ECLI:NL:GHAMS:2025:1226

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
23-000291-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij en vrijspraak van diefstal van stroom en water

Op 8 mei 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij met 2.320 planten en voor diefstal van stroom en water. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat hij de stroom en het water had omgeleid en gestolen. Het hof oordeelde dat de verdachte als huurder van de loods verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij, aangezien deze zich in zijn machtssfeer bevond. De verdachte had wisselend verklaard over zijn rol en beweerde dat hij slechts als katvanger fungeerde. Het hof verwierp deze verklaring, omdat er geen bewijs was voor zijn beweringen over de broers die hem zouden hebben geholpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten, terwijl de eerdere veroordeling voor de diefstal werd vernietigd. De vordering van de benadeelde partij Liander N.V. werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de diefstal van stroom.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000291-24
Datum uitspraak: 8 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 februari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-179609-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2021 te Beverwijk opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten (in totaal) ongeveer 2320, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2021 t/m 15 oktober 2021 te Beverwijk een hoeveelheid water, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan PWN, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid water onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks periode van 28 augustus 2021 t/m 15 oktober 2021 te Beverwijk een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte er op een moment achter is gekomen dat hij vele bv’s op zijn naam had staan. In die zaken is verdachte een katvanger. Volgens de raadsman is de verdachte ook in deze zaak slechts katvanger geweest. Zijn aandeel in het tenlastegelegde kan daarom hooguit als medeplichtigheid daaraan worden gekwalificeerd.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 15 oktober 2021 is in een loods in een pand aan de [adres 2] een professioneel ingerichte hennepkwekerij aantroffen, met 2.320 planten. De (mede)eigenaar van de loods, [persoon 1] , heeft de politie gealarmeerd; de huurder van de loods had hem verteld dat het achterste deel van de loods was afgesloten door een deur en dat hij geen beschikking had over de sleutel. Toen [persoon 1] ter plekke was om de ruimte binnen te gaan, was de huurder niet meer aanwezig. De huurder wilde ook niet terugkomen naar de loods toen [persoon 1] hem belde met de mededeling dat het achterste gedeelte opengebroken zou gaan worden. De kwekerij werd aangetroffen in een door een houten wand afgesloten ruimte. In het daarvoor gelegen deel van de loods stond gebruikt meubilair. [1] De huurder van de gehele loods bleek de verdachte te zijn, vanaf 1 juli 2021. [2]
De verdachte heeft wisselend verklaard over de (onder)huur van de loods. Hij heeft, naar eigen zeggen ter zitting in hoger beroep, bij de politie gelogen. In hoger beroep heeft hij ter zitting verklaard, dat hij, vanwege een faillissement, een schuld had van € 25.000,-. Een boekhouder bracht hem in contact kwam met twee broers, die hem zouden helpen. Hem werd gevraagd een bv en het huurcontract voor een loods op zijn naam te zetten. De broers betaalden zijn schuld van € 25.000,-, de huur van de gehele loods á € 4.000,- per maand en de borg van € 10.000,-. De verdachte heeft nooit gevraagd wat hij als tegenprestatie zou moeten doen. De verdachte kwam twee keer per week in de loods; hij gebruikte deze voor de opslag van afgedankte meubelen. Na een maand, zo heeft de verdachte verklaard, werd hem door de broers gevraagd een onderhuurcontract te tekenen, voor het achterste deel van de loods. Dat heeft hij gedaan. Het achterste gedeelte werd afgesloten met een wand en een deur, waarvan hij geen sleutel kreeg. Hij heeft de onderhuurder nooit gezien, hij heeft niets gevraagd over deze gang van zaken en hij heeft evenmin iets gemerkt van (de opbouw en het onderhoud van) een hennepkwekerij (van forse omvang).
De verklaring van de verdachte komt er in de kern op neer dat anderen de kwekerij hebben opgezet en onderhouden en dat hij daarvan niet op de hoogte was en geen toegang had tot het achterste deel van de loods. Hij heeft zijn verklaring op geen enkele manier onderbouwd en heeft evenmin geprobeerd de genoemde broers, die hij van naam zegt te kennen, noch degene met wie hij samen in tweedehands meubelen handelde, als getuige te doen horen. In het dossier zijn verder geen aanknopingspunten te vinden voor het bestaan van de broers. De vermeende onderhuurder van de loods, [persoon 2] , heeft bij de politie verklaard [3] dat hij de verdachte niet kent, dat hij op een moment zijn rijbewijs is verloren en dat de handtekening onder het onderhuurcontract niet de zijne is. Dit alles in combinatie met de omvang van de kwekerij en ook overigens gelet op de door de verdachte geschetste bijzondere gang van zaken, maakt dat het hof zijn verklaring niet aannemelijk geworden acht.
Voor een veroordeling wegens het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten als bedoeld in artikel 3 onder C van de Opiumwet, moet kunnen worden vastgesteld dat de planten zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en hij daarvan ook wetenschap had. Niet noodzakelijk is dat de hennep aan de verdachte toebehoort, noch dat hij enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid ten aanzien daarvan heeft.
In het licht van het voorgaande komt het hof tot de volgende conclusie. De verdachte was de huurder van de gehele loods, hij beschikte over de sleutel en was daar wekelijks aanwezig. Daarom bevond de hennep zich in zijn machtssfeer.

Vrijspraak

Hoewel uit de inhoud van het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte de hennepkwekerij aanwezig heeft gehad, kan het hof niet met een voor de bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte degene is geweest die de stroom en het water heeft omgeleid en gestolen.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 oktober 2021 te Beverwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten (in totaal) ongeveer 2320 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De verdediging heeft het hof verzocht de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf. De raadsman heeft daartoe gewezen op de naïviteit van de verdachte, zijn geringe rol als katvanger en op de leeftijd van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een door hem gehuurde loods een professionele hennepkwekerij aanwezig gehad, met in totaal 2.320 hennepplanten. Dat is een zodanig grote hoeveelheid dat deze bestemd moet zijn geweest voor de (grootschalige) handel in verdovende middelen. Deze handel in verdovende middelen is een misdrijf dat ook veiligheidsrisico’s met zich mee brengt en vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Met zijn handelen heeft de verdachte enkel oog gehad voor eigen financieel gewin. Gelet op de ernst van het feit – met name de hoeveelheid aangetroffen planten – is het hof van oordeel dat in dit geval een vrijheidsbenemende straf van enige substantie passend is.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 april 2025 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld. Ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit liep hij in een proeftijd.
Het hof heeft in hetgeen de verdediging ter zitting in hoger beroep in het kader van de strafoplegging heeft aangevoerd, geen aanleiding gezien de verdachte een andere strafmodaliteit op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan. Gelet echter op de vrijspraak van de feiten 2 en 3, zal het hof de door de rechtbank opgelegde straf enigszins matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij Liander N.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van € 6.657,77 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Vordering van de benadeelde partij Liander N.V.
Verklaart de benadeelde partij Liander N.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.J. Hübel, mr. A.R.O. Mooy en mr. M.T.C. de Vries, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 mei 2025.
Mr. R.A.J. Hübel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen hennepkwekerij met nummer PL1100-2021215352-10 van 11 november 2021.
2.Een geschrift, te weten een huurovereenkomst bedrijfsruimte van 8 juli 2021.
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 2] met nummer PL1100-2021215352-13 van 6 december 2021.