5.17.Het hof overweegt als volgt. Artikel 4 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt dat een echtgenoot jegens de andere echtgenoot een vergoedingsrecht heeft, indien een bedrag of waarde ten behoeve van die andere echtgenoot aan zijn vermogen is onttrokken. De vergoeding is gelijk aan het bedrag of de waarde ten tijde van de onttrekking, ongeacht waarvoor het onttrokken bedrag of de onttrokken waarde is aangewend. De man vordert vergoeding van betalingen met betrekking tot:
1. de verkoopopbrengst boot merk Stingway (€ 22.000,-)
2. voor de vrouw betaalde advocaatkosten (€ 7.023,45)
3. nieuwe sleutels van de auto merk Mini Cooper (€ 233,18)
4. de kosten voor de verzorging van de moeder van de vrouw (€ 1.799,-)
5. de huur tijdens verblijf in [plaats] (€ 770,-)
6. betalingen aan de vrouw ter aanvulling van de rekening van de vrouw (€ 8.309,-)
7. betaling van de banden van de auto merk Mini Cooper (€ 350,-)
8. kosten van een privium membership (€ 85,-)
9. kosten voor de schuifpuien in het huis van de vrouw (€ 400,-)
10. aandeel van de vrouw in de geannuleerde tweede huwelijksreis naar Cuba (€ 2.056,75)
11. door de vrouw ontvangen annuleringsuitkering voor de reis (€ 297,-)
12. hotelovernachting in hotel Van der Valk [plaats B] (€ 186,-)
13. door de vrouw weggenomen contant geldbedrag (€ 2.600,-)
14. afwikkeling fiscaal partnerschap (€ 3.807,-)
Ad 1. De man heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de boot eigendom was van de man en dat de koper een bedrag van € 18.000,- van de koopprijs heeft overgemaakt op een bankrekening van de vrouw. Voorts stelt de man dat de koper een bedrag van € 4.000,- contant heeft betaald aan de vrouw en dat hij het totale bedrag van de verkoop aan de vrouw heeft geleend. De vrouw ontkent weliswaar het bestaan van de lening, maar ontkent niet dat het bedrag van € 18.000,- door de koper op haar rekening is gestort. Als productie 39 heeft de man met betrekking tot de lening een e-mailwisseling tussen hem en de vrouw overgelegd. De man schrijft aan de vrouw op 3 mei 2019 om 12.01 uur:
“Lief, jij vroeg mij over de bootlening aan jou (18.000 van koper en 4.000,- cash) als wij bij elkaar blijven dan maakt het niet uit en hoeven wij niet te verrekenen.”
De vrouw antwoordt om 12.10 uur:
“Wat goed van je!”met daarachter twee emoticons.
Het hof zal dit onderdeel van de vordering van de man toewijzen. De vrouw ontkent niet dat de boot eigendom was van de man en dat de koopprijs dus toekwam aan de man. Evenmin ontkent de vrouw dat de koper van de boot een bedrag van € 18.000,- op haar rekening heeft gestort. Noch in eerste aanleg noch in hoger beroep verklaart de vrouw waarom dit bedrag dan wel op haar rekening is gestort als het geen lening was. Met betrekking tot de overgelegde e-mail correspondentie stelt de vrouw in eerste aanleg dat de e-mails zijn vervalst, maar die stelling heeft de vrouw op geen enkele wijze onderbouwd. Het hof acht de e-mail correspondentie geloofwaardig, te meer daar deze plaatsvond in een fase, zo blijkt uit de e-mail van de man, dat partijen er kennelijk over spraken of bestendiging van hun relatie nog mogelijk zou zijn. Dit onderdeel van de vordering van de man slaagt dus. De vrouw zal worden veroordeeld aan de man een bedrag van € 22.000,- te betalen.
