ECLI:NL:GHAMS:2025:1522

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
200.337.152/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het bestreden vonnis ex artikel 234 Rv; belangenafweging tussen partijen na nieuw feit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een incident tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring van een eerder vonnis. De zaak betreft Kixx International B.V., die in hoger beroep is gekomen van vonnissen van de rechtbank Noord-Holland. Kixx is veroordeeld tot betaling aan de geïntimeerde van € 100.000,-, maar deze veroordeling was niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De geïntimeerde heeft in het incident gevorderd dat het hof deze uitvoerbaarheid alsnog zou verklaren, onder verwijzing naar nieuwe feiten die zich na het bestreden vonnis hebben voorgedaan. Het hof heeft vastgesteld dat Kixx per 21 maart 2024 is ontbonden, wat een nieuw feit is dat de belangenafweging tussen partijen beïnvloedt. Het hof heeft geoordeeld dat het belang van de geïntimeerde bij directe tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van Kixx bij behoud van de bestaande toestand. Het hof heeft de incidentele vordering van de geïntimeerde toegewezen en het vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.337.152/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/339743 / HA ZA 23-281
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 juni 2025
inzake
KIXX INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. E. Hoekstra te Alkmaar,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats] (NH),
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. R. Winters te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Kixx en [geïntimeerde] genoemd.
Kixx is bij dagvaarding van 9 november 2023 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Noord-Holland van 9 augustus 2023 en 8 november 2023, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en Kixx als gedaagde.
Bij tussenarrest van 13 februari 2024 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen bepaald. De mondelinge behandeling na aanbrengen heeft niet plaatsgevonden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens houdende incidentele conclusie ex artikel 234 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met producties;
- antwoordconclusie in het incident, met producties.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
In het incident heeft [geïntimeerde] gevorderd dat het bestreden vonnis van 8 november 2023 alsnog uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Kixx in de kosten van dit incident.
Kixx heeft geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van dit incident, inclusief nakosten.

