4.2.3.Oordeel van het hof
[medeverdachte 1] ( [bijnaam 2] )
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 1] is onder hem een telefoon van het merk Samsung in beslag genomen met daaraan gekoppeld het nummer [telefoonnummer 2] . Aan de telefoon was het e-mailadres [e-mailadres 2] gekoppeld. [medeverdachte 1] heeft bij de huur van de Mercedes Vito het telefoonnummer [telefoonnummer 2] opgegeven. Het hof stelt dan ook vast dat deze telefoon en dat telefoonnummer bij [medeverdachte 1] in gebruik was. Dat telefoonnummer stond in de telefoon, die in de telefoonhouder van de taxi van [verdachte] is aangetroffen, opgeslagen als ‘ [bijnaam 2] ’.
[verdachte] ( [bijnaam 1] , [bijnaam 1] )
In de telefoonhouder naast het stuur van de Mercedes taxi van [verdachte] is een iPhone 8 aangetroffen. Aan de telefoon zijn de applicaties Signal en Wickr gekoppeld. De gebruikersnamen daarvan zijn [bijnaam 1] (Signal) en [bijnaam 1] R (Wickr). De aan de telefoon gekoppelde Apple ID is [e-mailadres 1] . De gebruiker van de telefoon noemt zichzelf dus ‘ [bijnaam 1] ’. Sinds 28 oktober 2021 is aan de telefoon het nummer [telefoonnummer 1] (hierna: * [telefoonnummer 1] ) gekoppeld.
[verdachte] ontkent dat hij de gebruiker was van deze telefoon. Volgens [verdachte] heeft hij eerder die dag iemand met zijn taxi vervoerd die de telefoon heeft achtergelaten. [verdachte] heeft de telefoon daarna, toen medeverdachten bij hem instapten, in de telefoonhouder gestopt. Deze verklaring is niet aannemelijk geworden. Nog afgezien van het feit dat [verdachte] deze verklaring eerst ter terechtzitting bij de rechtbank heeft afgelegd (en zo de politie de mogelijkheid heeft onthouden zijn verklaring te verifiëren), heeft hij niet willen verklaren wie degene is die de telefoon zou hebben achtergelaten.
Daarnaast blijken uit de bewijsmiddelen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het gaat om de telefoon van [verdachte] .
Ten eerste blijkt uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer dat de telefoon in de nachtelijke uren en vroege ochtend een telecommast aanstraalde in de directe nabijheid van het (toenmalige) woonadres van [verdachte] .
Ten tweede biedt communicatie tussen [medeverdachte 1] en [bijnaam 1] een belangrijk aanknopingspunt. Het telefoonnummer van de iPhone 8 stond in de telefoon van [medeverdachte 1] opgeslagen en er zijn onderling berichten uitgewisseld. Op 4 november 2021 om 11:19 uur bericht ‘ [bijnaam 1] ’ aan ‘ [bijnaam 2] ’ dat hij voor hem rijdt. Om 11:23 uur is er een ANPR-hit op de A10 bij de Coentunnel op de Mini Cooper waar [verdachte] die ochtend in reed. En om 11:25 is er een ANPR-hit op dezelfde locatie op de Mercedes Vito die door [medeverdachte 1] werd bestuurd. Overigens kan uit de contactenlijst van de Mini Cooper ook worden opgemaakt dat [verdachte] een aantal medeverdachten kent. Degenen met wie hij in zijn taxi is aangehouden waren dus geen willekeurige passagiers. In de contactenlijst stond onder ‘mijn nummer’ het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: * [telefoonnummer 3] ) opgeslagen. Het nummer * [telefoonnummer 3] stond in de telefoon van [medeverdachte 1] opgeslagen als ‘ [bijnaam 3] ’. Hetzelfde nummer staat als ‘ [bijnaam 3] ’ in de contactenlijst van het navigatiesysteem van de Volkswagen Polo die direct achter de Mercedes Vito de parkeergarage van de [adres 6] binnenreed. Het meest voorkomende tegennummer van telefoonnummer * [telefoonnummer 3] is [telefoonnummer 4] . Dat nummer stond geregistreerd op de naam van [naam 1] , de partner van [verdachte] . In de contactenlijst van de Mini Cooper stonden verder telefoonnummers die kunnen worden toegeschreven aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (onder contactnaam ‘ [bijnaam 4] ’), de eigenaar van garagebedrijf [garagebedrijf] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [verdachte] over deze personen niet veel verklaard. Over [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] wilde [verdachte] niets verklaren.