Ad 2. De advocaat E.W. van den Brink, advocaat en mediator te Oosthuizen, heeft in de periode 10 oktober 2017 tot en met 5 september 2018 vijf facturen, met een totaalbedrag van € 7.023,45, gezonden naar het huisadres van partijen te [plaats A] , drie ter attentie van [X] BV, en twee ter attentie van de vrouw. De man stelt dat deze facturen betrekking hebben op een procedure tussen de vrouw en haar ex-echtgenoot, hetgeen de vrouw niet heeft weersproken. De vrouw ontkent evenmin dat de facturen zijn betaald door [X] BV en dat het bedrag is geboekt in de rekening-courant verhouding tussen de man en de vennootschap. Door de betalingen van de privé-schuld van de vrouw is de schuld van de man in rekening-courant verhoogd en daarmee is het bedrag onttrokken aan het vermogen van de man. Gelet op artikel 4 van de huwelijkse voorwaarden zal het hof dit onderdeel van de vordering van de man toewijzen. Het hof zal de vrouw veroordelen aan de man een bedrag van € 7.023,45 te betalen.
Ad 3. De man stelt dat de vrouw de sleutels van de Mini Cooper niet wilde retourneren en dat hij genoodzaakt was om nieuwe sleutels aan te schaffen en de sleutels te laten herprogrammeren. De vrouw stelde in eerste aanleg dat zij altijd in deze auto heeft gereden en dat zij degene was van wie de auto feitelijk was. De vrouw wilde de sleutels niet afstaan toen de man de auto in bezit nam. De vrouw stelt dat de man de auto in het kader van pesterijen gestolen heeft en dat er geen ruimte is voor enige vergoeding. De man ontkent niet dat de vrouw de auto in bezit had en erin reed en dat hij de auto bij de vrouw heeft weggehaald. De man heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende de noodzaak van het laten maken van nieuwe sleutels onderbouwd, te meer daar het hof ervan uitgaat dat de auto eigendom van de vrouw was vanaf 20 april 2018. De enkele stelling dat de vrouw de sleutels niet wilde retourneren is onvoldoende voor toewijzing van de vordering van de man. Deze vordering zal het hof dan ook afwijzen.
Ad. 4. De man stelt dat partijen in november 2018 zijn afgereisd naar de moeder van de vrouw in verband met de ziekte van de moeder. Tijdens deze reis heeft de man in totaal een bedrag van € 1.799,- overgemaakt aan de vrouw voor de kosten van verzorging van de moeder. De vrouw ontkent het door de man gestelde. Haar ouders hadden genoeg geld voor de verzorging van haar moeder, de vader van de vrouw is arts en de ouders van de vrouw zijn voor ziektekosten verzekerd. De man verwijst naar zijn productie 42 in de procedure bij de rechtbank maar daar vindt het hof voornoemde bedragen en bewijsstukken niet terug, zodat deze vordering zal worden afgewezen. Ten overvloede overweegt het hof dat de betaling van een bedrag ten behoeve voor de verzorging van een zieke (schoon)moeder kan worden gezien als het voldoen aan een natuurlijke verbintenis in de zin van artikel 6:3 lid 2, aanhef en onder b. BW.
Ad 5. De man stelt dat hij de vrouw voor de huur van de accommodatie tijdens haar verblijf in [plaats] een bedrag heeft betaald van € 770,- en vordert dat bedrag terug. De man verwijst ook hier naar productie 42 Ook dit bedrag vindt het hof echter niet terug in die productie , zodat ook deze vordering zal worden afgewezen, nog daargelaten de vraag of deze betaling die de man stelt de hebben gedaan niet als kosten van de huishouding gekwalificeerd dienen te worden volgens de eigen stelling van de man in deze procedure en dus niet als onttrokken aan het vermogen van de man gekwalificeerd kunnen worden.
