ECLI:NL:GHAMS:2025:1453

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
200.349.257/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] en de zorgregeling tussen hem en zijn moeder. De rechtbank Noord-Holland had eerder het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar te vestigen afgewezen en de zorgregeling gewijzigd. De moeder is in hoger beroep gegaan, omdat zij het niet eens is met de beslissing dat [minderjarige] bij de vader blijft wonen. De vader is het eens met de eerdere uitspraak van de rechtbank. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar te vestigen en een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] elk weekend bij haar verblijft. Het hof heeft de zaak op 3 juni 2025 behandeld. Het hof oordeelt dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader moet blijven, omdat dit in zijn belang is. De vader biedt een stabiele en vertrouwde omgeving, terwijl er zorgen zijn over de stabiliteit van de situatie bij de moeder. De zorgregeling is wel aangepast, zodat de moeder en [minderjarige] elke veertien dagen van vrijdag tot zondag contact hebben, met videobellen op donderdagavond. Het hof heeft de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling vernietigd en opnieuw bepaald, maar de overige beslissingen van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.349.257/01
zaaknummer rechtbank: C/15/339001/ FA RK 23-1832
beschikking van de meervoudige kamer van 3 juni 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. A.J.J. van der Heiden te Den Helder.
Het hof heeft als belanghebbende aangemerkt de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren [in] 2020 te [plaats C] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling tussen [minderjarige] en de moeder.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 25 september 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de moeder om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar zal zijn, afgewezen.
Ook heeft de rechtbank de zorgregeling zoals die is afgesproken in het ouderschapsplan van november 2021, gewijzigd.
De moeder is het niet ermee eens dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal blijven houden in plaats van bij haar. Daarnaast wil zij meer omgang met [minderjarige] dan de rechtbank heeft bepaald. De vader is het eens met de bestreden beschikking.
2. De procedure in hoger beroep
2.1
De moeder is op 23 december 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Het beroepschrift bevat producties.
2.2
De vader heeft op 25 februari 2025 een verweerschrift met producties ingediend.
2.3
De vader heeft op 30 maart 2025 een stuk overgelegd met informatie over de omgang.
2.4
Op 31 maart 2025 heeft de vader overgelegd het door het hof opgevraagde vonnis van de voorzieningenrechter van 14 januari 2025 gewezen tussen partijen.
2.5
De zitting heeft op 2 april 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. J. Brouwer, die waarneemt voor mr. Pool.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door M. Eijpe.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn de ouders van [minderjarige] . Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader.
3.2
De ouders zijn op 29 maart 2021 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan, dat op 14 februari 2022 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West- Brabant van 31 januari 2022. In de beschikking is bepaald dat het door partijen in november 2021 ondertekende ouderschapsplan deelt uitmaakt van de beschikking.
In het ouderschapsplan is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 2 Hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader en zal op zijn adres in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven staan.
(... )
Artikel 3-Verzorging en opvoeding
Artikel 3.1 Zorg/contactregeling
De ouders zijn de volgende zorg/contactregeling overeengekomen:
De moeder en [minderjarige] zijn gerechtigd tot het hebben van contact met elkaar elke zaterdag of zondag van 12.00 uur tot 14.00 uur.
Partijen komen overeen dat deze contactregeling in overleg met de hulpverlening zo spoedig mogelijk zal worden uitgebreid.
Door omstandigheden vindt de omgang met de moeder voorlopig begeleid plaats, totdat in overleg met de hulpverlening is gebleken dat de moeder een veilige en stabiele thuissituatie heeft verkregen.
(…)”
3.3
De moeder heeft twee dochters uit eerdere relaties, te weten [dochter 1] en [dochter 2]
.In juni 2013 is de moeder ontheven uit haar gezag over [dochter 1] . [dochter 2] woont bij de moeder. Zij staat sinds 15 juli 2024 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming [plaats D] .
