] bij drugsmilieus aan de orde.
3.22.
[appellant] heeft in kort geding – onder meer – gevorderd Submarine en BNNVARA te verbieden afleveringen 4 en 5 in of buiten Nederland openbaar te maken. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 19 mei 2023 de gevorderde verboden afgewezen, maar heeft wel verboden om in vooraankondigingen en promotiemateriaal te verwijzen naar seksueel misbruik en/of drugshandel zijdens [appellant] .
3.23.
De afleveringen 1 tot en met 3 zijn door BNNVARA uitgezonden en zijn op [X] tegen betaling te zien.
3.24.
In hoger beroep heeft dit hof op 19 juni 2023 het vonnis van 19 mei 2023 (deels) vernietigd en is een verbod gegeven om aflevering 5 openbaar te maken en een gebod om deze aflevering te doen verwijderen van [X] .
3.25.
In het arrest van 19 juni 2023 heeft dit hof onder meer overwogen dat in aflevering 5 beschuldigingen worden gedaan van zeer ernstige aard, dat daarvoor geen sluitend bewijs voorhanden is, dat er nooit gedegen onderzoek naar is gedaan en [appellant] daar nooit strafrechtelijk voor is vervolgd. Van Submarine mocht daarom worden verwacht dat zij [appellant] in de gelegenheid zou stellen om op de beschuldigingen te reageren en een weerwoord te geven. Daarbij speelt volgens het hof ook een rol dat Submarine de beschuldiging van kindermisbruik op verschillende momenten als waar en bewezen presenteert. Het hof was van oordeel dat Submarine [appellant] , dan wel Imamkhan en [naam 7] , de Amerikaanse
practitionerdie [appellant] bijstond in een aantal van de gehouden parole hearings (verder: [naam 7] ), onvoldoende gelegenheid heeft geboden voor een weerwoord, waarmee zij het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Verder heeft zij onvoldoende duidelijk onderscheid aangebracht tussen feiten, beweringen en meningen. Dit in samenhang met het door [appellant] gestelde gevaar voor zijn veiligheid indien de beschuldigingen van seksueel misbruik onder de aandacht van medegedetineerden van [appellant] komen, maakte dat het hof
“het door [appellant] primair gevorderde verbod wat de vijfde aflevering van de documentaire in de huidige vorm betreft”heeft toegewezen, op straffe van dwangsommen van € 50.000,- per overtreding, tot een maximum van € 250.000,-.
3.26.
In de periode na het arrest heeft Submarine, althans haar advocaat, verschillende keren contact opgenomen met de toenmalige advocaat van [appellant] , mr. Ellens , om te vragen of hij, [appellant] , Imamkhan of [naam 7] bereid waren inhoudelijk te reageren op de beschuldigingen van verschillende personen in aflevering 5 van de documentaire.
3.27.
Na verschillende reminders heeft mr. Ellens in een e-mail van 3 juni 2024 onder meer het volgende aan de advocaat van Submarine laten weten.
“(…)
Wat de heer [appellant] betreft, is de kwestie afgerond nu er 4 afleveringen zijn uitgezonden en de 5e aflevering is verboden. Zowel Rachel , als de heer [naam 7] onderschrijven dat.
Er is ook geen enkele aanleiding om nu nader over de kwestie [appellant] te berichten. De heer [appellant] heeft ook geen enkele behoefte aan verdere aandacht, zeker gezien alles wat er in de afgelopen periode is gebeurd.
De heer [appellant] noch zijn advocaten zullen dan ook verdere medewerking verlenen richting Submarine / BNN VARA met betrekking tot de documentaire. Ook geven zij geen toestemming om gebruik te maken van foto- /beeldmateriaal, als eerder opgenomen in het kader van de documentaire. Zulk materiaal, zoals het door jou genoemde telefoongesprek uit 2022, kan ook niet worden gezien als of gebruikt worden als ‘wederhoor’.
Het feit dat de heer [appellant] geen verdere medewerking verleent, ontslaat Submarine niet van haar journalistieke plicht om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de heer [appellant] , zoals het Gerechtshof Amsterdam die ook expliciet heeft benoemd, en dienovereenkomstig te handelen.
Namens de heer [appellant] zullen wij het handelen van Submarine dan ook nauwgezet volgen in deze, ook gezien het verbod (met dwangsom) als opgenomen in het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 juni 2023.
(…)”
3.28.
Bij e-mail van 4 juli 2024 heeft de advocaat van Submarine [appellant] en zijn advocaten nogmaals in de gelegenheid gesteld een inhoudelijke reactie te geven op de inhoud van aflevering 5. Daarbij heeft de advocaat van Submarine medegedeeld dat als [appellant] volhardt in zijn standpunt geen medewerking te willen verlenen, Submarine de aflevering zal aanpassen in overeenstemming met het oordeel van het hof.
