ECLI:NL:GHAMS:2025:1239

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
200.331.377/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en informatieregeling voor minderjarige in een complexe gezinscontext

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling en informatieregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren in 2022. De vader, wonende in Duitsland, heeft in hoger beroep verzocht om mede belast te worden met het gezag over de minderjarige en om een omgangsregeling vast te stellen. De moeder, wonende in [plaats B], heeft verweer gevoerd en de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft eerder op 9 april 2024 een tussenbeschikking gegeven waarin de verzoeken van de vader pro forma zijn aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De raad heeft op 6 december 2024 advies uitgebracht, waarin begeleide omgang tussen de vader en de minderjarige wordt aanbevolen. Tijdens de zitting op 19 maart 2025 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht, waarbij de vader bereid is tot begeleide omgang, terwijl de moeder wantrouwend is en zich zorgen maakt over de veiligheid van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig is verstoord, maar oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat hij zijn vader leert kennen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder opgedragen zich te melden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin voor hulp bij het contactherstel. De beslissing over de definitieve omgangsregeling is aangehouden voor twaalf maanden, terwijl de moeder de vader maandelijks moet informeren over de gezondheid en ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.331.377/01
zaaknummer rechtbank: C/15/337567 / FA RK 23-1106
beschikking van de meervoudige kamer van 13 mei 2025 in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats A] (Duitsland),
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. M. Yigitdol te Eindhoven,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. R.P.A. Meghoe te Haarlem.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren [in] 2022 te [plaats C] .
Het hof heeft als informant aangemerkt:
-mevrouw [naam] , sociaal werker van de moeder, werkzaam bij [X] (hierna: mevrouw [naam] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats B] ,
hierna: de raad.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in deze zaak op 9 april 2024 een beschikking gegeven (hierna: de tussenbeschikking), waarin de beslissing in de zaak met zaaknummer 200.331.377/01, die ziet op het gezag, de omgang en de informatieregeling, pro forma is aangehouden voor de duur van zeven maanden, te weten tot 10 november 2024, in afwachting van de resultaten van raadsonderzoek en het daarop gebaseerde advies.
In dezelfde beschikking heeft het hof in de zaak met zaaknummer 200.331.377/02 een informatieregeling vastgesteld voor de periode tot aan het vaststellen van een definitieve informatieregeling, waarbij de (advocaat van de) moeder eens per maand informatie over [minderjarige] verstrekt aan de (advocaat van de) vader. Het verzoek van de vader tot het vaststellen van een voorlopige omgangsregeling heeft het hof afgewezen.
Voor het procesverloop tot aan de daaraan voorafgaande zitting op 18 januari 2024 wordt naar de tussenbeschikking verwezen. Van de hiervoor genoemde zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat deel uitmaakt van het dossier.
1.2
Het hof heeft bij de tussenbeschikking de raad verzocht onderzoek in te stellen naar de volgende vragen:
- welke mogelijkheden of belemmeringen ziet de raad voor de uitoefening door de ouders van het gezamenlijk gezag over [minderjarige] ?
- wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag weg te nemen?
- verzetten zich zwaarwegende belangen van [minderjarige] tegen omgang met de vader?
- zo nee, welke omgang/zorgregeling van de vader met [minderjarige] acht de raad in het belang van [minderjarige] ?
- wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen bij de ouders en/of [minderjarige] weg te nemen?
- welke definitieve informatieregeling acht de raad het meest in het belang van [minderjarige] ?
1.3
De raad heeft op 6 december 2024 rapport en advies uitgebracht.
1.4
Daarna heeft het hof het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de vader van 17 december 2024 met bijlage.
1.5
De zitting is voortgezet op 19 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door S. Alizadeh-Afshar, tolk Dari en Farsi, en vergezeld van mevrouw [naam] ;
- de raad, vertegenwoordigd door R. Bark.
De advocaat van de moeder heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

2.De omvang van het hoger beroep

2.1
Bij de bestreden beschikking zijn, voor zover hier van belang, de verzoeken van de vader dat hij mede wordt belast met het gezag over [minderjarige] en dat een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] wordt vastgesteld, afgewezen.