3.4
Op 14 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) in een kort geding procedure de vader veroordeeld tot nakoming van de bij bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het verzoek van de moeder tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] afgewezen. Verder heeft de rechtbank, met wijziging van het ouderschapsplan, de volgende zorgregeling vastgesteld:
[minderjarige] zal bij de moeder verblijven
- met ingang van 25 september 2024: op de zaterdagen dat de vader niet vaart, van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- met ingang van 1 november 2024: drie zaterdagen per vier weken, van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- met ingang van 1 december 2024: iedere zaterdag, van 10.00 uur tot 18.00 uur,
waarbij de moeder [minderjarige] steeds ophaalt bij de vader en hem daar weer terugbrengt, en met de bepaling dat onder begeleiding van de hulpverlening dient te worden toegewerkt naar
uitbreiding van bovenstaande zorgregeling naar een regeling van een weekend (met twee
overnachtingen) per veertien dagen.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
- dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] zal worden gewijzigd in die zin dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] voortaan bij de moeder zal zijn;
- een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] elk weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [minderjarige] op zondag terug naar de moeder brengt;
subsidiair
- een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] elk weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de moeder verblijft, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdag naar de moeder brengt en de moeder [minderjarige] op zondag terug naar de vader brengt.
4.3
De vader verzoekt het door de moeder ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:253a, vierde lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten: een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken en de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
De standpunten
5.2
De moeder stelt – samengevat – dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] heeft afgewezen. Het is volgens de moeder in [minderjarige] belang dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij haar heeft. Zo kan hij een band opbouwen met zijn halfzus [dochter 2] . Daarnaast is de vader twee van de vier weken van huis in verband met zijn werk ( [functie] ). [minderjarige] verblijft in die weken bij zijn tante, terwijl de moeder gewoon beschikbaar is voor hem. De moeder heeft in [plaats A] een stabiele woonsituatie gecreëerd voor zichzelf en [dochter 2] en ontvangt momenteel twee keer per week hulpverlening vanuit Impegno in de vorm van opvoedondersteuning en gezinstherapie. Daarnaast is ook Novadic-Kentron op de achtergrond betrokken. De moeder meent dat zij [minderjarige] de stabiliteit kan bieden die hij nodig heeft en hem daarnaast ook onbelast contact met de vader kan laten hebben. De vader daarentegen heeft de zorgregeling in oktober 2024 eenzijdig stopgezet, waardoor de moeder en [minderjarige] elkaar drie maanden niet hebben gezien.
Indien de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder wordt bepaald, verzoekt de moeder een weekendregeling tussen [minderjarige] en de vader. Subsidiair, voor het geval het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats wordt afgewezen, verzoekt de moeder een weekendregeling tussen haar en [minderjarige] . In beide gevallen wil zij het halen en brengen graag verdelen met de vader, omdat het voor haar erg belastend is om samen met [dochter 2] vanuit [plaats A] twee keer per weekend op en neer naar [plaats B] te rijden.
5.3
De vader voert verweer. Hij geeft aan dat het goed gaat met [minderjarige] . [minderjarige] gaat naar school in [plaats B] en is gewend aan de situatie waarin hij in de weken dat de vader van huis is, wordt opgevangen door zijn tante. Het is volgens de vader niet in [minderjarige] belang om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen en hem uit zijn vertrouwde omgeving te halen. Daarnaast heeft de vader niet het vertrouwen dat de moeder haar alcohol- en drugsverslaving onder controle heeft. De vader heeft de zorgregeling in oktober 2024 tijdelijk stopgezet omdat de moeder weigerde om [minderjarige] op de afgesproken tijd terug te brengen, aldus de vader. De ouders hebben nu onderling afgesproken dat [minderjarige] een keer per veertien dagen van vrijdagmiddag 15.00 uur of 15.30 uur tot zondag 18.00 uur bij de moeder is. De vader zou eerst graag zien dat de moeder de gemaakte afspraken langere tijd nakomt voordat er gekeken wordt naar uitbreiding van de zorgregeling. De vader vindt het prima om het halen en brengen te verdelen op de momenten dat hij niet voor werk van huis is.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking voor wat betreft de hoofdverblijfplaats te bekrachtigen, omdat voor [minderjarige] rust en voorspelbaarheid belangrijk zijn. Hij verblijft bij de vader en zijn tante in een voor hem vertrouwde omgeving en gaat daar ook naar school.