3.29.
Mr. Ellens heeft op 12 juli 2024 laten weten later met een reactie te zullen komen op de e-mail van 4 juli 2024 (zie 2.50) omdat hij daarover eerst contact wil hebben met Imamkhan , [naam 7] en [appellant] .
3.30.
Op 6 augustus 2024 heeft de advocaat van Submarine een link naar en een transcript van de inmiddels aangepaste aflevering 5 van de documentaire naar mr. Ellens en naar [naam 7] gestuurd, met het verzoek daarop binnen twee weken te reageren.
3.31.
Mr. Ellens heeft op 7 augustus 2024 laten weten dat de gestelde termijn van twee weken voor een reactie te kort is, in verband met de vakantieperiode en omdat het moeilijk is om contact te krijgen met [appellant] in detentie. Submarine heeft daarop de termijn verlengd tot 3 september 2024.
3.32.
Bij e-mail van 12 september 2024 heeft mr. Ellens aan de advocaat van Submarine laten weten dat [appellant] niet akkoord gaat met uitzending van aflevering 5, ook niet in gewijzigde vorm, en dat hetgeen hij in de eerste procedures heeft aangevoerd over zijn veiligheid nog steeds onverkort geldt.
3.33.
Submarine heeft in deze procedure (een link naar) aflevering 5 overgelegd, alsmede een transcript van de aflevering, met daarin de aanpassingen die zij heeft gedaan na het arrest van het hof in rood gemarkeerd.

4.Beoordeling

4.1
Submarine heeft in eerste aanleg gevorderd dat de voorzieningenrechter:
- primair [appellant] verbiedt het arrest van dit hof ten uitvoer te leggen en/of de daarin genoemde dwangsommen te executeren, op straffe van een dwangsom;
- subsidiair een in goede justitie te bepalen veroordeling van [appellant] uitspreekt.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen toegewezen door [appellant] met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis te verbieden het arrest van dit hof ten uitvoer te leggen en/of de daarin genoemde dwangsommen te executeren.
4.2
Tegen deze beslissing en de gronden waarop zij berust komt [appellant] met veertien grieven op.
4.3
Met grief 1 betwist [appellant] een aantal door de voorzieningenrechter genoemde feiten. Zoals hiervoor onder 3 gemeld zal het hof daarmee rekening houden.
4.4
Met grief 2 betoogt [appellant] dat Submarine geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Deze grief faalt omdat Submarine er al onbetwist belang bij heeft om, nu de eerste vier afleveringen door BNNVARA zijn uitgezonden, binnen bekwame tijd de afsluitende vijfde aflevering van haar documentaire voor uitzending te kunnen aanbieden.
4.5
De overige grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Deze strekken alle ten betoge dat de geboden aanvullende mogelijkheid voor wederhoor en de aanpassingen van aflevering 5 niet afdoen aan het recht en belang van [appellant] om zich, met toepassing van het arrest van dit hof van 19 juni 2023, ook te verzetten tegen openbaarmaking van de aangepaste aflevering 5. Hierna zal het arrest van dit hof van 19 juni 2023 genoemd worden “het arrest van dit hof”.
4.6
Partijen en ook de voorzieningenrechter hebben verschillende beoordelingsmaatstaven aangelegd, te weten (i) een
belangenafwegingtussen het belang van de filmmaker Submarine (vrijheid van meningsuiting) tegenover het belang van [appellant] (eerbiediging van persoonlijke levenssfeer), maar ook (ii)
misbruik van bevoegdheiddoor [appellant] bij tenuitvoerlegging van het arrest van dit hof. Hoe dit ook zij, het komt in ieder geval aan op de vraag of de na het arrest van dit hof ingelaste aanpassingen en geboden mogelijkheid tot wederhoor omstandigheden zijn die een voorziening als in dit kort geding gevorderd rechtvaardigen.
