ECLI:NL:GHAMS:2025:1147

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
23-001076-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de veroordeling voor de invoer van cocaïne, witwassen en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren voor het medeplegen van de verlengde invoer van 1.992 kilogram cocaïne, het witwassen van 7,8 miljoen euro en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een hoger beroep ingesteld door de verdachte. Tijdens de zittingen is het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder zijn rol bij de invoer van de cocaïne en het witwassen van geld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 december 2021 in Voorschoten betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, die verborgen zat in een zeecontainer. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de exacte inhoud van de dozen die hij hielp uitladen, maar het hof oordeelde dat hij op zijn minst de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van verdovende middelen heeft aanvaard. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 10 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De verdachte is ook veroordeeld voor het witwassen van geld en het voorhanden hebben van een wapen en munitie, waarbij het hof de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie heeft meegewogen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001076-23
datum uitspraak: 17 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-331205-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1982,
[adres],
[detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 8 december 2021 op een of meer plaats(en) in België en/of te Voorschoten, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1992 kilogram cocaïne, althans een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 4 februari 2021 tot en met 25 februari 2021 te Den Haag, in elk geval in Nederland, (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere (contante) geldbedrag(en) ten bedrage van in totaal (ongeveer) €7,8 miljoen, althans een hoeveelheid geld
- heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van die hoeveelheid geld gebruik heeft gemaakt, en/of
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die (contante) geldbedrag(en) was en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie dat/die (contante) geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij, op of omstreeks 8 en/of 9 december 2021 te Den Haag, in elk geval in Nederland,
- een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper en/of
- 13 patronen, in elk geval een of meerdere patro(o)n(en), (van het soort volmantel rondneus en het merk Fiocchi + Sellier & Bellot + CBC, kaliber, 9x19mm en/of van het soort volmantel rondneus en het merk Maxx Tech, kaliber 9x17mm) zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt ten aanzien van de bewezenverklaring en de straf alsmede een andere bewijsconstructie hanteert dan de rechtbank.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat de rechtbank terecht tot een bewezenverklaring is gekomen van de invoer van 1.992 kilogram cocaïne. De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat er geen twijfel bestaat ten aanzien van de wetenschap van de verdachte daarvan. De rol van de verdachte volgt uit diens verklaring bij de politie op 19 oktober 2023 en de in het vonnis vermelde bewijsmiddelen, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de onder feit 1 ten laste gelegde hoeveelheid van 1.992 kilogram cocaïne en de verdachte enkel te veroordelen voor de verlengde invoer van ‘een hoeveelheid’ cocaïne. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de ten laste gelegde hoeveelheid. De verdachte had een beperkte rol. Hij was enkel in de loods om te helpen met het lossen van de zeecontainer. Hij wist niet wat de positie van de gemarkeerde dozen in de container was, waar de cocaïne zich in die container bevond en in het dossier staan geen berichten die op wetenschap of logistieke betrokkenheid rondom de (verlengde) invoer wijzen. De verstuurde Signal-berichten in het dossier waarin de verdachte reageert op het bericht van het account [naam]: ‘die 100 gaat toch door broer’ zien niet op de dozen in de container, maar op een geldbedrag van honderdduizend euro, hetgeen geen betrekking hoeft te hebben op cocaïne of dozen. Ook heeft de medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat de container al open stond toen de verdachte ter plaatse kwam in de loods en dat hijzelf en de verdachte niet wisten wat er in de pakketten zat en de inhoud daarvan na opening van één van de dozen niet leek op cocaïne.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
Vaststelling feiten
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep neemt het hof de volgende - door de verdediging niet betwiste feiten en omstandigheden – als vaststaand aan.
