ECLI:NL:GHAMS:2025:1478

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
23-000500-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot (winkel)diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een minderjarige, was eerder veroordeeld voor poging tot diefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof een incident op 11 december 2024, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte in een kledingwinkel in Amsterdam alarmlabels van kledingstukken verwijderde en deze onder hun eigen kleding verstopte. De kinderrechter had een leerstraf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 mei 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de poging tot diefstal en dat de samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte voldoende nauwe en bewuste samenwerking vertoonde. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren, met bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door een jeugdreclasseringsorganisatie. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, die een alleenstaande minderjarige asielzoeker is, en de noodzaak van begeleiding en ondersteuning in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000500-25
datum uitspraak: 5 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2025 in de strafzaak onder parketnummer 13-394718-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 2009,
adres: [adres 1] ,
op dit moment uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; - de alarmlabel(s) en/of etiket(ten) van voornoemde kledinstuk(ken) heeft/hebben verwijderd en/of
- voornoemde kledingstuk(ken) onder de eigen kleding aan heeft/hebben getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van
aangiftevan 11 december 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 9-11].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 december 2024 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige 1]:
Ik ben als beveiligingsmedewerker werkzaam bij [winkel] te Amsterdam. Ik werd geïnformeerd dat twee minderjarige jongens in een paskamer bezig waren alarmlabels van kleding te verwijderen. Bij mijn aankomst heb ik een controle uitgevoerd en geconstateerd dat onder de eigen kleding van één van de jongens kleding van [winkel] was verborgen. Daarnaast waren de jassen die ze hadden meegenomen naar de paskamer beschadigd door het verwijderen van de alarmlabels. De goederen zijn niet aangeboden ter betaling bij de kassa.
De diefstal is gepleegd door twee verdachten. Ik hield de verdachten aan op 11-12-2024 om 19:45 uur. De verdachten hebben de diefstal samen gepleegd. De verdachten gaven jassen en andere kleding aan elkaar af. Ik zag dat de twee continu samen bezig waren.
De volgende goederen zijn bij de diefstal weggenomen: 3 jassen Tommy Hilfiger, 1 t-shirt, 1 spijkerbroek.
2. Een proces-verbaal van
bevindingenvan 11 december 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 27-30].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 11 december 2024 omstreeks 19.56 uur kregen wij de melding vanuit het operationeel centrum om te gaan naar de [adres 2] Op dit adres zit een kledingwinkel genaamd [winkel] . Aldaar zouden twee minderjarige jongens een winkeldiefstal hebben gepleegd.
Een van de verdachten gaf door middel van een Coa pasje op te zijn:
*** [verdachte] , [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] -2009 te [geboorteplaats 1] ***
De andere verdachte gaf op te zijn:
*** [medeverdachte] , [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] -2008 te [geboorteplaats 2] ***
3. Een proces-verbaal van
verhoor getuigevan 11 december 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 25-26].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 december 2024 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[getuige 2] :
Op 11 december 2024 omstreeks 19.45 uur ben ik getuige geweest van een winkeldiefstal door twee jongens. Ik ben medewerker bij de winkel [winkel] . Ik stond bij de kassa en was bezig met kassa werkzaamheden. Ik zag dat twee jongens met kleding naar de pashokjes liepen en allebei in een apart hokje gingen staan. Na een tijdje hoorde ik een geluid alsof de alarmlabels kapot werden gemaakt. Ik heb toen mijn collega gealarmeerd en gevraagd om alvast naar de pashokjes te gaan. De jongens hadden de producten van de winkel gegeven aan mijn collega. Toen ik die producten ging controleren vond ik de alarmlabels en de etiketten in de zakken. Die bleken later van de jassen te zijn. Ik heb toen beveiliging gebeld. Toen heeft de beveiliging de jongen met het krullend haar (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) meegenomen naar achteren. Hier bleek dat hij onder zijn eigen kleding artikelen uit onze winkel aanhad. Ik kan bevestigen dat de personen die zijn aangehouden door de politie de personen betroffen die de diefstallen hebben gepleegd.