Ten derde kan worden vastgesteld, mede op grond van zijn eigen verklaring, dat [verdachte] om 11:51 uur, vanaf de [adres 1] met zijn Mini Cooper is weggereden en [medeverdachte 2] heeft meegenomen. De verklaring van [verdachte] dat hij, zo begrijpt het hof, een onbekende heeft meegenomen uit ‘goodwill’, omdat deze was mishandeld, is om te beginnen ongeloofwaardig in het licht van de voorgaande vaststellingen. Het telefoonnummer van die zogenaamd onbekende stond immers in de contactenlijst van de Mini Cooper waar [verdachte] gebruik van maakte. [medeverdachte 2] was dus geen onbekende. Daarnaast is van belang dat ‘ [bijnaam 1] ’ nagenoeg direct (om 11:52 uur) van ‘ [bijnaam 11] ’ het bericht krijgt:
‘Fast. Someone want to still(het hof begrijpt:
‘steal’: stelen gelet op wat er kort daarvoor in de parkeergarage van de [adres 1] is gebeurd).
To new place.‘ [bijnaam 1] ’ antwoordt direct:
‘Yes I am here with [bijnaam 5] ’.Uit het vervolg zal blijken dat ‘ [bijnaam 5] ’ een naam is die door en voor [medeverdachte 2] werd gebruikt. [bijnaam 1] zegt hier dus dat hij op dat moment al samen met [medeverdachte 2] is, terwijl [medeverdachte 2] op dat moment bij [verdachte] in de auto zit.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer
* [telefoonnummer 1] en communiceerde onder de naam ‘ [bijnaam 1] ’. In de iPhone 7 van [medeverdachte 2] stond het nummer van [verdachte] opgeslagen als ‘ [bijnaam 1] ’.
De verdachte heeft naar voren gebracht dat het niet zijn telefoon kan zijn omdat hij tijdens het in gebruik nemen van het telefoonnummer in een vliegtuig zat. Het hof vindt dat echter niet van doorslaggevende betekenis. Dat betekent immers hooguit dat [verdachte] niet zelf het telefoonnummer heeft geactiveerd.
[medeverdachte 2] ( [bijnaam 5] , [bijnaam 5] , [bijnaam 5] )
Kort voor zijn aanhouding zat [medeverdachte 2] bij [verdachte] in de taxi. In de taxi lagen, op de bijrijdersstoel, een iPhone 11 en een iPhone 7. In de iPhone 11 zijn veel foto’s van [medeverdachte 2] aangetroffen, waaronder selfies. Aan deze telefoon is het Apple-ID [e-mailadres 3] gekoppeld, een variatie op de namen van [medeverdachte 2] . Ook staat er een Instagram user account op onder de gebruikersnaam [voornaam] [medeverdachte 2] . Het hof gaat er daarom vanuit dat de iPhone 11 van [medeverdachte 2] was. Op de telefoon waren Signal en WhatsApp geïnstalleerd, met de gebruikersnaam ‘ [bijnaam 5] ’. Aan het Whatsapp-account was het nummer [telefoonnummer 5] (hierna: * [telefoonnummer 5] ) gekoppeld. In de iPhone 11 werd administratie aangetroffen met betrekking tot de [adres 2] en [adres 3] .
In de iPhone 7 was een bericht opgeslagen waaruit volgt dat de gebruiker ‘ [bijnaam 5] ’ voor de huurder van [adres 2] een wasmachine heeft besteld. Uit een ander onderzoek is gebleken dat aan de alias ‘ [bijnaam 5] ’ het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] is gekoppeld. Op de iPhone 7 is de gebruikersnaam voor Signal ‘ [bijnaam 5] ’.
Uit de verklaring van de verhuurster van de woning aan de [adres 1] te Amsterdam blijkt dat zij de huurder kent onder de naam ‘ [bijnaam 5] ’ met het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] . De getuige herkende [medeverdachte 2] van een foto als de huurder. Hetzelfde telefoonnummer is opgegeven bij de (onder)huur van de woning aan de [adres 2] te Amsterdam . Huurder was ene [bijnaam 6] . Ook de verhuurder van de woning aan de [adres 4] heeft verklaard dat hij de woning heeft verhuurd aan [bijnaam 7] . Hij heeft [medeverdachte 2] van een foto herkend als deze [bijnaam 7] .