2.Beoordeling

in het incident
2.1
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank, op vordering van [geïntimeerde] , Kixx veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 100.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 13 oktober 2022 tot de dag van betaling, Kixx veroordeeld in de proceskosten en het meer of anders gevorderde afgewezen. De veroordelingen zijn niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft daartoe in rechtsoverweging 4.13 het volgende overwogen:
“Kixx heeft als productie 4 een brief van accountant [naam] van 12 oktober 2023 overgelegd. Deze brief geeft een overzicht van de schuldpositie van Kixx per die datum. Uitgaande van de (niet betwiste) juistheid van dit schema, waarin ook de vordering van [geïntimeerde] is opgenomen, is het in het belang van Kixx om nog enige tijd te krijgen tot een eerlijke afwikkeling te komen met al haar schuldeisers, niet alleen [geïntimeerde] . De belangen van partijen afwegend ziet de rechtbank daarom aanleiding om de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad af te wijzen.”
2.2
Kort gezegd stelt [geïntimeerde] ter onderbouwing van zijn incidentele vordering tot het alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het bestreden vonnis het volgende. Na het bestreden vonnis hebben zich feiten en omstandigheden voorgedaan die kunnen rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad wordt afgeweken. Bij brief van 8 april 2024 heeft [bedrijf] enig aandeelhouder en bestuurder van Kixx, aan [geïntimeerde] meegedeeld dat Kixx per 21 maart 2024 is ontbonden door middel van een turboliquidatie en dat zijn vordering bij gebrek aan baten onbetaald zal blijven. [geïntimeerde] heeft gegronde redenen om te twijfelen aan de rechtmatigheid van deze (ondoorzichtige) gang van zaken en heeft in een procedure die thans bij de rechtbank Noord-Holland loopt heropening van de vereffening van Kixx verzocht. Gelet hierop heeft [geïntimeerde] groot belang erbij dat het bestreden vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, want door het onrechtmatig handelen van Kixx dreigt hij achter het net te vissen. Bovendien is de ratio van de beslissing van de rechtbank om die verklaring aan haar vonnis te onthouden komen te vervallen.
2.3.
Kixx heeft verweer gevoerd waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
2.4.
Bij de beoordeling van de onderhavige incidentele vordering stelt het hof het volgende voorop (vgl. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de incidenteel eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
2.5.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis een gemotiveerde beslissing gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, zoals hiervoor onder 2.1 weergegeven. Dit betekent dat het aan [geïntimeerde] is om aan zijn incidentele vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] hieraan heeft voldaan. Uit de door hem overgelegde brief van 8 april 2024 blijkt dat Kixx per 21 maart 2024 en dus pas na het bestreden vonnis is ontbonden. Dit is een nieuw feit dat noopt tot een andere afweging van de belangen van partijen met betrekking tot de door [geïntimeerde] gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad dan de rechtbank heeft gemaakt.
2.6.
Nu Kixx bij het bestreden vonnis is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van geldsommen (€ 100.000,- en de proceskosten), is het belang van [geïntimeerde] bij tenuitvoerlegging van dat vonnis in beginsel gegeven. Zijn belang is dat hij niet op de betalingen waartoe Kixx veroordeeld is, hoeft te wachten tot die veroordelingen onherroepelijk zijn geworden. Het hof volgt Kixx niet in haar betoog dat [geïntimeerde] geen belang heeft bij toewijzing van zijn incidentele vordering, omdat Kixx bij gebrek aan baten geen verhaal zou bieden. Pas als onomstotelijk is komen vast te staan dat er geen baten meer zijn kan worden aangenomen dat Kixx geen verhaal biedt en dat is hier (nog) niet het geval. Dat [geïntimeerde] geen spoedeisend belang bij tenuitvoerlegging zou hebben en dat het voortduren van de huidige situatie niet tot een onherstelbare situatie voor [geïntimeerde] zou leiden, zoals Kixx aanvoert, neemt het belang van [geïntimeerde] bij tenuitvoerlegging niet weg. Hetzelfde geldt voor de door Kixx aangevoerde omstandigheid dat Kixx door haar ontbinding niet is opgehouden te bestaan.
2.7.
Kixx heeft voorts aangevoerd dat aan de zijde van [geïntimeerde] sprake is van een restitutierisico, maar zij heeft dit niet nader geconcretiseerd. Voor zover Kixx nog heeft betoogd dat het hoger beroep als kansrijk kan worden beschouwd, gaat het hof, gelet op hetgeen daarover onder 2.4 is overwogen, hieraan voorbij. Daarmee heeft Kixx naar het oordeel van het hof onvoldoende gesteld en onderbouwd dat in de huidige situatie haar belangen bij behoud van de bestaande toestand hangende het hoger beroep zwaarder wegen dan het belang van [geïntimeerde] bij directe tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis.
2.8.
De incidentele vordering van [geïntimeerde] tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad moet dan ook worden toegewezen.
2.9.
Iedere beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden.
in de hoofdzaak
2.10.
[geïntimeerde] heeft in de hoofdzaak al mondelinge behandeling gevraagd. Daarom zal de hoofdzaak nu naar de rol worden verwezen voor beraad [geïntimeerde] (overlegging in enkelvoud kopiedossiers eerste aanleg en hoger beroep, mits ook digitaal, en anders in viervoud) op de hierna te noemen – in verband met de overvolle agenda van het hof: lange – termijn.
3. Beslissing
Het hof:
in het incident:
verklaart het vonnis wat betreft de daarbij uitgesproken veroordelingen alsnog uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 28 oktober 2025 voor beraad [geïntimeerde] (overlegging in enkelvoud kopiedossiers eerste aanleg en hoger beroep, mits ook digitaal, en anders in viervoud);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, M.C. Bosch en K.A.J. Bisschop en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025.