4. Een proces-verbaal van
verhoor minderjarige verdachtevan 12 december 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 51-56].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 december 2024 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[medeverdachte] :
Ik was met een Syrische vriend in Amsterdam, hij zit hier ook vast bij jullie (het hof begrijpt: de verdachte). Ik ging rondkijken in de [winkel] en vond een broek mooi en wilde die broek stelen. Ik had geen geld bij me.
V: Er is een getuige die hoorde dat er labels die de kleding beschermen van de kleding werden gehaald. Deze geluiden kwamen uit jouw pashokje, wat kun je mij hierover vertellen?
A: Dat klopt dat gebeurde ook.
5. De verklaring van
de verdachteafgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
Op 11 december 2024 was ik met een vriend in de winkel [winkel] te Amsterdam. Ik heb een Tommy Hilfiger jas gepast.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 december 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om kledingstukken die aan [winkel] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen:
- alarmlabels en/of etiketten van kledingstukken heeft verwijderd en
- kledingstuk(ken) onder de eigen kleding aan heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn vervat. Op basis hiervan oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van een poging tot diefstal van kledingstukken. Dat sprake is van een ‘rommelig’ dossier, zoals door de raadsman in dit verband is aangevoerd en door het hof wordt erkend, doet niet af aan dit oordeel.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezenverklaarde ‘poging tot diefstal’ veroordeeld tot een leerstraf Tools4U (regulier plus) voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) geadviseerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van diverse kledingstukken bij [winkel] . Daarmee heeft hij laten zien geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Winkeldiefstallen leveren schade en hinder op. De verdachte en zijn medeverdachte hebben in een pashokje in de winkel prijskaartjes en alarmlabels verwijderd, hetgeen schade aan kledingstukken heeft veroorzaakt voor een totaalbedrag van € 220,00.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een jeugdige voor een winkeldiefstal (in vereniging) met een schade van meer dan € 150,00 een taakstraf voor de duur van 30 uren genoemd.
Namens de Raad heeft de zittingsvertegenwoordiger op de terechtzitting in hoger beroep geadviseerd om een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen en daarbij met bijzondere voorwaarden in te zetten op toezicht en begeleiding door de Leger des Heils jeugdreclassering. Een leerstraf Tools4U, zoals eerder geadviseerd, acht zij niet langer geschikt voor deze verdachte. De verdachte is een 16-jarige alleenstaande minderjarige asielzoeker uit Syrië, die een traumatische reis naar Nederland heeft afgelegd. De verdachte heeft passende ondersteuning en begeleiding nodig, bij voorkeur in de vorm van een coach van Consequent in Zorg, de organisatie die hem eerder al begeleidde. Verder dient de verdachte begeleid te worden in een terugkeer naar school en bij het vinden van een zinvolle dagbesteding.
Het hof zal, gelet op het bovenstaande, een geheel voorwaardelijke werkstraf aan de verdachte opleggen, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, zoals hierna vermeld. Hoewel de begeleiding door een coach van Consequent in Zorg eerder is gestopt wegens het stopzetten van de financiering en door de Raad geen concreet voorstel is gedaan welke organisatie/coach momenteel passend is, ziet het hof aanleiding om het meewerken aan begeleiding door een coach – indien mogelijk – toch op te nemen als bijzondere voorwaarde. De Raad heeft dit immers nadrukkelijk geadviseerd omdat de eerdere begeleiding helpend is geweest, wat de verdachte zelf ook heeft erkend.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van
de proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte (indien mogelijk) zal meewerken aan coaching/begeleiding door Consequent in Zorg, of een soortgelijke door de jeugdreclassering aan te wijzen organisatie, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de verdachte onderwijs zal volgen en/of mee zal werken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Geeft opdracht aan GI Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.T.C. de Vries, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 juni 2025.
Mr. Meerbeek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]