Ad 6. De man heeft in de procedure bij de rechtbank als productie 43 acht bankafschriften overgelegd waaruit betalingen aan de vrouw blijken. Vijf betalingen van de privé rekening van de man bij de ING bank tot een totaal bedrag van € 2.370,- en drie betalingen van [X] BV tot een totaal bedrag van € 8.309,-. Dit laatste bedrag vordert de man van de vrouw. De man stelt dat hij het bedrag van € 8.309,- heeft voldaan uit zijn vermogen om de rekening van de vrouw aan te vullen, maar hij verzuimt te onderbouwen waarom deze betalingen vanuit de beheer BV aan de vrouw nodig waren. Het enkele stellen dat de rekening van de vrouw aangevuld moest worden is onvoldoende, te meer daar de vrouw stelt dat de bedragen bedoeld waren om boodschappen van te doen en niet om minstanden op de rekening van de vrouw aan te vullen. Verder stelt de vrouw dat de vanuit de beheer BV naar de gezamenlijke rekening overgemaakte bedragen door de man meteen werden doorgezet naar de eigen rekening van de man. Gelet op het gemotiveerde verweer van de vrouw op dit punt in eerste aanleg, heeft de man deze vordering ook in hoger onvoldoende onderbouwd zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Ad 7. Voor wat betreft de banden van de Mini Cooper verwijst de man naar zijn producties 44 en 45 in de procedure bij de rechtbank. Het hof verwijst naar rechtsoverweging 5.4 van deze beschikking waarin het hof heeft overwogen dat de verklaring voor recht die de man aan het hof verzoekt zal worden afgewezen. Die afwijzing impliceert dat het hof van oordeel is dat de Mini Cooper eigendom is van de vrouw. De kosten van vervanging van de banden komen om die reden dan ook voor rekening van de vrouw. Het hof zal de vrouw veroordelen aan de man een bedrag te betalen van € 350,-.
Ad 8, 10, 11 en 12. Het hof kwalificeert de in genoemde nummers gevorderde bedragen als kosten van de huishouding (nrs. 10 en 12), onderscheidenlijk ontvangsten ten behoeve van de huishouding (nr. 11), en niet als aan het vermogen van de man onttrokken bedragen in de zin van artikel 4 lid 1 van de huwelijkse voorwaarden. Deze vorderingen van de man zullen worden afgewezen. Met betrekking tot de kosten verbonden aan de hotelovernachting te [plaats B] overweegt het hof dat deze zijn gemaakt in een periode dat partijen nog zicht hadden op herstel van hun relatie.
Ad 9. De kosten voor de schuifpui van de vrouw, € 400,- zijn door de man op 27 oktober 2019 gemaakt, ruim nadat partijen uit elkaar zijn gegaan. Deze kosten kunnen naar het oordeel van het hof vanwege het tijdsverloop niet als kosten van de gezamenljjke huishouding worden aangemerkt. Deze kosten dienen voor rekening van de vrouw te komen. Het hof zal de vrouw veroordelen aan de man een bedrag te betalen van € 400,-.
Ad 13. De man heeft als productie 50 in de procedure bij de rechtbank een bladzijde overgelegd uit een proces-verbaal van politie met nummer [nummer] . In de laatste alinea van deze bladzijde staat:
Op maandagavond 24 juni 2019 omstreeks 20.30 uur is [de vrouw] weggegaan uit de woning. (…) Tevens merkte ik op dat er 2600 euro uit de la verdwenen is. Ik had mijn motor verkocht voor 7000 euro. Dit geld gebruikte wij af en toe om iets leuks te doen of als wij het nodig hadden. Er was nog 2600 euro over. Ik wilde dit bewaren voor mocht bijvoorbeeld de wasmachine kapot gaan. Ik neem aan dat zij dit heeft meegenomen. Er is niemand anders die dit geld gepakt kan hebben.
De vrouw betwist dat zij dit bedrag heeft meegenomen. Gelet daarop heeft de man zijn vordering onvoldoende onderbouwd. Het enkele overleggen van een bladzijde uit een proces-verbaal van politie en stellen dat niemand anders dan de vrouw het geld kan hebben gepakt, is daartoe onvoldoende. De vordering zal worden afgewezen.
Ad 14. De man stelt dat partijen nog tot afwikkeling dienen te komen van hun fiscaal partnerschap. De man schat het aandeel van de kosten van de vrouw op € 3.807,- zijnde 70% van de aangifte van € 5.439,-. Gelet op de houding van de vrouw valt niet te verwachten dat zij hieraan enige bijdrage zal leveren, zo stelt de man. De man verwijst naar productie 51. De man legt over een nog niet verstuurde aangifte inkomstenbelasting 2019 en een bladzijde waarop alleen te lezen is dat de te betalen aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen € 5.439,- bedraagt. Die onderbouwing is onvoldoende voor toewijzing van de vordering van de man. De man heeft niet aangetoond dat hij voornoemd bedrag heeft betaald, noch heeft hij een deugdelijke berekening overgelegd waaruit blijkt welk aandeel van dit bedrag voor de vrouw moet komen in het kader van de afwikkeling van het fiscaal partnerschap. De vordering zal worden afgewezen.