Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
“De aan de lening verbonden rechten van hypotheek zijn nu via subrogatie overgegaan naar ondergetekende conform 6:150 BW en 6:142 BW. In het kadaster staat de hypotheek nog steeds geregistreerd ten name van Postbank , maar Postbank en ING hebben daar geen belang meer bij. Ik verzoek u daarom om medewerking conform 6:143 lid 4 BW. U kunt uw overgebleven vorderingen op[naam schuldenaar]
niet uitwinnen via die Postbank hypotheek.(..)”
“Zoals u weet, heeft cliënte nog een vordering op de huidige eigenaar van het hypothecair verbonden onderpand. Deze vordering is gesecureerd met een recht van hypotheek op het onderpand. U schrijft dat u zich niet gaat verbinden voor de schulden van de heer[naam schuldenaar]
, maar dat is niet waar het om gaat. (..) Op dit moment omvatten de opeisbare vorderingen van cliënte op de heer[naam schuldenaar]
een bedrag van € 17.069, 62 uit hoofde van een roodstand betaalrekening en een krediet. De achterstand op de hypotheekverplichtingen is per heden € 1.195,85. (..) Uw stelling dat de heer[naam schuldenaar]
die schuld niet zelf zou kunnen betalen, is voor de verschuldigdheid en de opeisbaarheid niet van belang. Als de uitstaande vordering voorafgaand aan of ten tijde van de levering wordt betaald, zal royement worden verleend.(..) In uw brief van 2 februari 2022 schrijft u dat de openstaande hypothecair verbonden schuld volledig zou zijn betaald. Dat is niet juist, er is nog steeds een achterstand. (..)”
“Houd u er rekening mee dat wanneer u niet tot betaling overgaat, ING ook nader te maken kosten bij u in rekening zal brengen en dat daarnaast geldt dat levering van uw woning ook niet kan plaatsvinden zolang u niet tot aflossing van de geheel openstaande vordering over bent gegaan.”
“Hierbij wil ik namens cliënte uw cliënte nogmaals uitdrukkelijk onder de aandacht brengen en aanzeggen dat de bezwaarde levering met zich meebrengt dat het hypotheekrecht van cliënte op het onderpand[adres registergoed]
blijft rusten en dat het onderpand dus ook blijft dienen als zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen de verkoper[naam schuldenaar]
aan mijn cliënte is verschuldigd. Immers, die vorderingen zijn op grond van de hypotheekakte, uw cliënte wel bekend uit de procedures, gesecureerd met het recht van hypotheek. Nu de heer[naam schuldenaar]
ruimschoots in verzuim is met betaling van hetgeen hij aan cliënte is verschuldigd, betekent dit dat mijn cliënte gebruik zal maken van het recht van parate executie, de executie van het hypothecair verbonden onderpand zal aanzeggen en de openbare verkoop als bedoeld in artikel 3:268 BW ter hand zal nemen.”
“Het Registergoed is belast met een eerste hypothecaire inschrijving ten behoeve van de Bank. Als reden voor de openbare verkoop wordt opgegeven het niet nakomen door de heer[naam schuldenaar]
(de vorige eigenaar) van zijn verplichtingen uit hoofde van de door de Bank verstrekte hypothecaire geldlening.Het registergoed is onlangs, belast met het recht van hypotheek ten behoeve van de ING Bank N.V., overgedragen aan U.ING Bank N.V. wenst gebruik te maken van haar recht van parate executie. Indien u meent dat ING misbruik maakt van haar rechten, kunt u dit voorleggen via een executiegeschil aan de Voorzieningenrechter.In verband hiermee ben ik ter zake de onderhavige openbare verkoop voorbereidingen aan het treffen.Graag nodig ik u uit voor een gesprek op ons kantoor om te bespreken hoe de veilingprocedure in zijn werk gaat.(..)”
“Eigenaar[naam dochter]
zal zich verzetten tegen de openbare verkoop en desnoods een kort geding opstarten tegen ING. Er is geen sprake van dat ING de hypotheekhouder is, dat recht is door subrogatie over gegaan op mijn dochter en mij. ING is niet bevoegd meer om te executeren. (..) Ik verzoek en zonodig sommeer ik u mij te bevestigen dat uw kantoor niet mee zal werken aan deze openbare verkoop.”
“ING Bank N.V. bericht mij het navolgende: “Het standpunt omtrent subrogatie heeft[naam [appellant 1] ]
tot op heden niet naar onze overtuiging kunnen onderbouwen, ook de rechtbank Lelystad is niet tot die conclusie gekomen (..)” ING Bank N.V. kan zich niet in uw standpunt vinden en adviseert[naam [appellant 1] ]
indien zij zich tegen de veiling wenst te verzetten, zich tot de rechter te wenden.”
“Op grond van het hypotheekrecht mag de hypotheekhouder zich verhalen voor devorderingen die de hypotheekhouder heeft. Krachtens de ministerieplicht van [geïntimeerde] rust op [geïntimeerde] [naam [geïntimeerde] ] de wettelijke verplichting voor openbare verkoop (veiling) zorg te dragen tenzij zij een gegronde reden heeft haar medewerking te weigeren. Naar onze mening kunnen wij op grond van artikel 21 Wna onze dienst niet weigeren nu het niet de taak van [geïntimeerde] is om verregaand de bankrelatie tussen de executerend hypotheekhouder en debiteur uiteindelijk vast te stellen en/of vast te stellen in hoeverre de executerend hypotheekhouder nog openstaande vorderingen heeft op debiteur, die gesecureerd worden door op het registergoed rustende hypotheekrecht.In het bovenstaande zijn wij niet ingegaan op de inhoud van de door u ingediende klacht/stukken. Door [geïntimeerde] kan die inhoud slechts marginaal worden getoetst. Na een marginale toetsing komt [geïntimeerde] tot de conclusie dat zij, indien zij een oordeel zou geven over de inhoud, bij wijze van spreken op de stoel van de rechter zou gaan zitten. Niet alleen is dat niet de taak van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft ook niet de middelen die de rechter wel heeft om over het (kennelijke) geschil tussen de hypotheekhouder en hypotheekgever in deze te kunnen oordelen.Wij adviseren u dan ook, indien u zich tegen een veiling wilt verzetten, zich tot de civiele rechter te wenden middels kort gezegd een “executie kort geding”. Daartoe kunt u zich het beste tot een advocaat wenden.”