ECLI:NL:GHAMS:2025:1177

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
23-000290-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne en witwassen van een geldbedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van €53.360,00. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het transport van 2.060 kilo cocaïne van Voorschoten naar Amsterdam en Den Haag. Dit transport vond plaats onder gewapende begeleiding en werd gecoördineerd via verschillende communicatiemiddelen. De verdachte heeft ook een bedrag van €53.360,00 witgewassen, waarvan het hof oordeelt dat het afkomstig is uit misdrijf. De verdachte is eerder vrijgesproken door de rechtbank, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en elf maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000290-23
datum uitspraak: 17 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-024094-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres verdachte] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 en 13 maart 2025 en 17 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
primairhij in of omstreeks de periode van 4 november 2021 tot en met 6 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2.060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 3 november 2021 tot en met 6 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Bussum en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
 het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
 het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
 het opzettelijk vervaardigen
van ongeveer 2.060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
 een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
 zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
 voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
 met één of meerdere mededader(s) telefonisch en/of via chatberichten en/of spraakberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het vervoeren en/of afleveren van die cocaïne, en/of
 de beschikking gehad over een of meerdere loods(en)/woning(en)/garage(s) op/aan het [adres 1] te Amsterdam, de [adres 2] te Amsterdam, de [adres 3] te Amsterdam, de [adres 4] te Amsterdam, de [adres 5] te Amsterdam, de [adres 6] te Amsterdam, de [adres 7] te Amsterdam, de [adres 8] te Den Haag en/of de [adres 9] te Bussum en/of
 een of meerdere telefoon(s) met chatberichten en/of spraakberichten en/of foto?s en/of adressen en/of instructies en/of aanwijzingen over het transport en/of vervoer van die cocaïne en/of
 een of meerdere rol(len) (zwarte) tape en/of huishoudfolie en/of een of meerdere vacumeermachine(s) en/of een of meerdere handschoen(en) en/of een of meerdere (keuken)weegscha(a)l(en) en/of een of meerdere vacuümzak(ken) en/of een of meerdere gripzakje(s) en/of
 een of meerdere dozen met in elke doos tien, althans een of meerdere cocaïnetester(s) en/of
 een of meerdere koffer(s) en/of shopperbag(s) en/of (rug)tas(sen) en/of
 een of meer token(s), althans (een) betaalmiddel(en) en/of
 een of meer voertuig(en) (te weten een Volkswagen Polo gekentekend [kenteken 1] , een Mercedes Vito gekentekend [kenteken 2] , een Mercedes Benz gekentekend [kenteken 3] , een Mini Cooper gekentekend [kenteken 4] , een Volkswagen Crafter gekentekend [kenteken 5] en/of een Renault Traffic gekentekend [kenteken 6] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken 7] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken 8] , een Citroën C1 gekentekend [kenteken 9] en/of een Renault Megane) en/of
 een of meerdere tag(s)/transponder(s) van/voor één of meer parkeergarage(s) voorhanden gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2017 tot en met 28 april 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag van in totaal (ongeveer) €92.565,-, althans een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van die hoeveelheid geld gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf,
en/of
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2017 tot en met 28 april 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van een of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal (ongeveer) €53.360,-, althans een hoeveelheid geld en/of een geldbedrag van (ongeveer) €7.330,- en/of crypto munten/eenheden ter waarde van (ongeveer) €7.330,-
 de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
 heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op de/een voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (ongeveer) €53.360,- en/of een geldbedrag van (ongeveer) €7.330,- en/of crypto munten/eenheden ter waarde van (ongeveer) €7.330,-, was en/of
 heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een geldbedrag van €53.360,- en/of een geldbedrag van (ongeveer) €7.330,- en/of crypto munten/eenheden ter waarde van (ongeveer) ) €7.330,-, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vernietiging vonnis

Het vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Inleiding
Het onderzoek Chakwo I is gestart naar aanleiding van een 112-melding op 4 november 2021 over een mogelijke ontvoering vanuit de parkeergarage van een appartementencomplex aan de [adres 2] in Amsterdam. Er zou iemand een busje zijn ingeduwd waarna het met hoge snelheid weg reed.
De situatie bleek anders. Uiteindelijk werd Chakwo I een onderzoek naar een transport van verdovende middelen.
In de veronderstelling dat sprake was van een ontvoering werd een observatie- en arrestatieteam ingeschakeld en werd het kenteken van de bestelbus, een Mercedes Vito, in het ANPR-systeem gezet.
Het observatieteam zag de bestelbus op enig moment in Amsterdam-Noord rijden. Daar stapten (zoals later bleek) [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] vanuit de Mercedes Vito over in een Mercedes taxi op naam van [medeverdachte 1] . Om 14:45 uur werd op de [adres 5] te Amsterdam [medeverdachte 2] als bestuurder van de Mercedes Vito aangehouden. Om 15:10 uur werd op de [adres 4] , [medeverdachte 1] als bestuurder van de Mercedes taxi aangehouden, net als de inzittenden [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] .
Achteraf is duidelijk geworden dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de gebruikers waren van de woning aan de [adres 2] . Op het moment dat de Mercedes Vito de parkeergarage van dit wooncomplex was ingereden – met [medeverdachte 2] als bestuurder en [medeverdachte 4] als bijrijder – kwam [medeverdachte 3] , vanuit de woning, de parkeergarage ingelopen met twee koffers. Op dat moment verschenen een aantal, verder onbekend gebleven, mannen die buiten [medeverdachte 5] mishandelden, zich toegang tot de garage verschaften en met een vuurwapen dreigden richting degenen die bij de Mercedes Vito hoorden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn weer ingestapt en weggereden, nadat [medeverdachte 3] achterin de laadruimte was gestapt.
De verdachte wordt verweten dat hij, samen met anderen, in de vroege ochtend van 4 november 2021 vanuit een loods in Voorschoten 2.060 kilo cocaïne naar Amsterdam heeft gebracht (feit 1).
De verdachte wordt verder verweten dat hij een groot geldbedrag heeft witgewassen (feit 2).
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het openbaar ministerie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Voor de leesbaarheid worden de verdachte en de medeverdachten bij hun achternaam genoemd. Een deel van de beschreven communicatie is in het Engels gevoerd. Wanneer de vertaling van deze berichten evident is, beschrijft het hof deze communicatie hieronder in het Nederlands. Ook zijn de tijdstippen van de communicatie omgezet naar wintertijd in Nederland (UTC +1).
4.2.
Het onder 1 tenlastegelegde (2.060 kilo)
4.2.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft toegelicht om welke redenen de verklaring van [verdachte] niet geloofwaardig is. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen inslaan, opslaan en overslaan van cocaïne.
4.2.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat niet bewezen kan worden dat het transport betrekking had op cocaïne of een andere stof die wordt genoemd op lijst I van de Opiumwet. [verdachte] moet daarvan worden vrijgesproken.
4.2.3.
Oordeel van het hof
4.2.3.1. Telefoonnummers
[medeverdachte 2] ( [bijnaam 1] )
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 2] is onder hem een telefoon van het merk Samsung in beslag genomen met daaraan gekoppeld het nummer [telefoonnummer 1] . Aan de telefoon was het e-mailadres [e-mailadres 1] gekoppeld. [medeverdachte 2] heeft bij de huur van de Mercedes Vito het telefoonnummer
[telefoonnummer 1] opgegeven. Het hof stelt dan ook vast dat deze telefoon en dat telefoonnummer bij [medeverdachte 2] in gebruik was. Dat telefoonnummer stond in de telefoon, die in de telefoonhouder van de taxi van [medeverdachte 1] is aangetroffen, opgeslagen als ‘ [bijnaam 1] ’.