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] en gebruik maakte van de namen [bijnaam 5] , [bijnaam 5] , [bijnaam 5] of door anderen zo werd genoemd.
[medeverdachte 5] ( [bijnaam 9] )
In de fouillering van [medeverdachte 5] is een iPhone XS in beslag genomen met daaraan gekoppeld het Apple ID [medeverdachte 5] .rakkani@gmail.com en het telefoonnummer 06-82851990. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat dit zijn telefoon(nummer) is, zijn naam op WhatsApp ‘ [bijnaam 8] ’ is en zijn gebruikersnaam op Signal ‘ [bijnaam 9] ’.
[medeverdachte 3]
is de enige broer van [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] wisselt berichten uit met een telefoonnummer [telefoonnummer 7] (hierna: * [telefoonnummer 7] ) waarin wordt gesproken over hun moeder: ‘Kom je bij ma 30min daar’ en ‘Kom zo eten bij ma’. In de contactenlijst van de Mini Cooper staat het telefoonnummer * [telefoonnummer 7] opgeslagen als [medeverdachte 3] . Het hof stelt dan ook vast dat [medeverdachte 3] de gebruiker is van telefoonnummer * [telefoonnummer 7] .
Niet geïdentificeerde contacten
In het onderzoek zijn contacten vastgesteld tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] met een aantal niet geïdentificeerde personen.
[bijnaam 10] / [bijnaam 10] / [bijnaam 10]
[verdachte] had via Signal contact met ‘ [bijnaam 10] ’ met telefoonnummer +4915143595641. In de iPhone 7 van [medeverdachte 2] ( [bijnaam 5] ) stond hetzelfde telefoonnummer opgeslagen onder het contact ‘ [bijnaam 10] ’. [verdachte] had ook contact met ‘ [bijnaam 10] ’. Dat gaat, gelet op de inhoud van de berichten, om dezelfde persoon. Voor de leesbaarheid van dit arrest zal deze persoon hieronder steeds [bijnaam 10] worden genoemd.
[bijnaam 11] / [bijnaam 11]
[verdachte] en [medeverdachte 2] hebben beiden contact met iemand die gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 8] . In de telefoon van [verdachte] staat hij opgeslagen als ‘ [bijnaam 11] ’ en in de telefoon van [medeverdachte 2] als ‘ [bijnaam 11] ’. Dit telefoonnummer staat ook in de telefoon van [medeverdachte 6] . Voor de leesbaarheid van dit arrest zal deze persoon hieronder steeds [bijnaam 11] worden genoemd.
[bijnaam 12] / [bijnaam 12] / [bijnaam 12]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 9] staat in de iPhone 8 van [verdachte] opgeslagen als ‘ [bijnaam 12] ’. Hetzelfde nummer staat in de telefoon van [medeverdachte 2] opgeslagen als ‘ [bijnaam 12] ’, met als bijnaam ‘ [bijnaam 12] ’. Op de telefoon van [medeverdachte 5] zijn schermafbeeldingen met berichten van [bijnaam 12] aangetroffen.
[adres 5] in Voorschoten
[adres 5] in Voorschoten is een pand van [autobedrijf] . Op camerabeelden wordt in de periode van 13 oktober 2021 tot 3 november 2021 bij het pand nauwelijks bedrijvigheid waargenomen, totdat op
3 november 2021 een vrachtwagen naar binnen wordt gereden. Hetzelfde gebrek aan bedrijvigheid geldt voor de periode tussen 4 november 2021 en 8 december 2021. Op 8 december 2021 arriveerde er weer een vrachtwagen die naar binnen werd gereden. Na binnentreden door de politie werd ongeveer 1.992 kilo cocaïne base in beslag genomen. Ook werd een groot aantal nieuwe bigshoppers van Lidl aangetroffen.
[adres 6] in Amsterdam
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 6] in Amsterdam op 9 november 2021 was de verdachte [medeverdachte 6] aanwezig. In de woning werden rollen zwart tape en een vacumeermachine aangetroffen. In de berging bevond zich een wasmachine waarin zeventien bigshoppers van Lidl zaten. Ook lag er plastic verpakkingsmateriaal dat bestemd is voor een vacumeermachine.
