2.Feiten
De rechtbank heeft onder 2.1 tot en met 2.8 van het bestreden vonnis een aantal feitelijke uitgangspunten opgesomd. De grieven 1 en 2 zijn (mede) gericht tegen de onderdelen van de vaststellingen onder 2.2 en 2.5. Het hof zal daarmee rekening houden. Voor het overige zijn de door de voorzieningenrechter opgesomde uitgangspunten niet in geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Zij komen neer op het volgende.
( a) In september 2019 heeft [geïntimeerde] de woning en de winkelruimte aan de [straat 1] en [nummer] te [plaats 1] van [appellant] gekocht tegen een koopsom van (in totaal) € 450.000,00. De desbetreffende koopovereenkomst houdt onder meer in:
“4.1. De akte van levering zal gepasseerd worden bij oplevering nieuwbouw op betreffend perceel of voordat de sloop begint voorafgaand aan de nieuwbouw, ter keuze van verkoper of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van een notaris verbonden aan [bedrijf 1] , gevestigd te [plaats 1] (…).”
( b) Eveneens in september 2019 hebben partijen twee huurovereenkomsten gesloten, op grond waarvan [geïntimeerde] voormelde woning en winkel van [appellant] is gaan huren. Tevens hebben zij toen reeds beëindigingsovereenkomsten ter zake gesloten, op grond waarvan deze huurovereenkomsten per 1 september 2024 zouden eindigen.
( c) Op enig moment is tussen partijen een geschil ontstaan over de openstaande huur. Omdat zij van mening was dat [geïntimeerde] een huurachterstand had laten ontstaan, heeft [appellant] de vordering tot betaling van die huurachterstand uit handen gegeven aan [naam 1] , advocaat te [plaats 2] .
( d) Om tot een oplossing van hun geschil te komen, is in de periode van 20 juni 2024 tot en met 3 juli 2024 tussen partijen onderhandeld. [appellant] heeft zich daarbij laten bijstaan door [naam 1] , [geïntimeerde] door zijn in de kop van dit arrest genoemde advocaat, mr. Aalsma. Er zijn daarbij (per mail) over en weer voorstellen gedaan, die niet alleen betrekking hadden op de betaling van achterstallige huur, maar ook op afwikkeling van de hiervoor genoemde koopovereenkomst.
( e) In een e-mail van 2 juli 2024 aan mr. Aalsma heeft [naam 1] , voor zover van belang, het volgende geschreven:
“Ik heb uw email met cliënte besproken en zij is bereid om toch nog een poging te wagen, zodat de zaak kan worden opgelost.
(…)
1. Koopprijs € 450.000,- k.k.
Ik merk hierbij op dat het twee panden betreffen en dat de koopprijs dus zal moeten worden opgesplitst voor de notariële aktes.
Hierbij zal € 200.000,- k.k. als koopprijs gelden voor [straat 1] .
En € 250.000,- k.k. als koopprijs voor [straat 2] [nummer] .
(…)
4. Uw cliënt voldoet de achterstallige huur van € 32.500,- en betaalt de huur voor de maand juni en juli van in totaal € 3.295,61 (dat is dus twee keer de helft).
Dit bedrag van in totaal € 40.351,22 dient uiterlijk binnen nu en 7 dagen, en sowieso twee dagen voor de datum van levering, te worden overgemaakt naar mijn derdengeldrekening.
Het bedrag dat uw cliënt reeds heeft betaald, kan hierop in mindering strekken.
(…)
5. De akte van levering voor de beide panden wordt uiterlijk vóór 1 augustus 2024 door [bedrijf 1] of andere notaris verleden.
(…) Dit voorstel is geheel vrijblijvend en onder voorbehoud van alle rechten en weren.”
( f) Bij e-mail van 3 juli 2024 heeft mr. Aalsma, voor zover van belang, als volgt geantwoord:
“Het aanbod van uw cliënte is akkoord met uitzondering van de wijze van betaling opgenomen in punt 4.
Mijn cliënt draagt zorg voor tijdige storting op de derdengeldenrekening van [bedrijf 1] van zowel de koopsom als het bedrag ad. € 35.540,48 (zijnde € 40.351,22 minus het betaalde bedrag van € 4.810,74).
Gelet op de perikelen m.b.t. de hypotheek van uw cliënte, is het verzoek of uw cliënte de afspraak met de notaris wil maken. (…)
De datum van de afspraak voor de overdracht, verneem ik gaarne van u per omgaande.”
( g) [naam 1] heeft vervolgens [bedrijf 1] opdracht gegeven de leveringsakten gereed te maken. Per e-mail van 8 juli 2024 heeft een kandidaat-notaris van dat kantoor [geïntimeerde] bericht dat het passeren van de leveringsakten is gepland op 26 juli 2024.
( h) Bij e-mail van 12 juli 2024 aan mr. Aalsma heeft [naam 1] laten weten dat de geplande levering op 26 juli 2024 wegens familie- en andere omstandigheden niet kan doorgaan en verschoven zal moeten worden. Hij schrijft voorts dat hij op korte termijn een nieuwe leveringsdatum zal doorgeven.
( i) Bij e-mail van 30 juli 2024 heeft [naam 2] (die inmiddels [naam 1] als advocaat van [appellant] was opgevolgd) mr. Aalsma doen weten, voor zover van belang:
“Uit de stukken maak ik op dat [naam 1] namens cliënte op 2 juli jl. een voorstel heeft gedaan. U heeft op 3 juli gereageerd op dit voorstel, met de mededeling dat uw cliënt in principe akkoord is maar dat hij de wijze van betaling wenst te wijzigen. Deze mededeling kan worden opgevat als een nieuw voorstel en ik kan u, vooruitlopend op mijn verdere inhoudelijke reactie, reeds berichten dat dit niet akkoord is en partijen derhalve geen overeenstemming hebben bereikt.”
Dit standpunt heeft [naam 2] in een brief aan mr. Aalsma van 1 augustus 2024 uitgewerkt.
( j) Levering van de panden heeft (vóór het bestreden vonnis) niet plaatsgevonden.
( k) Na daartoe verkregen verlof heeft [geïntimeerde] op 24 september 2024 conservatoir beslag op de panden gelegd.