[medeverdachte 1] ( [bijnaam 2] , [bijnaam 3] )
In de telefoonhouder naast het stuur van de Mercedes taxi van [medeverdachte 1] is een iPhone 8 aangetroffen. Aan de telefoon zijn de applicaties Signal en Wickr gekoppeld. De gebruikersnamen daarvan zijn [bijnaam 2] (Signal) en [bijnaam 2] R (Wickr). De aan de telefoon gekoppelde Apple ID is [e-mailadres 2] . De gebruiker van de telefoon noemt zichzelf dus ‘ [bijnaam 2] ’. Sinds 28 oktober 2021 is aan de telefoon het nummer [telefoonnummer 2] (hierna: * [telefoonnummer 2] ) gekoppeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het gaat om de telefoon van [medeverdachte 1] . Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer blijkt dat de telefoon in de nachtelijke uren en vroege ochtend een telecommast aanstraalde in de directe nabijheid van het (toenmalige) woonadres van [medeverdachte 1] .
Ook biedt communicatie tussen [medeverdachte 2] en [bijnaam 2] een belangrijk aanknopingspunt. Het telefoonnummer van de iPhone 8 stond in de telefoon van [medeverdachte 2] opgeslagen en er zijn onderling berichten uitgewisseld. Op 4 november 2021 om 11:19 uur bericht ‘ [bijnaam 2] ’ aan ‘ [bijnaam 1] ’ dat hij voor hem rijdt. Om 11:23 uur is er een ANPR-hit op de A10 bij de Coentunnel op de Mini Cooper waar [medeverdachte 1] die ochtend in reed. En om 11:25 is er een ANPR-hit op dezelfde locatie op de Mercedes Vito die door [medeverdachte 2] werd bestuurd. Overigens kan uit de contactenlijst van de Mini Cooper ook worden opgemaakt dat [medeverdachte 1] een aantal medeverdachten kent. Degenen met wie hij in zijn taxi is aangehouden waren dus geen willekeurige passagiers. In de contactenlijst stond onder ‘mijn nummer’ het telefoonnummer
[telefoonnummer 3] (hierna: * [telefoonnummer 3] ) opgeslagen. Het nummer * [telefoonnummer 3] stond in de telefoon van [medeverdachte 2] opgeslagen als ‘ [bijnaam 4] ’. Hetzelfde nummer staat als ‘ [bijnaam 4] ’ in de contactenlijst van het navigatiesysteem van de Volkswagen Polo die direct achter de Mercedes Vito de parkeergarage van de [adres 3] binnenreed. Het meest voorkomende tegennummer van telefoonnummer * [telefoonnummer 3] is [telefoonnummer 4] . Dat nummer stond geregistreerd op de naam van [naam 1] , de partner van [medeverdachte 1] . In de contactenlijst van de Mini Cooper stonden verder telefoonnummers die kunnen worden toegeschreven aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] (onder contactnaam ‘ [bijnaam 5] ’), de eigenaar van garagebedrijf [garagebedrijf] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] .
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer
* [telefoonnummer 2] en communiceerde onder de naam ‘ [bijnaam 2] ’. In de iPhone 7 van [medeverdachte 5] stond het nummer van [medeverdachte 1] opgeslagen als ‘ [bijnaam 3] ’.
[medeverdachte 5] ( [bijnaam 6] , [bijnaam 6] , [bijnaam 6] )
Kort voor zijn aanhouding zat [medeverdachte 5] bij [medeverdachte 1] in de taxi. In de taxi lagen, op de bijrijdersstoel, een iPhone 11 en een iPhone 7. In de iPhone 11 zijn veel foto’s van [medeverdachte 5] aangetroffen, waaronder selfies. Aan deze telefoon is het Apple-ID [e-mailadres 3] gekoppeld, een variatie op de namen van [medeverdachte 5] . Ook staat er een Instagram user account op onder de gebruikersnaam [medeverdachte 5] . Het hof gaat er daarom vanuit dat de iPhone 11 van [medeverdachte 5] was. Op de telefoon waren Signal en WhatsApp geïnstalleerd, met de gebruikersnaam ‘ [bijnaam 6] ’. Aan het Whatsapp-account was het nummer [telefoonnummer 5] (hierna: * [telefoonnummer 5] ) gekoppeld. In de iPhone 11 werd administratie aangetroffen met betrekking tot de [adres 5] en [adres 6] .
In de iPhone 7 was een bericht opgeslagen waaruit volgt dat de gebruiker ‘ [bijnaam 6] ’ voor de huurder van [adres 5] een wasmachine heeft besteld. Uit een ander onderzoek is gebleken dat aan de alias ‘ [bijnaam 6] ’ het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] is gekoppeld. Op de iPhone 7 is de gebruikersnaam voor Signal ‘ [bijnaam 6] ’.
Uit de verklaring van de verhuurster van de woning aan de [adres 2] te Amsterdam blijkt dat zij de huurder kent onder de naam ‘ [bijnaam 6] ’ met het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] . De getuige herkende [medeverdachte 5] van een foto als de huurder. Hetzelfde telefoonnummer is opgegeven bij de (onder)huur van de woning aan de [adres 5] te Amsterdam. Huurder was ene [bijnaam 7] . Ook de verhuurder van de woning aan de [adres 4] heeft verklaard dat hij de woning heeft verhuurd aan [bijnaam 7] . Hij heeft [medeverdachte 5] van een foto herkend als deze [bijnaam 7] .
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 5] de gebruiker was van het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] en gebruik maakte van de namen [bijnaam 6] , [bijnaam 6] , [bijnaam 6] of door anderen zo werd genoemd.
[verdachte] ( [bijnaam 8] )
In de fouillering van [verdachte] is een iPhone XS in beslag genomen met daaraan gekoppeld het Apple ID [e-mailadres 4] en het telefoonnummer [telefoonnummer 6] . [verdachte] heeft verklaard dat dit zijn telefoon(nummer) is, zijn naam op WhatsApp ‘ [bijnaam 10] ’ is en zijn gebruikersnaam op Signal ‘ [bijnaam 8] ’.
[medeverdachte 6]
is de enige broer van [verdachte] . [verdachte] wisselt berichten uit met een telefoonnummer [telefoonnummer 7] (hierna: * [telefoonnummer 7] ) waarin wordt gesproken over hun moeder: ‘Kom je bij ma 30min daar’ en ‘Kom zo eten bij ma’. In de contactenlijst van de Mini Cooper staat het telefoonnummer * [telefoonnummer 7] opgeslagen als [bijnaam 9] . Het hof stelt dan ook vast dat [medeverdachte 6] de gebruiker is van telefoonnummer * [telefoonnummer 7] .
Niet geïdentificeerde contacten
In het onderzoek zijn contacten vastgesteld tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [verdachte] met een aantal niet geïdentificeerde personen.
[bijnaam 11] / [bijnaam 11] / [bijnaam 11]
[medeverdachte 1] had via Signal contact met ‘ [bijnaam 11] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 8] . In de iPhone 7 van [medeverdachte 5] ( [bijnaam 6] ) stond hetzelfde telefoonnummer opgeslagen onder het contact ‘ [bijnaam 11] ’. [medeverdachte 1] had ook contact met ‘ [bijnaam 11] ’. Dat gaat, gelet op de inhoud van de berichten, om dezelfde persoon. Voor de leesbaarheid van dit arrest zal deze persoon hieronder steeds [bijnaam 11] worden genoemd.
[bijnaam 12] / [bijnaam 12]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] hebben beiden contact met iemand die gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 10] . In de telefoon van [medeverdachte 1] staat hij opgeslagen als ‘ [bijnaam 12] ’ en in de telefoon van [medeverdachte 5] als ‘ [bijnaam 12] ’. Dit telefoonnummer staat ook in de telefoon van [medeverdachte 8] . Voor de leesbaarheid van dit arrest zal deze persoon hieronder steeds [bijnaam 12] worden genoemd.
[bijnaam 13] / [bijnaam 13] / [bijnaam 13]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 9] staat in de iPhone 8 van [medeverdachte 1] opgeslagen als ‘ [bijnaam 13] ’. Hetzelfde nummer staat in de telefoon van [medeverdachte 5] opgeslagen als ‘ [bijnaam 13] ’, met als bijnaam ‘ [bijnaam 13] ’. Op de telefoon van [verdachte] zijn schermafbeeldingen met berichten van [bijnaam 13] aangetroffen.