[adres 1] in Amsterdam
De woning aan de [adres 1] in Amsterdam is gehuurd door [medeverdachte 2] , zoals hiervoor al is toegelicht. [medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij in deze woning heeft verbleven. In de woning werd een tandenborstel aangetroffen waarvan de kop is bemonsterd. Uit de bemonstering van deze tandenborstel is een DNA-profiel afgeleid dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte 7] . De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Het hof stelt op basis van de inhoud van het bewijs vast dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] in deze woning hebben verbleven. In één van de slaapkamers zijn 68 blokken aangetroffen, ingepakt in zwart plastic en met een teken erop. Van deze blokken zijn monsters genomen, die cocaïne bleken te bevatten. De blokken hadden inclusief de verpakking een gewicht van 1,06 tot 1,07 kilo. Daarnaast werden ook verpakkingsmateriaal (rollen zwart tape en transparant plastic), een vacumeermachine en bigshoppers aangetroffen. Op de salontafel in de woonkamer lag een bril.
[adres 4] in Amsterdam
De woning [adres 4] in Amsterdam werd gehuurd door [medeverdachte 2] . Bij zijn aanhouding beschikte [medeverdachte 2] over de sleutels van deze woning. Bij een doorzoeking op 10 november 2021 werden in deze woning een vuurwapen, een vacumeermachine, diverse rollen met zwart tape en een tas met bigshoppers aangetroffen. De [adres 4] ligt vlakbij de Johan Cruijff Arena.
[adres 2] in Amsterdam
De woning [adres 2] in Amsterdam werd gehuurd door [medeverdachte 2] . Bij een doorzoeking op 16 november 2021 werden in deze woning vacuumzakken en ductape aangetroffen. Ook lagen er diverse bigshopper tassen, twee vacumeermachines en een weegschaal. De [adres 2] ligt in Amsterdam Noord.
[adres 7] in Amsterdam
Op het adres [adres 7] in Amsterdam bevindt zich garage [garagebedrijf] . De eigenaar van de garage is [naam 2] . Het adres [adres 7] te Amsterdam is op 210 meter afstand van het adres [adres 8] te Amsterdam . Deze locaties bevinden zich in Amsterdam Noord.
Mercedes Vito
De Mercedes Vito is een witte bestelbus en heeft kenteken [kenteken 1] . De bestelbus is op
4 november 2021 om 2:00 uur gehuurd door [medeverdachte 1] . De Mercedes Vito is na de aanhouding van [medeverdachte 1] doorzocht. In de laadruimte lagen lege bananendozen en lege bigshoppers van Lidl. Dit voertuig is voorzien van GPS.
Renault Trafic
De Renault Trafic met kenteken [kenteken 2] staat op de naam van [medeverdachte 5] .
Volkswagen Crafter
Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken 3] werd gehuurd door [naam 3] , de partner van [medeverdachte 5] . Het voertuig is op 3 november 2021 afgehaald. Getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij dit voertuig heeft meegegeven aan haar man. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij het voertuig heeft opgehaald. [medeverdachte 5] heeft dit voertuig op 4 november 2021 ’s ochtends vroeg op de [adres 9] in Bussum gezet. Dit is vlakbij het woonadres van zijn broer [medeverdachte 3] . Dit voertuig is voorzien van GPS.
Mini Cooper/Mercedes taxi
De Mini Cooper met kenteken [kenteken 4] staat op naam van [naam 1] , de partner van [verdachte] . Dit voertuig werd (ook) gebruikt door [verdachte] . Ook de Mercedes taxi met kenteken [kenteken 5] werd door [verdachte] gebruikt. Dit voertuig stond op zijn naam. Bij een doorzoeking in de Mercedes taxi werden sleutels en tags aangetroffen. Met een aangetroffen transponder kon de garagedeur van de parkeergarage van het appartementencomplex aan de [adres 4] worden geopend en gesloten. Met een andere transponder kon de deur van de parkeergarage van de [adres 1] worden geopend. Eén van de sleutels paste op het slot van de voordeur van de woning [adres 1] . Uit de feiten en omstandigheden die hierna nog worden beschreven, volgt dat [verdachte] op 4 november 2021 eerst in de Mini Cooper heeft gereden en dat hij deze op enig moment heeft omgeruild voor de Mercedes taxi.