Na een melding van een ontvoering op 4 november 2021 in Amsterdam is door de politie het onderzoek Chakwo opgestart. Dit onderzoek heeft onder meer geleid naar een loods aan de [straat] te Voorschoten, alwaar het autogaragebedrijf [bedrijf] was gevestigd. Op camerabeelden van de situatie van zowel buiten als in de loods is zichtbaar dat op 8 december 2021 om 20:34 uur een vrachtwagen met Belgisch kenteken [kenteken 1] met een zeecontainer op een oplegger, eveneens met Belgisch kenteken [kenteken 2], de loods wordt ingereden. Op dat moment worden de lichten aan de voorzijde van [bedrijf] uitgezet. Hierdoor is volgens de verbalisant vanaf de buitenzijde van het pand niet tot slecht te zien dat er voertuigen en personen in het pand aanwezig zijn. Vanaf 20:58 uur is beweging te zien aan de achterzijde van de container, wordt door personen heen en weer gelopen met goederen en worden deze ook met een vorkheftruck uit de container gehaald. De politie is omstreeks 22:20 uur de loods binnengevallen en heeft ter plaatse vijf verdachten, onder wie de verdachte [verdachte], aangehouden. Tijdens de doorzoeking in de loods heeft de politie in de geopende zeecontainer en tegen de rechterwand van de loods in totaal 794 bruine kartonnen dozen afkomstig uit Bolivia aangetroffen. Uit het onderzoek is gebleken dat de zeecontainer met de lading vanuit Chili, via Peru naar de haven van Antwerpen is verscheept en aldaar op 8 december om 08:55 uur is aangekomen, waarna deze met de genoemde vrachtwagen naar Voorschoten is gereden. Ongeveer tachtig procent van de lading was voor de binnenkomst van de politie in de loods al uit de vrachtwagen geladen en meerdere dozen waren gemarkeerd met een schuine zwarte streep. Uit het dossier volgt dat in honderd gemarkeerde dozen in totaal 1.992 kilogram witte kristallen werden aangetroffen. In het achterste deel van de loods stond een geopende zilverkleurige zak met daarin gele kristalkleurige korrels gelijkend op cocaïnekristallen. Uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat het gaat om cocaïne. In de loods werden daarnaast onder meer voertuigen met daarin aangebrachte verborgen ruimtes en telefoons aangetroffen.
De rol van de verdachte
De verdachte heeft in het politieverhoor van 19 oktober 2023 verklaard dat hij de opdracht kreeg om naar de loods in Voorschoten te gaan om daar dozen uit te halen, waarbij hij niet te horen heeft gekregen dat het om (ongeveer) 2.000 kilogram cocaïne ging. Hij wist wel dat ‘het geen zuivere koffie was, in zo’n loods uit een bak halen’. De verdachte heeft bovendien verklaard dat de dozen moesten worden uitgehaald zodat chauffeurs deze zo snel mogelijk weg zouden kunnen brengen. Een van de in de loods aangetroffen voertuigen met een verborgen ruimte betrof een Ford Transit met kenteken [kenteken 3], die op naam van de verdachte staat.
Tijdens het uithalen van de dozen in de loods heeft de verdachte, blijkens de zich in het dossier bevindende gegevens uit zijn iPhone 7 in constant contact gestaan met het Signal-account ‘[naam]’. Daarbij rapporteerde hij aan [naam] over de voortgang en voerde op diens aanwijzingen handelingen uit. Uit de verklaring van de verdachte, alsmede uit deze via Signal verzonden berichten, blijkt dat de verdachte de opdracht had gekregen om honderd gemarkeerde dozen apart te zetten en stiekem één daarvan moest openen en fotograferen. Dat de verdachte dit ook heeft gedaan blijkt uit de op de telefoon van de verdachte aangetroffen foto’s waarop een gemarkeerde kartonnen doos en de zich daarin bevindende drugs zichtbaar zijn.
Opzet
Op basis van de uit het hiervoor overwogene blijkende feiten en omstandigheden, alsmede op grond van de overige gebezigde bewijsmiddelen, oordeelt het hof dat het voor de verdachte zonneklaar was dat hij bezig was met het uitladen van dozen met hierin verdovende middelen en derhalve opzet had op de (verlengde) invoer hiervan. Door willens en wetens honderd gemarkeerde dozen uit een zeecontainer te laden, heeft de verdachte bovendien op z’n minst de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat het daarbij om een grote hoeveelheid verdovende middelen zou gaan, hetgeen ook het geval is geweest, te weten: maar liefst 1.992 kilogram. Het hof verwerpt derhalve het tot partiële vrijspraak strekkende verweer.
Medeplegen van (verlengde) invoer
Het hof merkt de verdachte aan als medepleger omdat hij, gelet op zijn rol bij het ten laste gelegde, een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de (verlengde) invoer van cocaïne en daarbij nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt. De verdachte heeft zich immers met de medeverdachten onder de voornoemde omstandigheden bezig gehouden met het veiligstellen van de cocaïne die in de gemarkeerde dozen was verborgen, met het oog op, en de aanwezige benodigde vervoermiddelen voor, verder vervoer van de cocaïne in Nederland.