4.2.3.2. Panden
[adres 10] in Voorschoten
[adres 10] in Voorschoten is een pand van [autobedrijf] . Op camerabeelden wordt in de periode van 13 oktober 2021 tot 3 november 2021 bij het pand nauwelijks bedrijvigheid waargenomen, totdat op
3 november 2021 een vrachtwagen naar binnen wordt gereden. Hetzelfde gebrek aan bedrijvigheid geldt voor de periode tussen 4 november 2021 en 8 december 2021. Op 8 december 2021 arriveerde er weer een vrachtwagen die naar binnen werd gereden. Na binnentreden door de politie werd ongeveer 1.992 kilo cocaïne base in beslag genomen. Ook werd een groot aantal nieuwe bigshoppers van Lidl aangetroffen.
[adres 3] in Amsterdam
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] in Amsterdam op 9 november 2021 was de verdachte [medeverdachte 8] aanwezig. In de woning werden rollen zwart tape en een vacumeermachine aangetroffen. In de berging bevond zich een wasmachine waarin zeventien bigshoppers van Lidl zaten. Ook lag er plastic verpakkingsmateriaal dat bestemd is voor een vacumeermachine.
[adres 2] in Amsterdam
De woning aan de [adres 2] in Amsterdam is gehuurd door [medeverdachte 5] , zoals hiervoor al is toegelicht. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij in deze woning heeft verbleven. In de woning werd een tandenborstel aangetroffen waarvan de kop is bemonsterd. Uit de bemonstering van deze tandenborstel is een DNA-profiel afgeleid dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte 4] . De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Het hof stelt op basis van de inhoud van het bewijs vast dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in deze woning hebben verbleven. In één van de slaapkamers zijn 68 blokken aangetroffen, ingepakt in zwart plastic en met een teken erop. Van deze blokken zijn monsters genomen, die cocaïne bleken te bevatten. De blokken hadden inclusief de verpakking een gewicht van 1,06 tot 1,07 kilo. Daarnaast werden ook verpakkingsmateriaal (rollen zwart tape en transparant plastic), een vacumeermachine en bigshoppers aangetroffen. Op de salontafel in de woonkamer lag een bril.
[adres 4] in Amsterdam
De woning [adres 4] in Amsterdam werd gehuurd door [medeverdachte 5] . Bij zijn aanhouding beschikte [medeverdachte 5] over de sleutels van deze woning. Bij een doorzoeking op 10 november 2021 werden in deze woning een vuurwapen, een vacumeermachine, diverse rollen met zwart tape en een tas met bigshoppers aangetroffen. De [adres 4] ligt vlakbij de Johan Cruijff Arena.
[adres 5] in Amsterdam
De woning [adres 5] in Amsterdam werd gehuurd door [medeverdachte 5] . Bij een doorzoeking op 16 november 2021 werden in deze woning vacuumzakken en ductape aangetroffen. Ook lagen er diverse bigshopper tassen, twee vacumeermachines en een weegschaal. De [adres 5] ligt in Amsterdam Noord.
[adres 11] in Amsterdam
Op het adres [adres 11] in Amsterdam bevindt zich garage [garagebedrijf] . De eigenaar van de garage is [naam 2] . Het adres [adres 11] te Amsterdam is op 210 meter afstand van het adres [adres 12] te Amsterdam. Deze locaties bevinden zich in Amsterdam Noord.
4.2.3.3. Voertuigen
Mercedes Vito
De Mercedes Vito is een witte bestelbus en heeft kenteken [kenteken 2] . De bestelbus is op
4 november 2021 om 2:00 uur gehuurd door [medeverdachte 2] . De Mercedes Vito is na de aanhouding van [medeverdachte 2] doorzocht. In de laadruimte lagen lege bananendozen en lege bigshoppers van Lidl. Dit voertuig is voorzien van GPS.
Renault Trafic
De Renault Trafic met kenteken [kenteken 6] staat op de naam van [verdachte] .
Volkswagen Crafter
Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken 5] werd gehuurd door [naam 3] , de partner van [verdachte] . Het voertuig is op 3 november 2021 afgehaald. Getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij dit voertuig heeft meegegeven aan haar man. [verdachte] heeft verklaard dat hij het voertuig heeft opgehaald. [verdachte] heeft dit voertuig op 4 november 2021 ’s ochtends vroeg op de [adres 13] in Bussum gezet. Dit is vlakbij het woonadres van zijn broer [medeverdachte 6] . Dit voertuig is voorzien van GPS.
Mini Cooper/Mercedes taxi
De Mini Cooper met kenteken [kenteken 4] staat op naam van [naam 1] , de partner van [medeverdachte 1] . Dit voertuig werd (ook) gebruikt door [medeverdachte 1] . Ook de Mercedes taxi met kenteken [kenteken 3] werd door [medeverdachte 1] gebruikt. Dit voertuig stond op zijn naam. Bij een doorzoeking in de Mercedes taxi werden sleutels en tags aangetroffen. Met een aangetroffen transponder kon de garagedeur van de parkeergarage van het appartementencomplex aan de [adres 4] worden geopend en gesloten. Met een andere transponder kon de deur van de parkeergarage van de [adres 2] worden geopend. Eén van de sleutels paste op het slot van de voordeur van de woning [adres 2] . Uit de feiten en omstandigheden die hierna nog worden beschreven, volgt dat [medeverdachte 1] op 4 november 2021 eerst in de Mini Cooper heeft gereden en dat hij deze op enig moment heeft omgeruild voor de Mercedes taxi.
4.2.3.4. Gebeurtenissen
Vooraf
Op 3 november 2021 werd tussen 19:35 uur en 19:54 uur een vrachtwagen van Toll Transport de loods binnengereden aan de [adres 10] in Voorschoten. De vrachtwagen verliet de loods weer om 20:33 uur.
Iets later op die avond vindt er een chatgesprek plaats tussen [bijnaam 11] en [medeverdachte 1] . [bijnaam 11] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij ‘1.8’ moet nemen en dat hij het daarom goed moet organiseren met bussen. [medeverdachte 1] reageert daarop dat hij drie bussen heeft, elke bus neemt 600. [medeverdachte 1] bericht [bijnaam 11] ook over auto’s, één voor en achter elke bus. [bijnaam 11] zegt [medeverdachte 1] dat hij in totaal 1860 neemt. Om 23:05 uur vraagt [bijnaam 11] aan [medeverdachte 1] om hem 3 tokens te sturen. Om 23:07 uur en 23:09 uur stuurt [medeverdachte 1] drie afbeeldingen naar [bijnaam 11] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] staan drie afbeeldingen van bankbiljetten, deze afbeeldingen zijn gemaakt om 23:07 uur en 23:09 uur. Iets later bericht [bijnaam 11] aan [medeverdachte 1] dat hij 2060 moet nemen, omdat 200 voor een andere groep is. [bijnaam 11] vraagt [medeverdachte 1] ten slotte om hen te helpen met plekken.
Voorschoten
Uit de GPS-data van de Mercedes Vito blijkt dat dit voertuig op 4 november 2021 om 5:14 uur zich bevindt op het [adres 1] te Amsterdam, bij het woonadres van [medeverdachte 2] . Later rijdt de bestelbus via de A4 naar Voorschoten. De telefoon van [medeverdachte 2] peilt om 7:02 uur uit in de omgeving van de [adres 10] in Voorschoten. Het hof gaat er daarom vanuit dat [medeverdachte 2] met de bestelbus naar de loods in Voorschoten is gegaan.