2.2
Het hof heeft in zijn tussenbeschikking, onder 4.2, de verzoeken van de vader zoals genoemd in zijn beroepschrift vermeld. Bij brief van 17 december 2024 heeft de vader zijn verzoeken gewijzigd. Hij verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat:
- de vader en [minderjarige] voorlopig onder begeleiding van een professionele instantie omgang met elkaar hebben, waarbij geldt dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag/dagdeel dat zij in gebreke blijft medewerking te verlenen aan de omgang, met een maximum van € 10.000,-;
- de definitieve beslissing over de omgangsregeling wordt aangehouden voor een periode van twaalf maanden, in afwachting van de voortgang van de in te zetten omgangsbegeleiding;
- de moeder wordt veroordeeld binnen twee weken na de te wijzen beschikking een verzoek bij de betreffende gemeente in te dienen voor begeleiding van de omgangsregeling, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag/dagdeel dat zij in gebreke blijft aan deze verplichting te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
- de moeder wordt veroordeeld om de vader maandelijks te informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [minderjarige] , waaronder zijn gezondheid en ontwikkeling, waarbij zij primair maandelijks, althans subsidiair eens per kwartaal, een foto en video van [minderjarige] aan de vader stuurt;
- althans een beslissing te nemen die het hof in goede justitie juist acht.
2.3
De moeder verzoekt het door de vader verzochte af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

3.De verdere beoordeling in hoger beroep

3.1
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen over de bevoegdheid en het toepasselijk recht is opgenomen in zijn tussenbeschikking. Daarin is overwogen dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de verzoeken van de vader en dat het Nederlands recht van toepassing is.
3.2
De vader heeft bij zijn eerdergenoemde brief van 17 december 2024 tevens te kennen gegeven dat hij zijn verzoek ten aanzien van het gezag intrekt. Hieruit maakt het hof op dat de vader de gronden van dat verzoek niet handhaaft, zodat de door hem op dit punt aangevoerde grieven geen bespreking meer behoeven.
Omgang
Het wettelijk kader
3.3
Uit artikel 1:377a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel het recht op omgang ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd.
Uit het derde lid volgt dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De standpunten
3.4
De vader wil dat er omgang tussen hem en [minderjarige] tot stand komt. Hoewel hij de zorgen van de moeder niet gegrond vindt, is de vader wel bereid om mee te werken aan begeleide omgang zodat het contact tussen hem en [minderjarige] kan worden hersteld. Ook kan begeleide omgang de moeder helpen om meer vertrouwen in de vader te krijgen. De moeder moet ertoe worden bewogen om zich te melden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin van de gemeente, zodat onder begeleiding van hulpverlening kan worden gestart met contactherstel. De vader verwacht dat de moeder niet mee zal werken aan begeleide omgang, gezien haar wantrouwen jegens hem. Het is daarom van belang dat aan de moeder een dwangsom wordt opgelegd als zij nalaat mee te werken aan het tot stand brengen van omgang tussen de vader en [minderjarige] . Na herstel van het contact tussen de vader en [minderjarige] moet de omgang op termijn worden uitgebreid, zodat de band tussen hen verder kan worden opgebouwd.
3.5
De moeder staat niet achter omgang tussen de vader en [minderjarige] . Zij vertrouwt de vader niet in het contact met [minderjarige] . Tussen de ouders is sprake van een complexe voorgeschiedenis. De moeder is in het verleden mishandeld door de vader, waardoor zij bang is voor hem en trauma’s heeft ontwikkeld. Contactherstel tussen [minderjarige] en de vader, ook als dit onder begeleiding plaatsvindt, belemmert de moeder om haar trauma’s te verwerken, omdat zij daardoor opnieuw met de vader wordt geconfronteerd. Het is in het belang van [minderjarige] dat de moeder eerst haar trauma’s verwerkt, voordat omgang kan plaatsvinden. Op dit moment staat zij echter nog op de wachtlijst voor individuele hulp en daarom kan niet met contactherstel worden gestart. Verder is er bij vrijwillige hulp via het Centrum voor Jeugd en Gezin te weinig regie en zou een dwingend kader in de vorm van een ondertoezichtstelling nodig zijn voor contactherstel, zodat jeugdbescherming de veiligheid van [minderjarige] kan waarborgen.