Voorwaardelijk verzoek van de verdediging
Bij pleidooi heeft de verdediging verzocht de door het hof gehoorde getuige [medeverdachte] nogmaals te horen indien het hof de verdachte zou aanmerken als zijnde de in het dossier genoemde persoon ‘Dunne’. Nu het hof de verdachte niet aanmerkt als zijnde de persoon ‘Dunne’, is niet voldaan aan de voorwaarde voor inwilliging van dit verzoek, zodat dit verzoek wordt afgewezen.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3

De verdachte zelf heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen wetenschap had omtrent de aanwezigheid in zijn woning van de in de tenlastegelegde genoemde geluidsdemper en munitie.
Het hof acht deze verklaring van de verdachte niet aannemelijk. Daarbij betrekt het hof dat de verdachte de enige was die stond ingeschreven op het adres waar genoemde voorwerpen zijn aangetroffen en dat hij heeft verklaard dat hij elke dag in de woning sliep. Voorts betrekt het hof bij dit oordeel de plek waar de voorwerpen in de woning zijn aangetroffen, te weten: de geluidsdemper in een sok op de grond in de slaapkamer van de verdachte en de munitie in een opvallende rode tas in de meterkast.
Naar het oordeel van het hof kan het niet anders dan dat de verdachte bewustzijn heeft gehad omtrent deze voorwerpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, op 8 december 2021 te Voorschoten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 1992 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
2.
hij, in de periode van 4 februari 2021 tot en met 25 februari 2021 te Den Haag, contante geldbedragen ten bedrage van in totaal 7,8 miljoen euro,
- heeft voorhanden gehad en/of overgedragen
terwijl hij wist, dat die contante geldbedragen geheel afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij, op 9 december 2021 te Den Haag,
- een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper en
- 13 patronen, zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Omwille van de leesbaarheid van het arrest zijn de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een bijlage bij dit arrest. Deze bijlage is aan het arrest gehecht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 10 maanden. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in de straf die de rechtbank aan de verdachte heeft opgelegd en de motivering daarvan in het vonnis. Voorts heeft hij te kennen gegeven dat hij bij de strafeis rekening houdt met de aanzienlijke rol die de verdachte, aldus de advocaat-generaal, bij het ten laste gelegde heeft gehad maar ook rekening houdt met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Gelet op deze overschrijding heeft de advocaat-generaal gerekwireerd 2 maanden gevangenisstraf minder op te leggen dan de rechtbank heeft opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden meer passend is dan de door de rechtbank opgelegde straf, gelet op de rol van de verdachte bij de ten laste gelegde invoer, de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte is verslaafd aan gokken, drank en verdovende middelen, ten gevolge waarvan hij in de criminaliteit is beland. Hij heeft geen grote geldbedragen aan de cocaïnehandel overgehouden. De verdachte heeft verklaard dat hij, sinds zijn detentie, zijn problemen onder ogen ziet, open staat voor hulpverlening en weer contact heeft met zijn dochter.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, die was verborgen in een lading noten afkomstig uit Bolivia. In georganiseerd verband is een zeecontainer waarin zich dozen met 1.992 kilogram cocaïne bevonden vanuit Bolivia, via de haven van Antwerpen, naar een loods in Voorschoten vervoerd. De verdachte heeft aldaar geholpen met het uitladen van dozen uit de zeecontainer en de gemarkeerde honderd dozen waarin zich cocaïne bevond daarbij apart gezet. Tegelijkertijd onderhield hij steeds (telefonisch) contact met onbekend gebleven betrokken personen waarbij de verdachte via de app Signal opdrachten kreeg en uitvoerde en hen op de hoogte hield van de voortgang. In de loods stonden verschillende voertuigen met verborgen ruimtes opgesteld die vermoedelijk bestemd waren voor het verdere vervoer van de lading verdovende middelen.