Ten aanzien van de zorgregeling onthoudt de raad zich van het geven van advies. De raad vindt het fijn om te horen dat het goed gaat met [minderjarige] , maar maakt zich ook zorgen. Zo is de moeder vaker afspraken rondom de zorgregeling niet nagekomen en heeft de vader de zorgregeling een aantal maanden stopgezet. Voor [minderjarige] levert dit veel onzekerheid op en dit is niet in zijn belang, aldus de raad. De raad ziet veel spanningen tussen de ouders en er is tot op heden nog geen hulpverleningstraject in de vorm van Ouderschap blijft (of soortgelijke hulpverlening) opgestart. De raad stelt voor om met toestemming van de ouders contact op te nemen met het Wijkteam om na te gaan wanneer de hulpverlening kan worden opgestart. Mocht het niet lukken via het Wijkteam dan wordt de raad daarvan op de hoogte gesteld en kan er eventueel een raadsonderzoek worden gedaan.
De beoordeling door het hof
Hoofdverblijfplaats
5.5
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij vader dient te blijven. Het hof overweegt daartoe als volgt.
[minderjarige] heeft belang bij duidelijkheid, rust en continuïteit. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader komt hieraan tegemoet. De opvoedomgeving bij de vader en ook die bij zijn tante, die voor [minderjarige] zorgt op de momenten dat de vader vanwege zijn werk van huis is, is voor [minderjarige] vertrouwd en er zijn geen zorgen over deze opvoedomgeving. Het hof acht het dan ook niet in het belang van [minderjarige] om hem uit deze vertrouwde omgeving te halen. Daarnaast speelt mee dat het hof op basis van de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting betwijfelt of de moeder [minderjarige] de rust en continuïteit kan bieden die hij nodig heeft. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij nu in [plaats A] een stabiele woonsituatie heeft gecreëerd met haar dochter [dochter 2] , maar ook dat de ondertoezichtstelling van [dochter 2] wordt verlengd. De moeder heeft het hof niet duidelijk kunnen maken waarom, hoewel de situatie bij haar thuis stabiel is, de ondertoezichtstelling toch zal worden verlengd.
Voorts neemt het hof in haar beslissing om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] niet bij de moeder te bepalen mee dat op 26 juni 2024 een incident heeft plaatsgevonden waarbij de moeder in de auto onwel is geworden, slingerend op de snelweg heeft gereden en door andere weggebruikers naar de vluchtstrook is gedirigeerd. De politie heeft het vermoeden geuit dat sprake is geweest van drugsgebruik. Uit de informatie van de ambulance blijkt dat zij zich niet volledig heeft willen laten onderzoeken. De moeder betwist dat sprake is geweest van drugsgebruik, volgens haar is zij door de hitte onwel geworden. Anders dan de moeder en met de rechtbank heeft het hof wel zorgen over drugsgebruik door de moeder, mede gezien het feit dat de moeder in het verleden regelmatig drugs heeft gebruikt en zij in september 2023 nog een terugval heeft gehad. De moeder zegt al heel lang geen drugs te gebruiken hetgeen zou blijken uit urinecontroles. Zij zou, ondanks het regelmatig testen, slechts eenmaal positief zijn getest. Door de moeder zijn van de met regelmaat uitgevoerde test de (negatieve) uitslagen niet overgelegd. Ook zijn er zorgen over het alcoholgebruik van de moeder. In het verleden heeft dit voor veel problemen gezorgd en is de moeder meerdere malen in een verslavingskliniek opgenomen geweest. Recent heeft zij bij het terugbrengen van [minderjarige] naar de vader een paar wijntjes genuttigd, waardoor ze niet meer in staat was om met [dochter 2] terug naar [plaats A] te rijden en genoodzaakt was om in het huis van de vader te blijven overnachten. Daaruit