ECLI:NL:GHAMS:2025:1348
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake niet-ontvankelijkheid verdachte
Op 7 mei 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 6 maart 2025 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2008, die in hoger beroep ging tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte in het vonnis van de eerste aanleg berust en verzocht om niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. De advocaat-generaal heeft eveneens verzocht om niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke grieven zijn ingediend en dat er ook geen mondelinge bezwaren zijn opgegeven. Gezien deze omstandigheden en het ontbreken van enig rechtens te respecteren belang, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is op 7 mei 2025 openbaar uitgesproken.