Vooraf
Op 3 november 2021 werd tussen 19:35 uur en 19:54 uur een vrachtwagen van Toll Transport de loods binnengereden aan de [adres 5] in Voorschoten. De vrachtwagen verliet de loods weer om 20:33 uur.
Iets later op die avond vindt er een chatgesprek plaats tussen [bijnaam 10] en [verdachte] . [bijnaam 10] zegt tegen [verdachte] dat hij ‘1.8’ moet nemen en dat hij het daarom goed moet organiseren met bussen. [verdachte] reageert daarop dat hij drie bussen heeft, elke bus neemt 600. [verdachte] bericht [bijnaam 10] ook over auto’s, één voor en achter elke bus. [bijnaam 10] zegt [verdachte] dat hij in totaal 1860 neemt. Om 23:05 uur vraagt [bijnaam 10] aan [verdachte] om hem 3 tokens te sturen. Om 23:07 uur en 23:09 uur stuurt [verdachte] drie afbeeldingen naar [bijnaam 10] . Op de telefoon van [verdachte] staan drie afbeeldingen van bankbiljetten, deze afbeeldingen zijn gemaakt om 23:07 uur en 23:09 uur. Iets later bericht [bijnaam 10] aan [verdachte] dat hij 2.060 moet nemen, omdat 200 voor een andere groep is. [bijnaam 10] vraagt [verdachte] ten slotte om hen te helpen met plekken.
Voorschoten
Uit de GPS-data van de Mercedes Vito blijkt dat dit voertuig op 4 november 2021 om 5:14 uur zich bevindt op het [adres 10] te Amsterdam , bij het woonadres van [medeverdachte 1] . Later rijdt de bestelbus via de A4 naar Voorschoten. De telefoon van [medeverdachte 1] peilt om 7:02 uur uit in de omgeving van de [adres 5] in Voorschoten. Het hof gaat er daarom vanuit dat [medeverdachte 1] met de bestelbus naar de loods in Voorschoten is gegaan.
Uit de GPS-gegevens van de Volkswagen Crafter blijkt dat deze bestelbus rond 04:00 uur in beweging komt en deze, met een korte tussenstop op de [adres 9] te Bussum, doorrijdt naar de [adres 11] te Voorschoten via de A4/A44. Vanaf 5:59 uur is deze bus in Voorschoten. De telefoon van [bijnaam 13] – waar het hof nog op terugkomt – peilt op dat moment ook uit in Voorschoten. De [adres 9] is vlakbij het woonadres van de broer van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] .
Op de vroege ochtend van 4 november 2021 vindt er een chatgesprek plaats tussen [bijnaam 10] en [verdachte] . Op vragen van [bijnaam 10] antwoordt [verdachte] dat hij er op tijd zal zijn, om ‘5.50’. [verdachte] zegt dat hij vier busjes heeft geregeld, voor het geval dat, hij kan dan 600, 600, 600 doen en het laatste busje 260. [verdachte] is bang dat het te zwaar is om in elke bus 700 te doen. [bijnaam 10] reageert dat het niet te veel is, dit busje kan meer nemen dan ‘1t’ (het hof begrijpt: 1 ton, dus 1.000 kilo).
Op camerabeelden is te zien dat op 4 november 2021 om 6:10 uur de Mercedes Vito, Volkswagen Crafter en de Renault Trafic met slechts enkele meters tussenruimte het industrieterrein oprijden aan de [adres 5] . Om 6:11 uur rijden de busjes de loods aan de [adres 5] in Voorschoten binnen. Om 7:08 uur rijden de busjes de loods weer uit.
In de tussentijd stuurt [bijnaam 10] aan [verdachte] een bericht dat hij 200 in de bus moet houden: ‘I gibe ather add we drop for them. They ask me faver’. Het hof begrijpt dit bericht zo dat [bijnaam 10] zegt: ‘Ik geef je een ander adres waar we dit voor hen afleveren. Ze hebben mij om een gunst gevraagd’.
Ook de telefoon van [medeverdachte 2] heeft zich in de ochtend naar Voorschoten verplaatst en peilt tussen 6:43 uur en 7:13 uur uit in Voorschoten. [medeverdachte 2] vraagt om 6:34 uur aan [verdachte] om een adres in de buurt, waarop [verdachte] hem antwoordt: ‘Generaal Spoorlaan, [Voorschoten]’.
