ECLI:NL:GHAMS:2025:1609

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
23-000762-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming van wederrechtelijk voordeel uit de handel in cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de handel in cocaïne. De betrokkene, geboren in 1985 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het verkopen en in bezit hebben van cocaïne. De rechtbank had de betrokkene verplicht tot betaling van € 100.000,00 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. In hoger beroep heeft het openbaar ministerie gevorderd dat dit bedrag zou worden verhoogd naar € 103.500,00, gebaseerd op de geschatte winst uit de cocaïnehandel. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 103.500,00, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de winstmarges uit de verkoop van cocaïne zoals blijkt uit chatberichten. Het hof heeft geoordeeld dat de betrokkene in een samenwerkingsverband handelde en dat het voordeel gedeeld moest worden. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de betrokkene is verplicht tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000762-24 (ontneming)
Datum uitspraak: 21 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 maart 2024 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-127671-23 tegen de betrokkene
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] ,
adres: [adres] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 112.000,00.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 maart 2024 veroordeeld ter zake van, kort gezegd en voor zover van belang in de ontnemingszaak, het verkopen van 20 blokken cocaïne (feit 3), het aanwezig hebben van 34 blokken cocaïne (feit 4) en het aanwezig hebben van 2 blokken cocaïne (feit 6).
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 19 maart 2024 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100.000,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 mei 2025 veroordeeld ter zake van, kort gezegd en voor zover van belang in de ontnemingszaak, het voorbereiden van een transport van een hoeveelheid cocaïne (feit 2 subsidiair), het verkopen van 20 blokken cocaïne (feit 3), het aanwezig hebben van 34 blokken cocaïne (feit 4) en het aanwezig hebben van 2 blokken cocaïne (feit 6).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De vordering
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, aan de hand van zijn schriftelijk requisitoir, gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van
€ 103.500,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof ter zitting in hoger beroep verzocht bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt te nemen enkel de hoeveelheid cocaïne die de verdachte daadwerkelijk heeft verkocht, te weten de 20 blokken zoals bewezenverklaard onder feit 3. De winst die de betrokkene hierop heeft gemaakt betrof € 500,- per blok.
De grondslag
De betrokkene is in de strafzaak op 21 mei 2025 veroordeeld voor het voorbereiden van een transport van een hoeveelheid cocaïne omstreeks 7 april 2020 (feit 2 subsidiair), het verkopen van 20 blokken cocaïne in de periode april 2020 tot en met maart 2021 (feit 3), het aanwezig hebben van 34 blokken cocaïne op 27 april 2020 (feit 4) en het aanwezig hebben van 2 blokken cocaïne op 18 juli 2023 (feit 6).
Uit onderzoek in die strafzaak is gebleken dat de verdachte, als gebruiker van het SKY account [nummer] en de EncroChat accounts [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] versleutelde berichten heeft ontvangen en verstuurd met betrekking tot de inkoop, betaling en verkoop van hoeveelheden cocaïne.
Uit de chatberichten tussen de betrokkene en de gebruiker van het EncroChat account [account 1] van 9, 10 en 11 april 2020 blijkt dat de betrokkene op 11 april een hoeveelheid van 200 kilo cocaïne verwacht voor de verkoop en dat hij afspraken maakt over de verkoop en levering van (een deel van) die hoeveelheid. Daaruit blijkt ook dat de inkoopprijs € 26.000,00 per kilo bedraagt en dat de verkoopprijs € 26.500,00 per kilo bedraagt bij aankoop van een hoeveelheid van meer dan tien kilo. [1] Op 15 april 2020 heeft de betrokkene aan [account 1] gemeld: ‘bijna leeg al’ en ‘heb er al 32 gedaan vandaag’. [2] Op 30 april 2020 zegt de betrokkene tegen de gebruiker van het EncroChat account [account 2] : ‘214 st gedaan in 2 weken’. Als verkoopprijs wordt € 26.750,00 genoemd. [3]
Gezien de inhoud van het dossier bestaan voldoende aanwijzingen, in de zin van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, dat de betrokkene naast genoemde feiten ook andere strafbare feiten heeft gepleegd dan die waarvoor hij is veroordeeld. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de betrokkene hieruit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Schatting van het voordeel
De schatting van het op na te melden geldbedrag gewaardeerde voordeel wordt ontleend aan de inhoud van de bewijsmiddelen zoals gebezigd in de strafzaak, waaronder het hierboven genoemde proces-verbaal en de Ontnemingsrapportage (hierna: het rapport). [4] Dit rapport houdt in, voor zover van belang:
op basis van de strafbare feiten die in het proces-verbaal van bevindingen chats [5] worden genoemd is een berekening gemaakt van de mogelijke verdiensten van de betrokkene met de handel in verdovende middelen. [6]
Uit de chats wordt duidelijk dat de hoeveelheid die wordt ingekocht, ook snel weer wordt verkocht. Daarbij wordt over inkoop- en verkoopprijzen gesproken, zodat een goed beeld is verkregen van de winstmarge. [7]
Het hof acht aannemelijk, gezien de beschreven chatberichten, dat de betrokkene vanaf 11 april 2020 een partij van 200 kilo cocaïne heeft verkocht en dat hij tussen 15 april 2020 en 30 april 2020 opnieuw een grote partij cocaïne heeft verkocht, te weten van 214 kilo. Weliswaar blijkt uit de chatberichten niet dat de verdachte afspraken heeft gemaakt over de verkoop van (een deel van) die 214 kilo, maar op basis van die berichten is wel aannemelijk dat de betrokkene dergelijke hoeveelheden in een aantal dagen kon verkopen. De winstmarge is gezien de chats gelegen tussen de € 500,00 en de € 750,00, afhankelijk van kwantumkorting boven de 10 kilo. Het hof neemt, in het voordeel van de betrokkene, een winstmarge van € 500,00 tot uitgangspunt.
Met de advocaat-generaal en anders dan het rapport, ziet het hof geen aanleiding bij de tweede partij cocaïne uit te gaan van 200 kilo in plaats van 214 kilo. Uit de chatberichten van 30 april 2020 blijkt dat de betrokkene op dat moment alleen nog zogenoemde zachte blokken heeft, terwijl daaruit niet blijkt dat die zachte blokken (met een volgens de betrokkene en het rapport lagere winstmarge) ook onderdeel uitmaakten van die 214 kilo.
De berekening is dan als volgt:
200 kilo x € 500,00 = € 100.000,00
214 kilo x € 500,00 = € 107.000,00 +/+
Totaal: € 207.000,00.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat aannemelijk is dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen de betrokkene en [medeverdachte] en dat daarom het bedrag dat aan wederrechtelijk voordeel is verkregen moet worden gedeeld door twee.
Het hof stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel aldus vast op (€ 207.000,00 : 2 =) € 103.500,00.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 103.500,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
103.500,00 (honderddrieduizend vijfhonderd euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 103.500,00 (honderddrieduizend vijfhonderd euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 mei 2025.
Mr. A.M. Koolen – Zwijnenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2022, dossierpagina 106 tot en met 137, pagina 118-121.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2022, dossierpagina 106 tot en met 137, pagina 121.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2022, dossierpagina 106 tot en met 137, pagina 132-133.
4.Ontnemingsrapportage [betrokkene] van 9 oktober 2023, opgesteld door TO 040410.
5.Een proces-verbaal van bevindingen chats van 10 november 2022, dossierpagina 106 tot en met 137.
6.Rapport, pagina 6.
7.Rapport, pagina 12.