blijkt niet van verantwoord gedrag aan de zijde van de moeder en maakt ook dat zij de zorgen over het alcoholgebruik niet heeft weggenomen. Tot slot is gebleken dat de moeder [minderjarige] een aantal keren niet terug heeft gebracht naar de vader op de afgesproken dag en tijd, waardoor hij moest worden afgemeld voor school op de maandag. Ook is zij [minderjarige] een keer komen halen bij de vader terwijl de vader had gezegd dat [minderjarige] ziek was. De moeder heeft daarbij zelfs de politie aan de deur laten komen om [minderjarige] alsnog mee te kunnen nemen. Het hof overweegt dat de moeder gelet op het voorgaande de belangen van [minderjarige] onvoldoende voor ogen lijkt te hebben, hetgeen herhaaldelijk leidt tot conflicten tussen de ouders. Ook laat zij hiermee onvoldoende zien [minderjarige] een stabiele en veilige opvoedomgeving te kunnen bieden. Het verzoek van de moeder met betrekking tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] zal dan ook worden afgewezen.
Zorgregeling
5.6
Het hof stelt voorop dat het van belang is dat [minderjarige] en de moeder frequent omgang met elkaar hebben. [minderjarige] gaat graag naar zijn moeder en komt altijd blij thuis nadat hij bij de moeder is geweest. Blijkens de door de vader ingebrachte informatie zijn de ouders onderling een zorgregeling overeengekomen waarbij [minderjarige] om de veertien dagen van vrijdagmiddag 15.00/15.30 uur tot zondag 18.00 uur bij de moeder verblijft. Ter zitting in hoger beroep hebben beide ouders verklaard dat deze regeling redelijk goed verloopt. Het hof is van oordeel dat de door de ouders overeengekomen zorgregeling mede gelet op de leeftijd en ontwikkelingsfase van [minderjarige] het beste tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige] en het hof zal deze regeling dan ook vaststellen.
Ten aanzien van het halen en brengen heeft het hof begrip voor het verzoek van de moeder om hierin een meer gelijke verdeling aan te brengen, aangezien dit voor haar een enorme belasting vormt, mede gelet op de zorg die zij heeft voor [dochter 2] , die nu iedere keer vier uur in de auto zit om [minderjarige] op te halen. Het hof zal bepalen dat de vader een weekend per vier weken, te weten het weekend waarin hij zelf thuis is met [minderjarige] , [minderjarige] op vrijdagmiddag om 15.00/15.30 uur zal brengen bij de moeder en op zondagavond om 18.00 uur weer zal halen bij de moeder.
Tot slot zal het hof bepalen dat er videobelcontact is tussen de moeder en [minderjarige] elke donderdagavond om 18.30 uur en in het weekend dat [minderjarige]
nietbij de moeder is op zondagavond om 18.30 uur.
5.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de beslissing over de zorgregeling en, opnieuw rechtdoende,
bepaalt met wijziging in zoverre van het door de ouders op 28 november 2021 respectievelijk 29 november 2021 ondertekende ouderschapsplan:
- dat [minderjarige] bij de moeder verblijft eens in de veertien dagen van vrijdag 15.00/15.30 uur
tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader een keer per vier weken [minderjarige] op vrijdagmiddag naar de moeder brengt en hem op zondagavond weer ophaalt bij de moeder. Het andere weekend haalt de moeder [minderjarige] vrijdagmiddag op bij de vader en brengt hem op zondagavond weer naar de vader;
- bepaalt dat de moeder en [minderjarige] zullen videobellen elke donderdagavond om 18.30 uur
en een keer in de veertien dagen in het weekend dat [minderjarige] niet bij de moeder is op
zondagavond om 18.30 uur;
verklaart de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, R.M. Troost en M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 3 juni 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.