Om 7:27 uur bericht [medeverdachte 2] aan [verdachte] dat hij alle busjes ziet en dat zij er aankomen. [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 2] : ‘Don’t let see the driv where is our places’. Het hof begrijpt deze mededeling als: ‘Laat de chauffeurs niet zien waar onze plekken (waar de cocaïne werd opgeslagen) zijn’. [medeverdachte 2] vraagt [verdachte] of alle busjes in één lijn rijden.
Mercedes Vito naar [adres 6]
Om 7:42 uur bericht [verdachte] aan [medeverdachte 2] dat hij direct naar ‘doctor’ moet rijden. Gelet op de route van de Mercedes Vito en wat hierna nog zal worden beschreven, gaat het hof ervan uit dat [verdachte] met ‘doctor’ de [adres 6] in Amsterdam bedoelt.
Uit de GPS-gegevens blijkt dat de Mercedes Vito via de A44 weer naar Amsterdam rijdt. Op camerabeelden is te zien dat de Mercedes Vito op enig moment aankomt bij de parkeergarage van het wooncomplex aan de [adres 6] . Te zien is dat de bijrijder een voorwerp pakt dat op een vuurwapen lijkt. Een Volkswagen Polo staat achter de bus. Om 07:52 uur rijdt de bestelbus de parkeergarage in met behulp van een tag die hoort bij huisnummer 276. Zeer dicht daarachter rijdt ook de Volkswagen Polo de garage in. De bestuurder van de Mercedes Vito wordt herkend als [medeverdachte 1] , in het midden zit een nog onbekend gebleven persoon en aan de bijrijderskant zit [medeverdachte 6] . Op andere camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 6] en de onbekende persoon met een kennelijk zwaar beladen karretje met de lift naar de eerste verdieping gaan (waar nummer 276 is). De goederen op het karretje zijn afgedekt met een doek. [medeverdachte 6] en de onbekende man gaan meerdere keren heen en weer waarbij een zwaar beladen karretje naar boven wordt gebracht.
Om 8:44 uur verlaat [medeverdachte 1] met de Mercedes Vito de parkeergarage aan de [adres 6] , waar [medeverdachte 6] en de onbekende man achterblijven.
Volkswagen Crafter naar [adres 1] en vervolgens naar [garagebedrijf]
Op camerabeelden van het wooncomplex aan de [adres 1] is te zien dat [medeverdachte 8] om 7:57 uur de parkeergarage in loopt met een lege koffer en een boodschappentrolley. Op datzelfde moment komt de Volkswagen Crafter de parkeergarage binnen. Onderaan de schuine afloop blijft de Volkswagen Crafter staan omdat het voertuig kennelijk te hoog is. De Volkswagen Crafter rijdt vervolgens achteruit de parkeergarage uit.
Om 7:59 uur vraagt [bijnaam 11] aan [medeverdachte 2] om de sleutels van het huis bij Arena. [bijnaam 11] vraagt [medeverdachte 2] om met Kino (het hof begrijpt: [verdachte] ) naar Arena te gaan omdat het busje niet past bij deze.
Om 8:19 uur en 8:32 uur bevindt de Volkswagen Crafter zich op de [adres 12] in Amsterdam . Deze straat kruist met de [adres 4] waar zich op nummer 86 de woning bevindt die door [medeverdachte 2] werd gehuurd. De [adres 4] ligt in de directe omgeving van de ‘Arena’, de Johan Cruijff Arena. Ook [medeverdachte 2] is daar dan in de buurt, zijn telefoon peilt rond dat tijdstip uit op de [adres 4] .
[medeverdachte 2] klaagt dan in een bericht aan [bijnaam 11] over het busje dat deze sukkels hebben. Er moet iets op verzonnen worden, bijvoorbeeld dat het in een klein busje wordt overgebracht en vervolgens verder wordt gedistribueerd. Een ander is even aan het kijken of hij een garage ergens ‘boven’ kan regelen. Gelet op de gebeurtenissen die hierna nog beschreven zullen worden, begrijpt het hof ‘boven’ als ‘ Amsterdam Noord’. Het moet op een veilige locatie worden overgebracht waarbij de ander de garantie moet geven dat er niets gebeurt of één van hun eigen mensen moet daar gaan staan om het te bewaken.