4.7
Wat betreft de geboden gelegenheid tot een weerwoord overweegt het hof het volgende. Bij monde van Imamkhan heeft [appellant] weliswaar nu laten weten dat hij geen medewerking meer wenst te verlenen aan de documentaire, maar dat betekent nog steeds dat van Submarine meer distantie in de behandeling van het onderwerp mag worden verwacht. Ter zitting is grotendeels onbestreden door Imamkhan toegelicht dat contact met [appellant] in de gevangenis in Amerika zeer moeilijk is en dat zij met moeite hooguit een kwartier per maand telefonisch contact met hem kan hebben. [appellant] heeft de aangepaste aflevering 5 niet kunnen zien en het hem toezenden van een schriftelijke weergave is problematisch omdat aldaar in de gevangenis de post opengemaakt wordt en daar dan kan worden gelezen door ofwel de bewakers in de postkamer dan wel andere gedetineerden die daar werken, met alle risico’s voor [appellant] van dien vanwege hetgeen algemeen bekend is omtrent het geweld van medegedetineerden in Amerikaanse gevangenissen jegens (vermeende) daders van seksueel misbruik van minderjarigen. Submarine heeft ter zitting twijfels geuit over de gestelde onmogelijkheid om [appellant] zelf te doen kennisnemen van de voorgenomen aflevering maar die twijfels niet concreet onderbouwd; het hof acht aannemelijk dat kennisneming - en daarmee wederhoor door [appellant] zelf – feitelijk niet te realiseren valt. Weliswaar heeft Submarine in aanvang van de productie een aantal jaren geleden een drietal keren fysiek of digitaal met [appellant] gesproken, maar toen waren de beschuldigingen van seksueel misbruik niet als serieus onderwerp van de documentaire aan de orde en heeft Submarine de beschuldigingen niet als onderwerp van belang voor effectief inhoudelijk wederhoor voorgelegd.
4.8
Hoewel Submarine ook een weerwoord door de Amerikaanse
practitioner[naam 7] heeft gevraagd, is van belang dat [naam 7] [appellant] heeft bijgestaan in verband met zijn verzoek om vrijlating van zijn straf wegens de hem ten laste gelegde huurmoord, maar niet gebleken is dat hij de nodige kennis heeft van wat zich al dan niet 40 jaar geleden heeft afgespeeld wat betreft de nu verweten zedenmisdrijven. Hij heeft dan ook, zoals ook in de aangepaste aflevering 5 is opgenomen, aangaande de beweerde zedenmisdrijven verklaard: “
I have no idea”, “
I do not know”.
4.9
Dit betekent dat, hoewel Submarine aan [appellant] de mogelijkheid tot een weerwoord heeft geboden, deze mogelijkheid in feite van beperkte betekenis is. In aanmerking moet dan ook worden genomen dat aflevering 5 nog steeds is gewijd aan beschuldigingen aan het adres van [appellant] van zeer ernstige aard zonder dat [appellant] een reële mogelijkheid heeft gehad om die aflevering te zien of daarop te reageren. Dit laatste is weliswaar niet te verwijten aan Submarine, want zij was er mogelijk niet mee bekend dat contact met [appellant] nu zo moeilijk is, maar het is hier voor de beoordeling wel van betekenis.
4.1
Het komt dus aan op de vraag of mede gelet op de na het arrest van dit hof ingelaste aanpassingen een voorziening als gevorderd gerechtvaardigd is omdat de in het arrest uitgesproken veroordeling niet geacht kan worden ook op de aangepaste aflevering te zien dan wel de tenuitvoerlegging van dat arrest gelet op de betrokken belangen misbruik van bevoegdheid zou opleveren.
4.11
Het hof heeft aan de hand van de oorspronkelijke aflevering 5 en de aangepaste aflevering 5 kunnen vaststellen dat de aanpassingen er voornamelijk uit bestaan dat een aantal beweringen in de tekst van de
voice overis verwijderd of althans minder stellig wordt gedaan, een aantal interviews is ingekort en ontkenningen door [appellant] zijn toegevoegd. Naar voorshands oordeel is echter niet zodanig aannemelijk dat een bodemrechter, als [appellant] overgaat tot executie van dwangsommen nadat de nieuwe aflevering 5 is uitgezonden en Submarine daartegen opkomt, zal beslissen dat de nieuwe aflevering dusdanig verschilt van de oude, dat dit een verbod als door Submarine in dit kort geding gevorderd zou kunnen rechtvaardigen. Ook de nieuwe aflevering is in overwegende mate gewijd aan langdurig en aangrijpend verwoorde beschuldigingen van zeer ernstige aard, terwijl [naam 7]
a déchargeslechts in een aantal relatief korte fragmenten aan het woord komt, die vooral zien op de beschuldiging van huurmoord, maar waarin hij zegt dat hij over de beweerde zedenmisdrijven niets weet. Deze aantijgingen zullen al bij al, zonder weerwoord van [appellant] , bij de kijker onvermijdelijk de indruk blijven wekken dat de beschuldigingen waar zijn. Dat nu gezegd wordt dat naar de beschuldigingen geen onderzoek is gedaan maakt dit niet anders, nu dit ook al in de oorspronkelijke aflevering 5 is gezegd (…