Het advies van de raad
3.6
De raad heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld zoals verwoord in het raadsrapport van 6 december 2024. De raad adviseert begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] is nog jong en voor zijn hechting aan de vader is het van belang dat hij hem leert kennen, evenals voor zijn identiteitsontwikkeling. De omgang moet dan ook op korte termijn starten. [minderjarige] moet worden voorbereid op het contactherstel en daarbij ook statusvoorlichting krijgen. De moeder kan zich, zo nodig met behulp van mevrouw [naam] , aanmelden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin van de gemeente [plaats B] , zodat het contactherstel in gang kan worden gezet. De omgang moet plaatsvinden onder begeleiding van een professionele instantie die bij voorkeur cultuursensitief werkt en de taal van de moeder spreekt. Een onderzoek naar een ondertoezichtstelling, zoals de moeder voorstelt, is in deze situatie niet geschikt. Dit omdat een beschermingsmaatregel door het eenhoofdig gezag van de moeder op haar gericht zou zijn en zij heeft verklaard mee te zullen werken aan het contactherstel. De komende tijd moet worden gekeken naar de opbouw van de omgang en de voortgang van de omgangsbegeleiding. In afwachting daarvan moet de beslissing over de definitieve omgangsregeling worden aangehouden voor de duur van twaalf maanden, aldus de raad.
De beoordeling door het hof
3.7
Het hof stelt vast dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig is verstoord. De moeder is wantrouwend jegens de vader en ziet daarom geen rol voor hem in het leven van [minderjarige] . De omgang tussen de vader en [minderjarige] is een aantal maanden na de geboorte van [minderjarige] gestopt. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat geen statusvoorlichting aan [minderjarige] is gegeven en dat hij zijn opa van moederszijde als zijn vader ziet. Met de raad is het hof van oordeel dat het voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] belangrijk is om te weten wie zijn vader is. Ook vindt het hof het in het belang van [minderjarige] dat hij zijn vader leert kennen en dat hij een beeld van hem kan gaan vormen. Het hof beslist daarom dat contactherstel tussen de vader en [minderjarige] moet plaatsvinden. De raad ziet geen risico’s op onveiligheid voor [minderjarige] in begeleide omgang met de vader. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij contact heeft met zijn vader en hij heeft ook recht op omgang met zijn vader. Het is belangrijk dat het contactherstel onder begeleiding plaatsvindt, omdat de vader en [minderjarige] al lange tijd geen contact met elkaar hebben gehad, de moeder aangeeft angst te hebben voor de vader en wantrouwend is jegens hem, en er geen communicatie tussen de ouders is. Voorafgaand aan het contactherstel moet [minderjarige] statusvoorlichting krijgen, omdat hij op dit moment niet weet dat de vader zijn vader is. De raad heeft in het raadsrapport vermeld dat de moeder zich kan melden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin van de gemeente [plaats B] om contactherstel te bewerkstelligen. Van daaruit kan hulpverlening worden gezocht voor het starten van de omgang en de begeleiding daarvan. Deze hulpverleningsinstantie heeft de regie om het contactherstel nader vorm te geven. Indien mogelijk is dit een instantie die cultuursensitief werkt en de taal van de moeder spreekt, zoals de raad heeft geadviseerd. Ter zitting in hoger beroep heeft mevrouw [naam] verklaard dat zij al het voornemen had om de moeder te helpen een instantie te zoeken om op termijn te helpen bij statusvoorlichting. Indien nodig kan via het Centrum voor Jeugd en Gezin ook hulp worden ingeschakeld voor de statusvoorlichting. Het hof is met de raad van oordeel dat het eerste contact tussen de vader en [minderjarige] op korte termijn plaats moet vinden op de manier die de hulpverlening nodig acht. Het is in het belang van [minderjarige] dat het contactherstel met zijn vader in zijn eigen tempo en op een voor hem passende manier wordt vormgegeven. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de omgang vernietigen.
3.8
Het hof zal op dit moment geen definitieve omgangsregeling vaststellen en de beslissing daarover aanhouden. De komende tijd zal moeten worden bezien hoe het contactherstel eruit gaat zien en het verloop daarvan moet worden afgewacht. Daardoor is nog niet te bepalen op welke wijze en met welke uiteindelijke frequentie en duur de omgang moet plaatsvinden. Het hof zal, zoals de raad heeft geadviseerd, de zaak twaalf maanden pro forma aanhouden.