De telefoon van [medeverdachte 5] peilt om 8:30 uur uit op de [adres 2] in Amsterdam -Noord. Het hof stelt op grond van die omstandigheid vast dat [medeverdachte 5] niet de bestuurder was van de Volkswagen Crafter, aangezien de Volkswagen Crafter op dat moment op de [adres 12] in Zuidoost is. De [adres 2] ligt niet in de omgeving van de [adres 12] .
[medeverdachte 5] vraagt om 8:24 uur aan [naam 2] of hij al op zijn werk is. [naam 2] is de eigenaar van garage [garagebedrijf] aan de [adres 7] in Amsterdam . Om 9:07 uur bevindt de telefoon van [medeverdachte 5] zich op de [adres 8] in Amsterdam . Dit is in de directe omgeving van autogarage [garagebedrijf] . Om 9:39 is ook de Volkswagen Crafter op de [adres 8] . De telefoon van [medeverdachte 2] peilt van 9:37 tot 11:20 uur uit in de wijk [wijk] , waar garage [garagebedrijf] is gevestigd.
Mercedes Vito naar [adres 13] in Den Haag en vervolgens naar [garagebedrijf]
Op de telefoon van [verdachte] staat een schermafdruk van Google Maps met het adres [adres 13]
Den Haag. De foto is genomen om 7:30 uur.
Om 8:44 uur heeft [medeverdachte 1] met de Mercedes Vito de parkeergarage aan de [adres 6] verlaten.
De Mercedes Vito verplaatst zich via de A4 naar Den Haag waar het voertuig om 9:37 op de [adres 13] is. Vervolgens rijdt de Mercedes Vito weer terug naar Amsterdam .
Om 10:00 uur stuurt [verdachte] aan ‘Deen’ een bericht dat hij de andere persoon naar Noord moet laten rijden, waarbij [verdachte] een foto stuurt met het adres [adres 8] Amsterdam . [verdachte] vraagt hoe laat hij op dat adres kan zijn. Deen vraagt daarop of er nog wat moet gebeuren. [verdachte] antwoordt dat er nog wat moet gebeuren: ‘Die grote bus paste in geen enkele garage, effe splitten hier. Heb hier een loods’.
Om 10:43 uur vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] hoe ver hij van het adres vandaan is. Om 11:05 uur zegt [medeverdachte 1] dat hij er is, waarop [verdachte] reageert dat hij er ook staat. Om 11:16 uur maakt de telefoon van [medeverdachte 1] gebruik van een zogenoemde Cell-ID aan de [adres 14] in Amsterdam die dekking geeft aan de locatie van de autogarage [garagebedrijf] .
Het hof stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de Volkswagen Crafter te hoog was om de garage aan de [adres 1] in te rijden. De Volkswagen Crafter is om die reden naar [garagebedrijf] gereden waar de lading verdeeld kon worden over andere voertuigen. Nadat [medeverdachte 1] 200 in Den Haag had afgeleverd, is hem gevraagd om ook naar [garagebedrijf] te komen. Wat hij kennelijk, nog steeds rijdend in de Mercedes Vito, heeft gedaan.
Mercedes Vito naar [adres 1] in Amsterdam
De Mercedes Vito rijdt daarna via de Coentunnel naar de [adres 1] in Amsterdam . [verdachte] stuurt [medeverdachte 1] om 11:19 uur een bericht dat hij voor [medeverdachte 1] rijdt. Om 11:23 uur wordt de Mini Cooper door de ANPR geregistreerd op de A10 Links bij de Coentunnel. Om 11:25 uur wordt de Mercedes Vito door de ANPR op die locatie geregistreerd. Uit deze ANPR-gegevens volgt dat de Mini Cooper onderweg naar de [adres 1] voor de Mercedes Vito reed.
Rond het moment waarop de Mercedes Vito aankomt bij de [adres 1] vindt er een gesprek plaats tussen [bijnaam 11] en [medeverdachte 2] . [bijnaam 11] vraagt aan [medeverdachte 2] hoe hij het gaat verdelen: ‘Hoeveel wil je bij A laten/brengen? En hoeveel bij de bril?’. [medeverdachte 2] bericht [bijnaam 11] dat zij inmiddels bij de bril zijn, daarna gaan ze het in een rit ophalen, 200 gaan ze ‘boven’ (het hof begrijpt: in Noord) laten liggen, 166 gaat naar arena en 134 heeft hij in de ruimte in het busje gedaan. [medeverdachte 2] gaat de bril vragen om hem te helpen bij arena. Omdat uit het bewijs ook blijkt dat [medeverdachte 2] aanwezig is bij de confrontatie op de [adres 1] , gaat het hof ervan uit dat ‘de bril’ een persoon is die hoort bij de woning aan [adres 1] . Zoals al eerder opgemerkt, is er op de salontafel in deze woning een bril aangetroffen.
