In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen gescheiden echtelieden. De vrouw, hierna te noemen [eiser], heeft in deze procedure geprobeerd een Maleisisch vonnis erkend te krijgen in Nederland, met als doel aanspraak te maken op verevening van de door haar ex-man opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken. Het hof heeft geoordeeld dat het Maleisische vonnis van 7 mei 2019, dat door de Maleisische rechter is uitgesproken, ook in Nederland erkend dient te worden. Dit vonnis houdt in dat [eiser] geen recht heeft op pensioenverevening met betrekking tot de pensioenrechten van haar ex-man, [naam].
Het hof heeft vastgesteld dat [eiser] niet kan claimen dat de pensioenuitvoerder, Stichting Pensioenfonds Staples, verplicht is om haar een deel van het pensioen uit te betalen, omdat er geen recht op verevening bestaat. De vrouw heeft in haar akte na tussenarrest betoogd dat Staples nog steeds verplicht is om haar pensioenaandeel uit te betalen, maar het hof heeft deze stelling verworpen. Het hof heeft benadrukt dat de erkenning van het Maleisische vonnis door de Nederlandse rechter betekent dat [eiser] geen recht heeft op pensioenverevening, en dus ook geen recht op uitbetaling van het pensioen door Staples.
De uitspraak van het hof is van belang voor de procedure van [eiser] tegen de pensioenuitvoerder, en het hof heeft geoordeeld dat de grieven van [eiser] tegen het vonnis van de kantonrechter van 10 maart 2022 niet kunnen slagen. Het hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.