Uit de GPS-gegevens van de Volkswagen Crafter blijkt dat deze bestelbus rond 04:00 uur in beweging komt en deze, met een korte tussenstop op de [adres 13] te Bussum, doorrijdt naar de [adres 14] te Voorschoten via de A4/A44. Vanaf 5:59 uur is deze bus in Voorschoten. De telefoon van [bijnaam 14] – waar het hof nog op terugkomt – peilt op dat moment ook uit in Voorschoten. De [adres 13] is vlakbij het woonadres van de broer van [verdachte] , [medeverdachte 6] .
Op de vroege ochtend van 4 november 2021 vindt er een chatgesprek plaats tussen [bijnaam 11] en [medeverdachte 1] . Op vragen van [bijnaam 11] antwoordt [medeverdachte 1] dat hij er op tijd zal zijn, om ‘5.50’. [medeverdachte 1] zegt dat hij vier busjes heeft geregeld, voor het geval dat, hij kan dan 600, 600, 600 doen en het laatste busje 260. [medeverdachte 1] is bang dat het te zwaar is om in elke bus 700 te doen. [bijnaam 11] reageert dat het niet te veel is, dit busje kan meer nemen dan ‘1t’ (het hof begrijpt: 1 ton, dus 1.000 kilo).
Op camerabeelden is te zien dat op 4 november 2021 om 6:10 uur de Mercedes Vito, Volkswagen Crafter en de Renault Trafic met slechts enkele meters tussenruimte het industrieterrein oprijden aan de [adres 10] . Om 6:11 uur rijden de busjes de loods aan de [adres 10] in Voorschoten binnen. Om 7:08 uur rijden de busjes de loods weer uit.
In de tussentijd stuurt [bijnaam 11] aan [medeverdachte 1] een bericht dat hij 200 in de bus moet houden: ‘I gibe ather add we drop for them. They ask me faver’. Het hof begrijpt dit bericht zo dat [bijnaam 11] zegt: ‘Ik geef je een ander adres waar we dit voor hen afleveren. Ze hebben mij om een gunst gevraagd’.
Ook de telefoon van [medeverdachte 5] heeft zich in de ochtend naar Voorschoten verplaatst en peilt tussen 6:43 uur en 7:13 uur uit in Voorschoten. [medeverdachte 5] vraagt om 6:34 uur aan [medeverdachte 1] om een adres in de buurt, waarop [medeverdachte 1] hem antwoordt: ‘ [adres 15] , [Voorschoten]’.
Om 7:27 uur bericht [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 1] dat hij alle busjes ziet en dat zij er aankomen. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 5] : ‘Don’t let see the driv where is our places’. Het hof begrijpt deze mededeling als: ‘Laat de chauffeurs niet zien waar onze plekken (waar de cocaïne werd opgeslagen) zijn’. [medeverdachte 5] vraagt [medeverdachte 1] of alle busjes in één lijn rijden.
Mercedes Vito naar [adres 3]
Om 7:42 uur bericht [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 5] dat hij direct naar ‘doctor’ moet rijden. Gelet op de route van de Mercedes Vito en wat hierna nog zal worden beschreven, gaat het hof ervan uit dat [medeverdachte 1] met ‘doctor’ de [adres 3] in Amsterdam bedoelt.
Uit de GPS-gegevens blijkt dat de Mercedes Vito via de A44 weer naar Amsterdam rijdt. Op camerabeelden is te zien dat de Mercedes Vito op enig moment aankomt bij de parkeergarage van het wooncomplex aan de [adres 3] . Te zien is dat de bijrijder een voorwerp pakt dat op een vuurwapen lijkt. Een Volkswagen Polo staat achter de bus. Om 07:52 uur rijdt de bestelbus de parkeergarage in met behulp van een tag die hoort bij huisnummer 276. Zeer dicht daarachter rijdt ook de Volkswagen Polo de garage in. De bestuurder van de Mercedes Vito wordt herkend als [medeverdachte 2] , in het midden zit een nog onbekend gebleven persoon en aan de bijrijderskant zit [medeverdachte 8] . Op andere camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 8] en de onbekende persoon met een kennelijk zwaar beladen karretje met de lift naar de eerste verdieping gaan (waar nummer 276 is). De goederen op het karretje zijn afgedekt met een doek. [medeverdachte 8] en de onbekende man gaan meerdere keren heen en weer waarbij een zwaar beladen karretje naar boven wordt gebracht.
Om 8:44 uur verlaat [medeverdachte 2] met de Mercedes Vito de parkeergarage aan de [adres 3] , waar [medeverdachte 8] en de onbekende man achterblijven.
Volkswagen Crafter naar [adres 2] en vervolgens naar [garagebedrijf]
Op camerabeelden van het wooncomplex aan de [adres 2] is te zien dat [medeverdachte 3] om 7:57 uur de parkeergarage in loopt met een lege koffer en een boodschappentrolley. Op datzelfde moment komt de Volkswagen Crafter de parkeergarage binnen. Onderaan de schuine afloop blijft de Volkswagen Crafter staan omdat het voertuig kennelijk te hoog is. De Volkswagen Crafter rijdt vervolgens achteruit de parkeergarage uit.
Om 7:59 uur vraagt [bijnaam 12] aan [medeverdachte 5] om de sleutels van het huis bij Arena. [bijnaam 12] vraagt [medeverdachte 5] om met [bijnaam 3] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) naar Arena te gaan omdat het busje niet past bij deze.
Om 8:19 uur en 8:32 uur bevindt de Volkswagen Crafter zich op de [adres 16] in Amsterdam. Deze straat kruist met de [adres 4] waar zich op nummer 86 de woning bevindt die door [medeverdachte 5] werd gehuurd. De [adres 4] ligt in de directe omgeving van de ‘Arena’, de Johan Cruijff Arena. Ook [medeverdachte 5] is daar dan in de buurt, zijn telefoon peilt rond dat tijdstip uit op de [adres 4] .
[medeverdachte 5] klaagt dan in een bericht aan [bijnaam 12] over het busje dat deze sukkels hebben. Er moet iets op verzonnen worden, bijvoorbeeld dat het in een klein busje wordt overgebracht en vervolgens verder wordt gedistribueerd. Een ander is even aan het kijken of hij een garage ergens ‘boven’ kan regelen. Gelet op de gebeurtenissen die hierna nog beschreven zullen worden, begrijpt het hof ‘boven’ als ‘Amsterdam Noord’. Het moet op een veilige locatie worden overgebracht waarbij de ander de garantie moet geven dat er niets gebeurt of één van hun eigen mensen moet daar gaan staan om het te bewaken.
De telefoon van [verdachte] peilt om 8:30 uur uit op de [adres 5] in Amsterdam-Noord. Het hof stelt op grond van die omstandigheid vast dat [verdachte] niet de bestuurder was van de Volkswagen Crafter, aangezien de Volkswagen Crafter op dat moment op de [adres 16] in Zuidoost is. De [adres 5] ligt niet in de omgeving van de [adres 16] .
[verdachte] vraagt om 8:24 uur aan [naam 2] of hij al op zijn werk is. [naam 2] is de eigenaar van garage [garagebedrijf] aan de [adres 11] in Amsterdam. Om 9:07 uur bevindt de telefoon van [verdachte] zich op de [adres 12] in Amsterdam. Dit is in de directe omgeving van autogarage [garagebedrijf] . Om 9:39 is ook de Volkswagen Crafter op de [adres 12] . De telefoon van [medeverdachte 5] peilt van 9:37 tot 11:20 uur uit in de wijk [wijk] , waar garage [garagebedrijf] is gevestigd.
Mercedes Vito naar [adres 8] in Den Haag en vervolgens naar [garagebedrijf]
Op de telefoon van [medeverdachte 1] staat een schermafdruk van Google Maps met het adres [adres 8]
Den Haag. De foto is genomen om 7:30 uur.
Om 8:44 uur heeft [medeverdachte 2] met de Mercedes Vito de parkeergarage aan de [adres 3] verlaten.
De Mercedes Vito verplaatst zich via de A4 naar Den Haag waar het voertuig om 9:37 op de [adres 8] 92 is. Vervolgens rijdt de Mercedes Vito weer terug naar Amsterdam.