De aangetroffen hoeveelheid cocaïne van 1.900 kilo is dusdanig groot dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en grootschalige handel. Het gebruik van cocaïne is zeer schadelijk voor personen en mitsdien een de volksgezondheid bedreigende stof. De handel in en verspreiding van cocaïne gaat gepaard met verschillende vormen van andere criminaliteit, waaronder ernstige geweldsdelicten, zoals druggerelateerde (pogingen tot) liquidaties en delicten die veel drugsverslaafden plegen ter financiering van hun behoefte aan die stof. Daarnaast worden met drugshandel grote criminele winsten behaald, waardoor het financiële verkeer gecorrumpeerd wordt. De verdachte heeft zich kennelijk niet om de (abstracte) gevolgen van cocaïnehandel bekommerd, noch om de verwoestende gevolgen voor de levens van harddrugsgebruikers. Het hof rekent dit de verdachte aan.
De verdachte heeft de integriteit van het economische verkeer eveneens aangetast door zich schuldig te maken aan het in korte tijd witwassen van 7,8 miljoen euro, waarbij hij contante geldbedragen in zijn woning heeft opgeslagen en vervolgens, middels afspraken die de verdachte via versleutelde Sky ECC-berichten maakte, afgeleverd aan derden.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte na zijn aanhouding heeft de politie een geluiddemper en 13 patronen scherpe munitie aangetroffen. Het voorhanden hebben van (delen van) wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Het hof weegt dit in strafverzwarende zin mee, te meer nu in het dossier aanwijzingen bestaan voor beroepscriminaliteit.
Op feiten als hier aan de orde kan slechts worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Bij het bepalen van de precieze duur daarvan heeft het hof gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2025 is hij eerder meermaals onherroepelijk veroordeeld tot aanzienlijke gevangenisstraffen voor Opiumwetdelicten. Het verwijtbare karakter van zijn handelen diende daarom bij de verdachte bekend te zijn.
Het hof houdt bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf voorts in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is overschreden. Namens de verdachte is op 5 april 2023 hoger beroep ingesteld. De zaak is in hoger beroep afgerond met een eindbeslissing op 17 april 2025. Dat betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 8 maanden is overschreden. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat de op te leggen gevangenisstraf met 2 maanden zal worden gematigd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Ten aanzien van het beslag heeft de rechtbank beslist dat de goederen op de beslaglijst onder 6, 7, 9 en 12 verbeurd worden verklaard, dat de goederen onder 2, 3, 4, 5 en 10 op de beslaglijst worden onttrokken aan het verkeer en dat het goed onder 8 wordt teruggegeven aan de verdachte.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan vinden in de beslagbeslissingen in het vonnis en heeft aangegeven in hoger beroep geen vordering ten aanzien van het beslag te doen, aannemende dat het beslag inmiddels is afgewikkeld.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het beslag.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren aan de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard:
  • 9 STK Papier (goednummer 6129871);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 6129873 - zwart, merk: Samsung A41);
  • 1 STK Papier (goednummer 6129888);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 6129984 - Apple A-1778).
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen geluiddemper en patronen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek in de woning van de verdachte aangetroffen en behoren aan de verdachte toe. Het bewezen verklaarde is begaan met betrekking deze voorwerpen (ten aanzien van het wapen en de munitie), dan wel kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven (ten aanzien van de verdovende middelen) en deze zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet:
  • 1 STK Geluiddemper (goednummer 6129872);
  • 1 DV Patroon (goednummer 6129894 - diverse scherpe patronen);
  • 1 DV Patroon (goednummer 6146708);
  • 2 STK Patroon (goednummer 6146710);
  • 68 STK Verdovende middelen (goednummer 6129895)
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen onder de verdachte in beslag genomen goed aan de verdachte dient te worden teruggegeven:
1 STK Telefoontoestel (goednummer 6129876 - blauw, merk: Samsung sm-A217f).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 jaar en 10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
9 STK Papier (goednummer 6129871);
1. STK Telefoontoestel (goednummer 6129873 - zwart, merk: Samsung A41);
1. STK Papier (goednummer 6129888);
1. STK Telefoontoestel (goednummer 6129984 - Apple A-1778).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Geluiddemper (goednummer 6129872);
1. DV Patroon (goednummer 6129894 - diverse scherpe patronen);
1. DV Patroon (goednummer 6146708);
2 STK Patroon (goednummer 6146710);
2 STK Patroon (goednummer 6146710);
68 STK Verdovende middelen (goednummer 6129895).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel (goednummer 6129876 - blauw, merk: Samsung sm-A217f).
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. A.R.O. Mooy en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2025.
[…]