Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Nu het duidelijk is geworden dat ik al een bedrag van € 1.400,00 voor de proceskostenveroordeling heb overgemaakt naar de bankrekening van mevrouw[hof: naam ex-echtgenote],
verzoek ik u vriendelijk doch dringend binnen2 dagenaf te zien van uw plannen voor beslaglegging op mijn loon.”
Het klopt, dat de heer[naam klager]
recent wel maandelijks de alimentatie heeft betaald. In de maanden november en december 2021 heeft hij echter geen alimentatie betaald, terwijl hij voor die maanden 680 euro per maand had moeten betalen. Voor de maand januari jl. had hij een bedrag van 692 euro moeten betalen, maar betaalde hij slechts 666,90 euro.
van 700 euro heeft hij die achterstand dus ingelost en heeft hij - als ik goed reken - een bedrag van 14,90 euro betaald op de proceskostenvergoeding. Dat bedrag mag in mindering worden gebracht op de proceskostenvergoeding.”
In mijn e-mail van 4 april jl. heb ik u geïnformeerd dat ik al op 31 maart jl. weer een bedrag van € 700,- (voor proceskosten veroordeling) heb overgemaakt op de bankrekening van mevrouw[naam ex-echtgenote].
Het stortingsbewijs was als bijlage bij de e-mail toegevoegd. Het resterende bedrag van € 828,- (voor proceskosten veroordeling) heb ik vandaag overgemaakt op de bankrekeningen van mevrouw[naam ex-echtgenote]
. Het stortingsbewijs voeg ik als bijlage bij deze e-mail toe.
,verzoek ik u vriendelijk doch dringend onmiddellijk af te zien van uw plannen van beslaglegging op mijn loon.
Op 4 april 2022 heeft u diverse betaalbewijzen toegezonden waaruit zou blijken dat u reeds tot betaling van het verschuldigde bedrag was overgegaan. De door u gedane betalingen werden ontvangen zonder specifiek betalingskenmerk, reden waarom betalingen werden verrekend met openstaande partneralimentatie(…)”;
Het dossier heeft betrekking op het arrest van 15 februari 2022. Er lopen echter meer procedures c.q. betalingsverplichtingen tussen u en onze cliënte. De door u gedane betalingen zijn ontvangen maar door cliënte afgeboekt op andere (naar de mening van cliënte) openstaande vorderingen. U meent dat er geen openstaande vorderingen zijn. Partijen verschillen dan ook van mening over wat er – over en weer – verschuldigd is(…)”;
Wij begrijpen dat[
lees: het feit dat]
– ondanks uw betalingen – toch wordt overgegaan tot betekening en uiteindelijk beslag zeer vervelend voor u is. Dit is echter een inhoudelijke discussie waar een gerechtsdeurwaarder geen rol in heeft; een gerechtsdeurwaarder is gehouden aan zijn ministerieplicht. Er dient dan een executiegeschil te worden opgestart te worden.”
In bovenvermelde zaak hebben wij op 31 maart jl. beslag op uw inkomen gelegd. Dit exploot had bij deurwaardersexploot aan u overhandigd (overbetekend) moeten worden maar dit is helaas niet gebeurd.Wij zijn thans genoodzaakt het beslag op te heffen en de heden door ons ontvangen gelden aan u terug te storten. Hierna zal het beslag wel opnieuw gelegd moeten worden en aan u overbetekend worden. Uw werkgever zal alsdan verzocht worden de gelden in te houden en aan ons over te maken.
4.De klacht
5.Beoordeling
Uw ex partner heeft aangegeven de bodemprocedure even af te wachten. Het lbio maakt dus even pas op de plaats”. In een brief van 22 maart 2022 van het LBIO gericht aan klager staat, voor zover relevant: “
Wij nemen de inning van de partneralimentatie niet over, omdat door mevrouw[hof: naam ex-echtgenote]
op 21 maart 2022 het LBIO is verzocht de zaak te sluiten”
.Het hof is van oordeel dat, anders dan door klager wordt gesteld, hieruit niet blijkt dat het LBIO heeft verklaard af te zien van de tenuitvoerlegging van de alimentatiebeschikkingen omdat klager een vordering op zijn ex-echtgenote zou hebben waarmee hij zijn alimentatieverplichting zou kunnen verrekenen. Uit de overgelegde stukken van het LBIO blijkt slechts dat het LBIO heeft verklaard dat de ex-echtgenote van klager de inning van de partneralimentatie heeft teruggenomen. Naar het oordeel van het hof was de gerechtsdeurwaarder niet gehouden om met deze verklaringen iets te doen. Het hof is daarom, anders dan de kamer, van oordeel dat klachtonderdeel d ongegrond is.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof) – af van een kostenveroordeling in hoger beroep. De door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft wel in stand.