Om 10:00 uur stuurt [medeverdachte 1] aan ‘ [bijnaam 16] ’ een bericht dat hij de andere persoon naar Noord moet laten rijden, waarbij [medeverdachte 1] een foto stuurt met het adres [adres 12] Amsterdam. [medeverdachte 1] vraagt hoe laat hij op dat adres kan zijn. [bijnaam 16] vraagt daarop of er nog wat moet gebeuren. [medeverdachte 1] antwoordt dat er nog wat moet gebeuren: ‘Die grote bus paste in geen enkele garage, effe splitten hier. Heb hier een loods’.
Om 10:43 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] hoe ver hij van het adres vandaan is. Om 11:05 uur zegt [medeverdachte 2] dat hij er is, waarop [medeverdachte 1] reageert dat hij er ook staat. Om 11:16 uur maakt de telefoon van [medeverdachte 2] gebruik van een zogenoemde Cell-ID aan de [adres 17] in Amsterdam die dekking geeft aan de locatie van de autogarage [garagebedrijf] .
Het hof stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de Volkswagen Crafter te hoog was om de garage aan de [adres 2] in te rijden. De Volkswagen Crafter is om die reden naar [garagebedrijf] gereden waar de lading verdeeld kon worden over andere voertuigen. Nadat [medeverdachte 2] 200 in Den Haag had afgeleverd, is hem gevraagd om ook naar [garagebedrijf] te komen. Wat hij kennelijk, nog steeds rijdend in de Mercedes Vito, heeft gedaan.
Mercedes Vito naar [adres 2] in Amsterdam
De Mercedes Vito rijdt daarna via de Coentunnel naar de [adres 2] in Amsterdam. [medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 2] om 11:19 uur een bericht dat hij voor [medeverdachte 2] rijdt. Om 11:23 uur wordt de Mini Cooper door de ANPR geregistreerd op de A10 Links bij de Coentunnel. Om 11:25 uur wordt de Mercedes Vito door de ANPR op die locatie geregistreerd. Uit deze ANPR-gegevens volgt dat de Mini Cooper onderweg naar de [adres 2] voor de Mercedes Vito reed.
Rond het moment waarop de Mercedes Vito aankomt bij de [adres 2] vindt er een gesprek plaats tussen [bijnaam 12] en [medeverdachte 5] . [bijnaam 12] vraagt aan [medeverdachte 5] hoe hij het gaat verdelen: ‘Hoeveel wil je bij A laten/brengen? En hoeveel bij de bril?’. [medeverdachte 5] bericht [bijnaam 12] dat zij inmiddels bij de bril zijn, daarna gaan ze het in een rit ophalen, 200 gaan ze ‘boven’ (het hof begrijpt: in Noord) laten liggen, 166 gaat naar arena en 134 heeft hij in de ruimte in het busje gedaan. [medeverdachte 5] gaat de bril vragen om hem te helpen bij arena. Omdat uit het bewijs ook blijkt dat [medeverdachte 5] aanwezig is bij de confrontatie op de [adres 2] , gaat het hof ervan uit dat ‘de bril’ een persoon is die hoort bij de woning aan [adres 2] . Zoals al eerder opgemerkt, is er op de salontafel in deze woning een bril aangetroffen.
De Mercedes Vito is om 11:43 uur de parkeergarage van het wooncomplex aan de [adres 2] binnengereden. Om 11:44 uur komt [medeverdachte 3] aanlopen met twee koffers. Op dat moment wordt de Mercedes Vito bestuurd door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 4] wordt herkend als de bijrijder.
Vanaf 11:46 uur is op de camerabeelden te zien dat vijf onbekend gebleven mannen het hek van de parkeergarage proberen te openen. Twee daarvan rennen naar binnen. De andere drie slaan [medeverdachte 5] , die zich buiten de parkeergarage bevindt. In de parkeergarage richt één van de mannen een vuurwapen op [medeverdachte 4] . Kennelijk schrikken beide mannen ergens van en rennen zij weer naar buiten. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte 4] met een vuurwapen in zijn hand in beeld verschijnt en in de Mercedes Vito stapt. [medeverdachte 2] gaat achter het stuur zitten en rijdt om 11:52 uur weg. Vanuit de wegrijdende bestelbus richt [medeverdachte 4] een vuurwapen uit het raam.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat ook [medeverdachte 3] met de bestelbus is meegegaan. [medeverdachte 3] was immers aanwezig in de parkeergarage en op de beelden is niet te zien dat er iemand achterblijft. Uit het bewijs zoals dat hierna nog wordt beschreven, volgt verder dat [medeverdachte 3] na het bezoek van de Mercedes Vito aan de [adres 5] weer uit de laadruimte van de Mercedes Vito stapt.
[medeverdachte 1] was bij de [adres 2] aanwezig en rijdt daar in zijn Mini Cooper weg om 11:51 uur. Om 11:48 uur berichtte [medeverdachte 5] aan [bijnaam 12] dat er motherfuckers kwamen die ze hebben weggejaagd. Ze moeten het busje waar het spul in zit wegbrengen. [bijnaam 12] bericht om 11:52 uur aan [medeverdachte 1] : ‘Fast. Someone want to still (het hof begrijpt: steal)’. [medeverdachte 1] bevestigt dat en zegt dat hij samen met [bijnaam 6] is. Het hof begrijpt dat [medeverdachte 1] hier doelt op [medeverdachte 5] met wie hij kennelijk samen is weggereden.
Mercedes Vito naar [adres 3] en later naar [adres 5]
De telefoon van [medeverdachte 5] peilt om 12:00 uur uit op de [adres 3] in Amsterdam. Ook de telefoon van [medeverdachte 1] peilt om 12:05 uur in die omgeving uit. Op camerabeelden van de parkeergarage aan de [adres 3] is te zien dat de Mercedes Vito om 12:20 uur voor het toegangshek staat met [medeverdachte 2] als bestuurder en [medeverdachte 4] als passagier. [medeverdachte 5] komt vanaf de parkeerplaats aangelopen en stapt ook in de bus.
Om 12:57 uur vraagt ‘ [bijnaam 15] ’ aan [medeverdachte 1] of hij wil blijven om de ‘ppl’ (het hof begrijpt: people/mensen) van [bijnaam 12] te helpen totdat zij klaar zijn. Er moeten mensen blijven om de plek te beveiligen. Als [bijnaam 15] vraagt om een adres voor 300 stuks, en ook een andere voor 300 stuks, stuurt [medeverdachte 1] een afbeelding van het adres [adres 12] . [bijnaam 15] stuurt [medeverdachte 1] om 13:05 uur een afbeelding van het adres [adres 18] en zegt daarbij dat daar mensen zijn. Direct daarna bericht [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 5] dat ze ook naar Noord kunnen gaan, waarop [medeverdachte 5] tegen [medeverdachte 1] zegt dat hij de ‘drv’ (het hof begrijpt: ‘driver/chauffeur’) moet zeggen naar Noord te rijden. [medeverdachte 5] vraagt [medeverdachte 1] om hem op te pikken. Direct daarna bericht [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] dat hij naar Noord moet gaan, [adres 19] 80.
Uit de GPS-gegevens van de Mercedes taxi van [medeverdachte 1] blijkt dat dit voertuig zich om 13:24 uur bevindt op het [adres 19] . Rond dat tijdstip peilen ook de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] uit op de [adres 5] . Iets later wordt ook de Mercedes Vito waargenomen in de omgeving van de [adres 5] . De straten [adres 18] en het [adres 19] liggen in de directe omgeving van de [adres 5] .