3.9
Verder heeft de vader verzocht om een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de omgang door de moeder. Ter zitting in hoger beroep heeft hij verklaard dat hij verwacht dat de moeder niet zal meewerken aan de omgang. Het hof acht een dwangsom in dit geval geen passend middel. Op dit moment is het doel om contactherstel tussen de vader en [minderjarige] tot stand te brengen en het hof neemt nog geen beslissing over een definitieve omgangsregeling. De toekomstige omgang is nu onvoldoende concreet om een dwangsom aan te verbinden, aangezien deze nog moet worden opgestart en nog onduidelijk is hoe deze in het tempo van [minderjarige] en op een voor hem passende manier door de hulpverlening vormgegeven gaat worden. Daarbij kan een dwangsom discussie tussen de ouders tot gevolg hebben, hetgeen in het belang van [minderjarige] voorkomen moet worden. Het is belangrijk dat nu wordt ingezet op veilig contactherstel en dat de belangen van [minderjarige] daarbij voorop staan. Daarbij heeft de moeder ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij haar medewerking zal verlenen als het hof beslist dat begeleide omgang nodig is. Ook heeft de raad verklaard dat op dit moment geen zorg bestaat dat het dreigende contactverlies niet hersteld kan worden, aangezien de moeder heeft verklaard voldoende open te staan voor het faciliteren van contact. Het hof zal zicht houden op de situatie door de zaak aan te houden. Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader tot het opleggen van een dwangsom afwijzen.
Informatieregeling
Het wettelijk kader
3.1
Op grond van artikel 1:377b, eerste lid, BW is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
De beoordeling door het hof
3.11
Het hof heeft in zijn tussenbeschikking een voorlopige informatieregeling vastgesteld, op grond waarvan de moeder de vader eens per maand informatie verstrekt over de gezondheid en persoonlijke ontwikkeling van [minderjarige] . Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de moeder deze voorlopige regeling nakomt en dat haar advocaat de informatie aan de advocaat van de vader stuurt. De moeder heeft verklaard geen bezwaren tegen een informatieregeling te hebben, zolang deze per kwartaal geldt. De vader wil eens per maand geïnformeerd worden, zoals op dit moment wordt gedaan. De moeder is tijdens de laatste zitting akkoord gegaan om de vader eens per kwartaal van een foto van [minderjarige] te voorzien. Daarbij heeft zij toegezegd na afloop van de zitting een foto te versturen. Het hof moet beslissen over de frequentie van de definitieve informatieregeling. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van contra-indicaties voor een maandelijkse informatieregeling. Het belang van [minderjarige] verzet zich daar niet tegen. Daarbij acht ook de raad een frequentie van eens per maand passend. Ook is de informatieregeling op dit moment nog de enige manier voor de vader om informatie te krijgen over [minderjarige] , aangezien de omgang nog niet is opgestart en nog onduidelijk is op welke termijn dat zal gebeuren. Het hof beslist daarom dat de moeder de vader eens per maand zal informeren over [minderjarige] . Daarbij is het de bedoeling dat de (advocaat van de) moeder, naast de informatie over de gezondheid en persoonlijke ontwikkeling van [minderjarige] , ook elke maand een foto van [minderjarige] meestuurt. Verder stelt de vader dat de informatie die hij op dit moment van de moeder ontvangt te beperkt is. Ter zitting in hoger beroep is besproken hoe de informatie over een jong kind, waarover objectief gezien misschien niet zo veel kan worden verteld, kan worden uitgebreid en het hof vertrouwt erop dat de moeder zich zal inzetten om zoveel mogelijk informatie over [minderjarige] te verstrekken aan de vader.
3.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt in het kader van een omgangsregeling dat de moeder zich moet melden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin van de gemeente [plaats B] , voor het aanvragen van hulp om begeleide omgang tot stand te brengen, met inachtneming van hetgeen bij 3.7 is overwogen;
houdt de beslissing over de definitieve omgangsregeling aan tot
zondag 17 mei 2026pro forma, in afwachting van het verloop van het contactherstel en de omgangsbegeleiding (zie hiervoor onder 3.7);
verzoekt de advocaten van de ouders om uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum het hof schriftelijk te informeren over het verloop van het contactherstel en de omgangsbegeleiding;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van de schriftelijke reacties van de advocaten nader te bepalen datum, waarvoor de ouders en de raad zullen worden opgeroepen; verzoekt de advocaten schriftelijk aan te geven of zij oproeping door het hof van de betrokken hulpverleningsinstantie(s) als informant wenselijk vinden;
bepaalt dat de (advocaat van de) moeder aan de (advocaat van de) vader eens per maand informatie verstrekt over de gezondheid en persoonlijke ontwikkeling van [minderjarige] en daarbij een foto van [minderjarige] meestuurt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. R.M. Troost en
mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op 13 mei 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.