the police did not pursue charges in 1981 , so it is never fully investigated), en ook nu die mededeling, ook voor een oplettende kijker, ondergesneeuwd raakt door de telkens weer indringend getoonde beschuldigingen. De toegevoegde ontkenning door [appellant] is eveneens niet een wezenlijk nieuw element, nu [appellant] ook in de oorspronkelijke aflevering 5 al heeft ontkend schuldig te zijn aan enig zedenmisdrijf en ook nu zijn ontkenning vaal overkomt in vergelijking met het eromheen vertoonde samenstel van beschuldigingen. De aan het einde concluderende mededeling van de
voice overdat fouten zijn gemaakt in de behandeling van de zaak van [appellant] maakt dit alles ook niet anders, omdat aannemelijk is dat deze conclusie door de toeschouwer zal worden betrokken op het strafproces aangaande de ten laste gelegde huurmoord, waar de documentaire immers over gaat, maar niet aangaande de later in de aflevering 5 ingelaste zedenmisdrijven, waar nu juist geen zaak over is geweest. Dat een bodemrechter zal oordelen dat deze uitzending niet een uitzending is die wordt bestreken door het verbod in het arrest van dit hof is om die redenen niet voldoende aannemelijk. Daarom bestaat voor een ingrijpen zoals nu kennelijk door Submarine beoogd onvoldoende grond. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat aldus nog steeds voldoende aannemelijk is dat uitzending van aflevering 5 met de beschuldigingen van seksueel misbruik van minderjarigen voor [appellant] een gevaarlijke situatie meebrengt vanwege hetgeen algemeen bekend is omtrent de toestand in Amerikaanse gevangenissen en het geweld van gedetineerden jegens (vermeende) daders van dergelijk seksueel misbruik. Het hof is dan ook voorshands van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het arrest van dit hof niet ook ziet op de aangepaste aflevering of dat [appellant] geen in redelijkheid te respecteren belang meer heeft om zich als de nieuwe aflevering wordt uitgezonden, om redenen van lijfsbehoud, op dat arrest te beroepen.
4.12
Het thans door Submarine gestelde aanvullend belang om de aflevering te kunnen aanbieden omdat zij zich daartoe heeft verbonden en het niet kunnen aanbieden haar contractueel € 60.000 kost, maakt haar belang ten opzichte van dat van [appellant] niet in die mate groter dat [appellant] zich van tenuitvoerlegging van het arrest van dit hof dient te onthouden. Daarbij is nog daargelaten dat het niet Submarine zelf is maar een zustervennootschap die de betreffende overeenkomst heeft gesloten.
4.13
Alle overige stellingen van Submarine, zoals dat [naam 7] en [appellant] aan het woord komen, dat Submarine niet gehouden is alleen voor [appellant] positieve verklaringen in de documentaire op te nemen, dat al in verschillende media over de beweerde zedenmisdrijven is gepubliceerd, dat er door Submarine na lang onderzoek steunmateriaal is vergaard voor de beschuldigingen, dat de beschuldigingen niet door haar maar door de geïnterviewden worden gedaan en dat aflevering 5 in samenhang met de voorafgaande afleveringen moet worden bezien, maken de voorgaande conclusie niet anders. Deze strekken in wezen tot een herbeoordeling van de belangenafweging in het arrest van dit hof, dat in kracht van gewijsde is, en waarvoor hier nu geen ruimte bestaat.
4.14
Ten slotte baat Submarine ook niet haar stelling dat het arrest van dit hof een aantal misslagen bevat. Submarine stelt in dit verband onder meer dat niet juist is dat de melding van seksueel misbruik is ingetrokken, dat de nicht van [naam 2] geen aangifte heeft gedaan, dat Submarine heeft erkend dat zij aan [appellant] niet de mogelijkheid heeft geboden voor wederhoor en dat de beschuldigingen niet aan [naam 7] zijn voorgelegd. Immers, ook al zou dat zo zijn (partijen twisten daarover), dan nog is het arrest van dit hof in kracht van gewijsde en bestaat hier niet de mogelijkheid voor een herbeoordeling van deze feiten als ware deze procedure een hoger beroep (daargelaten of deze feiten zich ook alle voor een beoordeling in dit kort geding lenen). Bovendien zijn deze feiten, al zouden die inderdaad anders zijn dan in het arrest van dit hof, niet van dien aard, dat, in het licht van de dragende overwegingen daarvan, gezegd moet worden dat het arrest van dit hof onmiskenbaar zo onjuist is dat [appellant] verboden dient te worden het arrest van dit hof in te roepen.
4.15
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de grieven 3 en verder slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Submarine zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Submarine af,
veroordeelt Submarine in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.907,37 en in hoger beroep tot op heden op € 349 aan verschotten en € 3.624 voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit arrest tot de voldoening,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en D.J. Oranje en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.