Om 13:37 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] of het nog lang gaat duren en zegt hij dat hij het afgehandeld wil hebben. [medeverdachte 1] meldt dat er een ‘scotoe waggie’ (het hof begrijpt: een politieauto) op het plein staat. [medeverdachte 2] maakt zich inmiddels druk om ‘blauw’ (het hof begrijpt: politie), ‘mocro’ en ‘abba’ in een ‘waggie’ is namelijk geen goede combi. Het hof begrijpt die mededeling zo dat [medeverdachte 2] bang is dat de combinatie van mensen van Marokkaanse komaf en mensen van Albanese afkomst bij de politie vragen oproept.
Om 13:58 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [bijnaam 12] of hij een ander in de garage zal laten komen. Hij vraagt [bijnaam 12] de jongen naar beneden te laten komen, hij is namelijk al bijna twee uur op straat met 500.
[medeverdachte 1] bericht aan [medeverdachte 2] dat er iemand naar de garage komt om te openen waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij eraan komt. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 2] om ze desnoods te helpen. Om 14:20 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of hij klaar is. [medeverdachte 2] reageert van niet, nog 9. En iets later dat er nog 1 rondje moet, dan zijn ze klaar.
Om 14:30 uur wordt waargenomen dat op het [adres 19] [medeverdachte 4] uit de Mercedes Vito stapt aan de bijrijderskant. [medeverdachte 3] stapt uit de laadruimte van het voertuig. Iets later wordt [medeverdachte 2] aangehouden als bestuurder van de Mercedes Vito. Om 14:50 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de Mercedes taxi van [medeverdachte 1] stappen. De inzittenden van deze taxi worden om 15:10 uur aangehouden; [medeverdachte 1] als bestuurder, [medeverdachte 5] als passagier rechts achterin, [medeverdachte 4] als passagier links achterin en [medeverdachte 3] als passagier op de bijrijdersstoel.
[bijnaam 14] gaat kleine auto ophalen
Eerder op de middag, om 13:06 uur, vroeg [verdachte] aan zijn vrouw of zijn auto thuis staat, hij heeft hem namelijk nodig. Om 14:24 uur zegt [medeverdachte 1] tegen ‘ [bijnaam 14] ’ dat hij 50 moet geven van wat ze in de garage hebben. Hij kan gewoon met die kleine gaan. [bijnaam 14] zegt dat hij naar huis is gegaan om de kleine auto op te halen. Hij vraag [medeverdachte 1] of hij de rest in de garage moet laten. [medeverdachte 1] bevestigt dat en zegt: ‘Maar wees jij of je bro (het hof begrijpt: broer) actief’. [bijnaam 14] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij zal gaan, de ander is moe. [bijnaam 14] gaat met die kleine, vier uur, half vijf. Hij heeft de sleutels van de garage meegekregen.
Om 14:59 uur peilt de telefoon van [verdachte] uit in de omgeving van zijn woonadres in Hilversum. Om 20:05 uur vraagt [naam 2] aan [verdachte] of alles is gelukt. [verdachte] antwoordt ‘niet helemaal’ en zegt dat hij de sleutel heeft meegenomen, hij komt morgen om 9:00 uur terug.
Op 5 november 2021 vindt in de ochtend een gesprek plaats tussen [verdachte] en [naam 2] over de sleutel.
Het hof stelt op grond van deze feiten vast dat [verdachte] op deze momenten op 4 november 2021 gebruik maakte van de accountnaam ‘ [bijnaam 14] ’. Het is immers [verdachte] die aan zijn vrouw vraagt of zijn auto thuis staat omdat hij hem nodig heeft, terwijl [bijnaam 14] tegen [medeverdachte 1] zegt dat hij naar huis is gegaan om de kleine auto op te halen. [bijnaam 14] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij terug zal gaan, de ander (het hof begrijpt: zijn broer) is namelijk moe. Het is de verdachte die ’s avonds tegen [naam 2] zegt dat hij de sleutels van kennelijk de garage heeft meegenomen. Daaruit volgt dat het de verdachte was die naar de garage terug is gegaan.
Verdere distributie op 5 november 2021 vanuit [garagebedrijf]
Op 5 november 2021 om 9:21 uur peilt de telefoon van [verdachte] uit in de omgeving van garage [garagebedrijf] . Ook de telefoon van [medeverdachte 6] peilt om 9:33 uur in die omgeving uit. Om 14:57 uur wordt op de telefoon van [verdachte] een afbeelding gemaakt of opgeslagen van een gesprek met [bijnaam 13] . [bijnaam 13] heeft het over nieuwe nummers, het activeren daarvan en zegt: ‘Kom straks naar jullie wisselen we nr uit’. Iets later worden afbeeldingen van bankbiljetten opgeslagen met de mededeling van [bijnaam 13] dat deze voor straks is. Om 18:29 uur wordt op de telefoon van [verdachte] een afbeelding opgeslagen met een bankbiljet met het bericht dat die 40 daar in 12 minuten is. Een uur later verstuurt [verdachte] aan [medeverdachte 6] een afbeelding met de tekst: ‘Zetten daar 10 en dan kunnen jullie… vanaf daar door’, iets later gevolgd door ‘ [adres 20] ’.
Samengevat
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden blijkt het volgende. Op 4 november 2021 is er in de loods [adres 10] in Voorschoten met drie bestelbussen een lading opgehaald van 2.060, in twee bussen (ongeveer) 600 en in één bus (ongeveer) 800. [medeverdachte 2] heeft zijn lading met de Mercedes Vito afgeleverd bij de [adres 3] waarbij hij werd vergezeld door [medeverdachte 8] . [medeverdachte 2] is later doorgereden naar Den Haag om daar 200 af te leveren voor een andere groep. [verdachte] is naar de [adres 5] gereden. De Volkswagen Crafter is naar de [adres 2] gereden, maar bleek te hoog om de parkeergarage in te kunnen rijden. Via een tussenstop bij de [adres 4] is de Volkswagen Crafter naar [garagebedrijf] gereden, waar de lading kon worden verdeeld over andere voertuigen. Als [medeverdachte 2] op de terugweg is uit Den Haag, wordt hem gevraagd om ook naar [garagebedrijf] te komen. Vervolgens vindt een tweede poging plaats om de lading af te leveren aan de [adres 2] , ditmaal door [medeverdachte 2] met de Mercedes Vito waarbij hij wordt vergezeld door [medeverdachte 4] . Als anderen proberen de lading te stelen, vertrekt de Mercedes Vito met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] naar de [adres 3] om later door te rijden naar de [adres 5] . Nadat de lading op de [adres 5] is afgeleverd, wordt eerst [medeverdachte 2] aangehouden in de Mercedes Vito en iets later ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] .
4.2.3.5. Wat werd er vervoerd?
Kan worden bewezen dat er op 4 november 2021 cocaïne werd vervoerd? De verdediging heeft naar voren gebracht dat dit niet met voldoende zekerheid uit het bewijs volgt. Het hof oordeelt daarover anders.
Uit het onderzoek blijkt dat bij de loods van [autobedrijf] aan de [adres 10] in Voorschoten in de periode tussen 4 november 2021 en 8 december 2021 geen bedrijvigheid werd waargenomen die past bij een garagebedrijf. Op 8 december 2021 werden in deze loods dozen aangetroffen die in totaal bijna 2000 kilo cocaïne bleken te bevatten.
Uit het bewijs wordt duidelijk dat de getallen die genoemd worden te maken hebben met gewicht. Op de vroege ochtend van 4 november 2021 vertelt [medeverdachte 1] namelijk aan [bijnaam 11] dat hij inmiddels vier busjes heeft geregeld omdat hij bang is dat het te zwaar wordt. [bijnaam 11] reageert daarop door te zeggen dat het niet te zwaar wordt, hij spreekt over een busje dat meer dan ‘1t’ kan meenemen. Gelet op de inhoud gaat het gesprek onmiskenbaar om de vraag hoeveel gewicht de busjes kunnen vervoeren. Het gaat daarbij om aantallen van hetzelfde type goederen. Bij de aantallen die in de communicatie worden genoemd, zowel in deze communicatie tussen [medeverdachte 1] en [bijnaam 11] als tussen anderen later op 4 november 2021, wordt immers nergens een nadere uitleg gegeven. Voldoende is dat men weet hoeveel naar welke locatie moet.
