ECLI:NL:GHAMS:2025:1202
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- J.F. Miedema
- J.M.C. Louwinger-Rijk
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Toekenning huurrecht echtelijke woning in het kader van de echtscheiding – belangenafweging
In deze zaak gaat het om het huurrecht van de echtelijke woning in het kader van een echtscheiding tussen de vrouw en de man. De rechtbank Amsterdam heeft op 20 november 2024 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man de huurder van de echtelijke woning zal zijn, met ingang van de inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend, waarbij zij ook verzocht heeft om de werking van de beslissing te schorsen. Het hof heeft op 6 mei 2025 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vrouw tot schorsing afgewezen. Het hof heeft daarbij een belangenafweging gemaakt tussen de man en de vrouw, waarbij het belang van de man bij het huurrecht iets zwaarder weegt. De vrouw en de man zijn al meer dan veertig jaar getrouwd en hebben samen vier kinderen. De vrouw heeft fysieke beperkingen, terwijl de man kampt met geestelijke beperkingen. Het hof concludeert dat de vrouw zich beter zal kunnen aanpassen aan een nieuwe woonsituatie dan de man, en dat de vrouw niet op straat komt te staan, aangezien zij in de echtelijke woning kan blijven totdat zij andere woonruimte heeft gevonden.