ECLI:NL:GHAMS:2025:1347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
23-00269724
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende vervoer van harddrugs met vrijspraak voor voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2007, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verkopen, en vervoeren van harddrugs, specifiek MDMA en cocaïne, op 3 september 2024 in Amsterdam. De kinderrechter had eerder een jeugddetentie opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 7 mei 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een bewezenverklaring van de tenlastelegging bepleitte, en de verdediging die vrijspraak voorstelde. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tweede tenlastelegging, namelijk de voorbereidingshandelingen voor het dealen van drugs, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het hof achtte het eerste feit, het vervoeren van harddrugs, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 68 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, inclusief adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming. De in beslag genomen contanten werden aan de verdachte teruggegeven, terwijl de verdovende middelen onttrokken aan het verkeer werden verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002697-24
datum uitspraak: 21 mei 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 november 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 13-284162-24 en 13-134373-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 3 september 2024 te Amsterdam, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 25,5 gram en/of 10 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
en/of ongeveer 62,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een of meerdere middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 3 september 2024 te Amsterdam,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van een hoeveelheid MDMA en/of cocaine, in elk geval een of meerdere middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende hij, verdachte,
- een of meerdere (afgemeten gebruikers)hoeveelheden en/of soorten verdovende middelen (lijst I) voorhanden gehad, en/of
- een of meerdere telefoons voorhanden gehad, en/of
- een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 240 euro voorhanden gehad, en/of
- een vervoersmiddel, te weten een scooter, voorhanden gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak feit 2

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 2. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij het dealen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij gewezen op de hoeveelheid verdovende middelen, het contante geldbedrag dat de verdachte bij zich droeg, het aantal Signal berichten op zijn mobiele telefoon alsmede het feit dat hij op een scooter door een gebied met drugsoverlast reed.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Het procesdossier bevat onvoldoende om tot een veroordeling van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen te komen.
Oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof is op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 september 2024 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 25,5 gram en 10 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 62,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met algemene en bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot diezelfde straf.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat het hof voor het onder 1 ten laste gelegde volstaat met het opleggen van een jeugddetentie gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest. Daarnaast zou de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf waarvan nu de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, met een jaar kunnen worden verlengd. De bijzondere voorwaarden daarbij zouden kunnen worden gewijzigd in die zin dat de verdachte verplicht wordt zich te laten begeleiden door de IMD coach, wat hij zelf ook wil en hem helpt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoer van bijna 100 gram harddrugs. Hoewel de verdachte is vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen, zijn de bij de verdachte aangetroffen hoeveelheid drugs alsmede de wijze waarop deze waren verpakt wel indicaties dat de verdachte zich bezig hield met dealen.
Door aldus handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke harddrugs en de bijbehorende handel daarin, die niet zelden gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (Raad) van 30 oktober 2024 waarin is geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie met algemene en bijzondere voorwaarden op te leggen alsmede op de update van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) opgesteld voor 3 april 2025. Ook hetgeen de vertegenwoordigers van de Raad en de JBRA ter terechtzitting naar voren hebben gebracht heeft het hof betrokken bij zijn oordeelsvorming.
Voor het bepalen van de straf heeft het hof gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en heeft het hof meegewogen dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet eerder wegens overtreding van de Opiumwet is veroordeeld en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Gelet op het feit dat het hof minder bewezen acht dan de advocaat-generaal komt het hof tot een lagere straf dan geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest alsmede een geheel voorwaardelijk taakstraf in de vorm van een werkstraf met algemene en bijzondere voorwaarden van na te melden duur passend en geboden.
Met het opleggen van een voorwaardelijke straf beoogt het hof te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Het hof verwacht dat de door het hof aan het voorwaardelijk strafdeel verbonden bijzondere voorwaarden (begeleiding van een IMD coach) zullen bijdragen aan een ontwikkeling van de verdachte in een gunstige richting.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36d, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2024 opgelegde voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging gelast.
De raadsman heeft ter terechtzitting het hof verzocht de proeftijd te verlengen.
Het hof acht gelet op de opgelegde straf en gezien de bij deze eerdere veroordeling opgelegde bijzondere voorwaarden geen termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.

Beslag

€ 240,00 in contanten
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de in beslag genomen contanten ter waarde van € 240,00 verbeurd worden verklaard.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht dit contante geldbedrag aan de verdachte terug te geven.
Het hof is van oordeel dat het in beslag genomen contante geldbedrag aan de verdachte toebehoort en aan hem dient te worden teruggegeven.
Verdovende middelen
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de in beslag genomen verdovende middelen worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen verdovende middelen gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat de in beslag genomen verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het onder 1 bewezenverklaarde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zal meewerken aan begeleiding door een jongerencoach van IMD, zolang de Jeugdbescherming Regio Amsterdam dat noodzakelijk acht en
dat de veroordeelde gedurende de gehele proeftijd zal meewerken aan alle hulpverlening die overigens door de Jeugdbescherming Regio Amsterdam noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
68 (achtenzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
28 stk verdovende middelen (6548981)
2 stk verdovende middelen (6548985)
17 stk verdovende middelen (6548986)
11 stk verdovende middelen (6548990)
1. stk verdovende middelen (6548991)
19 stk verdovende middelen (6548994)
35 stk verdovende middelen (6548996).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 240,00 in contanten.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het parket Amsterdam van 11 oktober 2024, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2024, parketnummer 13-134373-23, voorwaardelijk opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. R.A.E. van Noort en mr. A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 mei 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]