De lading die op 4 november 2021 met de bussen werd vervoerd, wordt beveiligd. Als [medeverdachte 2] met de Mercedes Vito aankomt bij de [adres 3] wordt hij begeleid door [medeverdachte 8] die een vuurwapen bij zich heeft, of een voorwerp dat daarop lijkt. Als blijkt dat de Volkswagen Crafter niet in de garage aan de [adres 2] past, moet de lading in andere busjes worden overgeladen, terwijl de lading moet worden bewaakt. Als [medeverdachte 2] later met de Mercedes Vito op de [adres 2] komt, wordt hij vergezeld door [medeverdachte 4] die daarbij ook een vuurwapen bij zich draagt. Op de [adres 2] doen anderen een poging de lading van de Mercedes Vito te stelen, of een deel daarvan. Ook deze personen gebruiken daarbij een vuurwapen. Bij zijn laatste rit hopen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat het snel klaar is in verband met de politie die in de buurt aanwezig is. Uit de bewijsmiddelen volgt dan ook dat het gaat om een kostbare illegale lading.
De woningen waar de lading van de bussen wordt afgeleverd, worden gebruikt als stashes, geheime plekken waar verdovende middelen worden opgeslagen. Uit de communicatie wordt duidelijk dat het niet de bedoeling is dat de chauffeurs weten waar deze woningen zich precies bevinden in het wooncomplex waar zij de garage binnenrijden. In deze woningen worden goederen aangetroffen die worden gebruikt bij het verpakken van verdovende middelen, zoals huishoudfolie, zwarte tape en vacumeermachines.
In de woning [adres 2] worden 68 blokken cocaïne aangetroffen. Op deze blokken was een logo aangebracht dat bestaat uit een gespiegelde E en een B. Ook wordt in deze woning een schrift gevonden met een lijstje met steeds een datum, met daarachter onder meer een logo en daarachter een getal. De logo’s lijken sterk op de logo’s op de verpakkingen van de aangetroffen blokken cocaïne. Op de telefoon van [medeverdachte 2] is een foto aangetroffen van een wit blok met eenzelfde logo. Deze foto is gemaakt op 30 september 2021.
Het hof stelt dan ook vast dat een deel van de lading moest worden afgeleverd op de [adres 2] in Amsterdam die op dat moment als opslagplek voor cocaïne werd gebruikt. De daar aangetroffen aantekeningen en de foto op de telefoon van [medeverdachte 2] wijzen erop dat de opslag van cocaïne niet plaatsvond op één moment, er werden namelijk meerdere data genoteerd met dezelfde symbolen die waren aangebracht op de blokken cocaïne. Ook aantekeningen in de telefoon van [medeverdachte 5] wijzen erop dat het ging om een handel gedurende een langere tijd. Op de telefoon van [medeverdachte 5] is een chatgesprek aangetroffen tussen [medeverdachte 5] en ‘ [bijnaam 11] ’ op 17 oktober 2021. Dat gesprek gaat over rekeningen en betalingen. [medeverdachte 5] gaat aan [bijnaam 3] vragen of hij ergens notities heeft liggen. Vervolgens worden notities uitgewisseld. Op deze notities komen verschillende data voor, aantallen en onder meer de woorden ‘boliv’ en ‘colo’. Het hof leest deze termen als verwijzingen naar Bolivia en Colombia, bekende bronlanden van cocaïne.
Al de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden wijzen erop dat het vervoer betrekking had op cocaïne. Een solide aanknopingspunt dat het vervoer op 4 november 2021 betrekking had op andere goederen of andere stoffen, ontbreekt. De verdachten hebben evenmin een verklaring afgelegd die de belastende betekenis van het bewijs wegneemt dat het gaat om cocaïne. Onder al deze omstandigheden stelt het hof vast dat op 4 november 2021 een grote hoeveelheid cocaïne is vervoerd, in twee busjes werden elk (ongeveer) 600 kilo vervoerd en in één busje (ongeveer) 800 kilo.
4.2.3.6. Conclusie
Het hof stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] samen met anderen betrokken is geweest bij het vervoer van een hoeveelheid cocaïne. De Renault Trafic die op naam staat van [verdachte] is in de vroege ochtend in de loods op de [adres 10] in Voorschoten geweest. Datzelfde geldt voor de op naam van zijn partner gehuurde Volkswagen Crafter. Die bestelbus vertrok rond 4:00 uur vanaf de omgeving van het woonadres van [verdachte] richting Voorschoten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze bestelbussen gebruikt zijn bij het vervoer van de cocaïne. Verder blijkt dat de telefoon van [verdachte] om 8:30 uur uitpeilde in de directe omgeving van één van de stashes: de [adres 5] in Amsterdam. Kort na 9:00 uur bevindt [verdachte] zich in de directe omgeving van [garagebedrijf] waar de lading van de Volkswagen Crafter is overgeladen. Het is [verdachte] die contact heeft met de eigenaar van [garagebedrijf] . Op enig moment is [verdachte] naar huis gegaan om een kleinere auto te halen. [medeverdachte 1] vraagt hem om actief te blijven. Uit het bewijs blijkt ook dat [verdachte] op 5 november 2021, nadat er medeverdachten waren aangehouden, verder is gegaan met de distributie van cocaïne.
[verdachte] heeft aanvankelijk verklaard dat hij alleen in de late middag met de Renault Traffic naar Amsterdam is gegaan om een bank naar zijn schoonvader te brengen. Hij verklaarde dat hij niet eerder op die dag in Amsterdam is geweest. Het hof stelt op grond van de inhoud van het bewijs echter vast dat [verdachte] wel degelijk in Amsterdam is geweest en betrokken is geweest bij het transport, het overladen en de verdere distributie. In hoger beroep heeft [verdachte] hieraan toegevoegd dat hij misschien toch bij de garage in Noord is geweest omdat hij daar zijn auto in onderhoud had. Die verklaring heeft hij echter niet nader toegelicht. Deze verklaring neemt de belastende betekenis ook niet weg van het andere bewijs met betrekking tot het overladen van de lading van de Volkswagen Crafter en de verdere distributie vanuit garage [garagebedrijf] . [verdachte] heeft zodoende geen aannemelijk geworden verklaring afgelegd die de belastende betekenis van het bewijs wegneemt.
In de telefoon van [verdachte] is een aantal afbeeldingen gevonden die sterk belastend zijn. [verdachte] heeft verklaard dat hij met gebruik van zijn Apple-ID de telefoon van een ander heeft geïnstalleerd. Als die ander een afbeelding maakt met die telefoon, wordt die afbeelding ook opgeslagen in de galerij op de telefoon van [verdachte] . De raadsman heeft dit op de zitting in hoger beroep getoond. Het hof gaat ervan uit dat een foto (technisch gezien) op die manier op een telefoon kan komen, het betekent alleen nog niet dat daarmee aannemelijk is geworden dat de betreffende afbeeldingen daadwerkelijk op die manier op de telefoon van de verdachte terecht zijn gekomen. Voor de beoordeling van het bewijs maakt dat echter geen verschil omdat voor de vaststellingen die hierboven zijn gedaan, geen gebruik is gemaakt van de betreffende afbeeldingen op de telefoon van de verdachte.
Het hof stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, en gelet op wat daarover hiervoor is overwogen, vast dat de verdachte samen met anderen een hoeveelheid cocaïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad.
4.3.
Het onder 2 tenlastegelegde (witwassen)
4.3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van dit feit en aangevoerd dat sprake is van een zogenoemd witwasvermoeden. Dit vermoeden wordt gerechtvaardigd doordat [verdachte] zich aan drugscriminaliteit heeft schuldig gemaakt, naast het aantal niet goed verklaarbare contante stortingen, waarvan het overgrote deel op de rekening van zijn broer is overgemaakt en de ogenschijnlijke wanverhouding tussen bezit, bestedingen en legale inkomsten. Het vermoeden is niet weerlegd zodat het niet anders kan dan dat het geld afkomstig is van enig misdrijf.
