ECLI:NL:GHAMS:2025:1290

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
23-001657-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van buitengewoon opsporingsambtenaren tijdens hun werk op Amsterdam Centraal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het beledigen en bedreigen van twee buitengewoon opsporingsambtenaren van de Nederlandse Spoorwegen op 27 mei 2024, terwijl zij hun werk uitoefenden op Amsterdam Centraal. De verdachte heeft de ambtenaren beledigd met grove en kwetsende taal en hen bedreigd met verkrachting en zware mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige belediging en bedreiging, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte € 275,00 moet betalen voor immateriële schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De uitspraak benadrukt het belang van respect voor het openbaar gezag en de gevolgen van dergelijk gedrag in het openbaar.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001657-24
datum uitspraak: 16 mei 2025
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-172809-24 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 mei 2025.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een (of meerdere) ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de NS, en/of te weten [slachtoffer] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de NS, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen:
-“Je bent een kanker vies varken", en/of
-"Kanker leugenaar ben je", en/of
-"Kanker (almeerse) hoer(tje)", en/of
-"Kanker mogool(tje)", en/of
-"Kanker homo", en/of
-"Dik kanker varken", en/of
-"Kanker viezerik",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] en/of te weten [slachtoffer] , heeft bedreigd met:
- met verkrachting, en/of
- met zware mishandeling,
door die [benadeelde] en/of die [slachtoffer] de woorden toe te voegen:
-"Ik sla jullie helemaal kapot/ik sla je de kanker in", en/of
-"Ik sla je tanden uit je bek kanker mogooltjes", en/of
-"Ik neuk je in je kont kankerhoer.”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [benadeelde] en/of die [slachtoffer] in diens hoedanigheid van Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de NS.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 mei 2024 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [benadeelde] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de NS, en/of [slachtoffer] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de NS, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:
- “ Je bent een kanker vies varken", en
- " Kanker leugenaar ben je", en
- " Kanker (almeerse) hoer(tje)", en
- " Kanker mongool(tje)", en
- " Kanker homo", en
- " Dik kanker varken", en
- " Kanker viezerik";
2.
hij op 27 mei 2024 te Amsterdam [benadeelde] heeft bedreigd met:
- verkrachting, en
- zware mishandeling,
door die [benadeelde] de woorden toe te voegen:
- " Ik sla jullie helemaal kapot/ik sla je de kanker in", en
- " Ik sla je tanden uit je bek kanker mongooltjes", en
- " Ik neuk je in je kont kankerhoer.”,
terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [benadeelde] in diens hoedanigheid van Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de NS.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan
worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met verkrachting en zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft twee buitengewoon opsporingsambtenaren van de Nederlandse Spoorwegen tijdens hun werk beledigd en één van hen tevens bedreigd. Hij heeft deze ambtenaren in hun eer en goede naam aangetast en een angstige en intimiderende situatie geschapen. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te tonen voor het openbaar gezag. Zijn gedrag is des te kwalijker nu de bedreiging en belediging in het openbaar zijn gedaan op het station Amsterdam Centraal met als gevolg dat er mensen in de directe omgeving aanwezig waren. Hierdoor kunnen gevoelens van onveiligheid bij het publiek ontstaan. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 april 2025 is hij eerder ter zake van belediging van een ambtenaar en bedreiging onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 275,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De omvang van de immateriële schade als gevolg van de belediging en bedreiging zal op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar maatstaven van billijkheid worden geschat op € 275,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 mei 2024.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.S. Ludwig en mr. M.C. van der Mei, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 mei 2025.
Mr. H.A. van Eijk en mr. M.C. van der Mei zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]