4.3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak. Het openbaar ministerie heeft geen goed nader onderzoek gedaan naar aanleiding van de verklaringen die [verdachte] heeft gegeven voor de ten laste gelegde geldbedragen.
4.3.3.
Oordeel van het hof
Voor het bewijs dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, toch bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
[verdachte] heeft in de betreffende periode een bedrag van in totaal € 92.565,00 op zijn rekening gestort. Aanvankelijk was in het dossier opgenomen dat deze contante stortingen vele malen hoger lagen dan de contante opnames ten bedrage van € 3.770,00. [verdachte] heeft direct verklaard dat dit niet kon kloppen en dat hij veel meer contant heeft opgenomen. Daar is aanvullend onderzoek naar gedaan, waaruit is gebleken dat [verdachte] inderdaad in totaal € 71.084,00 contant heeft opgenomen. Dan resteert nog steeds een verschil van ruim € 21.000,00 tussen het gestorte en het opgenomen bedrag, maar dat levert niet zonder meer een vermoeden van witwassen op. Echter is ook gebleken dat de verdachte in dezelfde periode (hoofdzakelijk in 2021) € 53.360,00 aan zijn broer [medeverdachte 6] heeft overgemaakt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [verdachte] verklaard dat hij dat geld eerst contant van zijn broer ontving en op zijn eigen rekening stortte, om het vervolgens weer aan zijn broer over te maken. Gelet daarop en met in achtneming van het feit dat volgens [verdachte] zijn broer geen werk had en de bewijsmiddelen met betrekking tot het vervoer van 2.060 kilo cocaïne het vermoeden rechtvaardigen dat ook [medeverdachte 6] daarbij betrokken was, bestaat ten aanzien van het bedrag van € 53.360,00 een vermoeden van witwassen.
Van [verdachte] mag dus een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verlangd dat het geld niet van misdrijf afkomstig is. Zo’n verklaring heeft [verdachte] niet gegeven. [verdachte] heeft immers slechts verklaard dat hij dacht dat zijn broer het geld met gokken had verdiend en dat hij nooit aan zijn broer heeft gevraagd hoe hij aan dat contante geld is gekomen. Zijn broer heeft zich op alle vragen hierover beroepen op zijn verschoningsrecht. De verdachte heeft dan ook geen concrete en verifieerbare verklaring afgelegd dat het geld een legale herkomst heeft. Het hof is onder deze omstandigheden van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is en dat hij ten minste bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Dat leidt tot de conclusie dat het witwassen van in totaal € 53.360,00 kan worden bewezen. Voor het overige moet [verdachte] worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primairhij in de periode van 4 november 2021 tot en met 6 november 2021 te Voorschoten en Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij in de periode van 4 april 2017 tot en met 28 april 2022 in Nederland, een voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag van in totaal € 53.360,00, voorhanden heeft gehad en omgezet, terwijl hij wist dat dat voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze in de bijlage bij dit arrest zijn opgenomen.

6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Hetzelfde geldt voor het onder 2 bewezenverklaarde. Niet is gesteld, gebleken of aannemelijk geworden dat het gaat om geld dat onmiddellijk afkomstig is uit een misdrijf dat de verdachte zelf heeft gepleegd.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

8.Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De verdediging heeft verzocht de verdachte geen straf op te leggen die in duur langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft meegewerkt aan een georganiseerd transport van een zeer grote partij cocaïne. Ongeveer 2.060 kilo is van Voorschoten naar een aantal woningen in Amsterdam en naar een locatie in Den Haag vervoerd. Het transport vond plaats onder gewapende begeleiding. Uit onderschepte conversaties wordt duidelijk dat het vervoer werd gecoördineerd en dat de plannen werden gewijzigd bij tegenslag, zoals een te hoge bus voor een parkeergarage en een poging een deel van de partij cocaïne te ‘rippen’ bij één van de afleveradressen. Op deze manier werd door de verdachte en de medeverdachten een voorraad cocaïne afgeleverd die – gezien de omvang – niet anders dan voor handelsdoeleinden bedoeld kan zijn geweest.
Voor het transport is een busje gebruikt dat op naam van de verdachte stond en daarnaast is door tussenkomst van de verdachte op naam van zijn partner nog een bus gehuurd waarmee ook een deel van de cocaïne is vervoerd. Zijn telefoon neemt deel aan het berichtenverkeer over het transport, waaruit naar voren komt dat de verdachte zich op 4 november 2021, maar ook daarna nog, met de verdere distributie van de partij drugs bezighield.
De verspreiding van en handel in cocaïne en – in het verlengde daarvan – het gebruik ervan, veroorzaken een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid, onrust in de samenleving en leiden veelal (direct en indirect) tot diverse vormen van (eveneens zware) criminaliteit. Gezien de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd, komt voor dit feit slechts een langdurige gevangenisstraf in aanmerking. Het hof houdt rekening met straffen die meestal worden opgelegd in soortgelijke zaken waarbij het gaat om het vervoer van grote hoeveelheden cocaïne of vergelijkbare stoffen.
De verdachte heeft daarnaast een bedrag van ruim € 53.000 witgewassen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Daarnaast werkt het faciliterend voor ander strafbaar handelen. Ten opzichte van de forse gevangenisstraf die passend wordt geacht voor het andere feit, weegt het hof dit feit echter niet mee bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf.
Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van 19 februari 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten. Het hof weegt dit strafblad niet in het voor- of nadeel van de verdachte mee.
De verdediging heeft verzocht de verdachte geen hogere straf op te leggen dan de ondergane voorlopige hechtenis. Gezien de ernst van de feiten die bewezen worden verklaard, is het hof echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf van een kortere duur.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof moet echter vaststellen dat in hoger beroep de zogenoemde redelijke termijn is geschonden. Als uitgangspunt geldt dat het hoger beroep moet zijn afgerond met een eindarrest binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn is gestart, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Het hoger beroep is (door het openbaar ministerie) ingesteld op 27 januari 2023 terwijl op 17 april 2025 uitspraak wordt gedaan. Dit is een periode van bijna 27 maanden zodat de redelijke termijn met ongeveer drie maanden is overschreden. Om die reden wordt de op te leggen gevangenisstraf verminderd met één maand. Aan de verdachte zal dus een gevangenisstraf worden opgelegd van vier jaar en elf maanden.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
9. Beslag
De hierna te noemen, nog niet teruggegeven, voorwerpen zijn onder de verdachte in beslag genomen:
(3) 1 STK Personenauto (Renault Trafic, VLJ-9-H, wit) (goednummer: 6149311);
(4) 1 STK Geluidsdemper (het hof begrijpt: geluiddrager) (Renault R013-1DIN) (goednummer: 6152933);
(5) 1 STK GSM (Apple, zilver) (goednummer: 6149846).
Het hof stelt vast dat de onder 3 tot en met 5 genoemde voorwerpen aan de verdachte toebehoren. Het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is begaan met behulp van de onder 3 en 5 genoemde voorwerpen. Deze voorwerpen zullen daarom op grond van artikel 33a, eerste lid onder c, Sr verbeurd worden verklaard. Het hof gaat er daarbij op grond van de dossierstukken (ZD04 094) vanuit dat de waarde van de Renault Trafic € 11.714 bedraagt. De onder 4 genoemde radio/cd-speler van de Renault Trafic is niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer, zodat daarvan de teruggave aan de verdachte zal worden gelast.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
(3) 1 STK Personenauto (Renault Trafic, VLJ-9-H, wit) (goednummer: 6149311);
(5) 1 STK GSM (Apple, zilver) (goednummer: 6149846).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
(4) 1 STK Geluidsdemper (het hof begrijpt: geluiddrager) (Renault R013-1DIN) (goednummer: 6152933).