De Mercedes Vito is om 11:43 uur de parkeergarage van het wooncomplex aan de [adres 1] binnengereden. Om 11:44 uur komt [medeverdachte 8] aanlopen met twee koffers. Op dat moment wordt de Mercedes Vito bestuurd door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 7] wordt herkend als de bijrijder.
Vanaf 11:46 uur is op de camerabeelden te zien dat vijf onbekend gebleven mannen het hek van de parkeergarage proberen te openen. Twee daarvan rennen naar binnen. De andere drie slaan [medeverdachte 2] , die zich buiten de parkeergarage bevindt. In de parkeergarage richt één van de mannen een vuurwapen op [medeverdachte 7] . Kennelijk schrikken beide mannen ergens van en rennen zij weer naar buiten. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte 7] met een vuurwapen in zijn hand in beeld verschijnt en in de Mercedes Vito stapt. [medeverdachte 1] gaat achter het stuur zitten en rijdt om 11:52 uur weg. Vanuit de wegrijdende bestelbus richt [medeverdachte 7] een vuurwapen uit het raam.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat ook [medeverdachte 8] met de bestelbus is meegegaan. [medeverdachte 8] was immers aanwezig in de parkeergarage en op de beelden is niet te zien dat er iemand achterblijft. Uit het bewijs zoals dat hierna nog wordt beschreven, volgt verder dat [medeverdachte 8] na het bezoek van de Mercedes Vito aan de [adres 2] weer uit de laadruimte van de Mercedes Vito stapt.
[verdachte] was bij de [adres 1] aanwezig en heeft [medeverdachte 2] in zijn Mini Cooper laten stappen. De Mini Cooper rijdt daar weg om 11:51 uur. Om 11:48 uur berichtte [medeverdachte 2] aan [bijnaam 11] dat er motherfuckers kwamen die ze hebben weggejaagd. Ze moeten het busje waar het spul in zit wegbrengen.
[bijnaam 11] bericht om 11:52 uur aan [verdachte] : ‘Fast. Someone want to still (het hof begrijpt: steal)’. [verdachte] bevestigt dat en zegt dat hij samen met [bijnaam 5] is (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). Het was dus niet nodig dat [verdachte] van [bijnaam 11] hoorde wat er was gebeurd, [verdachte] was namelijk samen met [medeverdachte 2] .
Mercedes Vito naar [adres 6] en later naar [adres 2]
De telefoon van [medeverdachte 2] peilt om 12:00 uur uit op de [adres 6] in Amsterdam . Ook de telefoon van [verdachte] peilt om 12:05 uur in die omgeving uit. Op camerabeelden van de parkeergarage aan de [adres 6] is te zien dat de Mercedes Vito om 12:20 uur voor het toegangshek staat met [medeverdachte 1] als bestuurder en [medeverdachte 7] als passagier. [medeverdachte 2] komt vanaf de parkeerplaats aangelopen en stapt ook in de bus.
Om 12:57 uur vraagt ‘Tornand’ aan [verdachte] of hij wil blijven om de ‘ppl’ (het hof begrijpt: people/mensen) van [bijnaam 11] te helpen totdat zij klaar zijn. Er moeten mensen blijven om de plek te beveiligen. Als Tornand vraagt om een adres voor 300 stuks, en ook een andere voor 300 stuks, stuurt [verdachte] een afbeelding van het adres [adres 8] . Tornand stuurt [verdachte] om 13:05 uur een afbeelding van het adres [adres 15] en zegt daarbij dat daar mensen zijn. Direct daarna bericht [verdachte] aan [medeverdachte 2] dat ze ook naar Noord kunnen gaan, waarop [medeverdachte 2] tegen [verdachte] zegt dat hij de ‘drv’ (het hof begrijpt: ‘driver/chauffeur’) moet zeggen naar Noord te rijden. [medeverdachte 2] vraagt [verdachte] om hem op te pikken. Direct daarna bericht [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat hij naar Noord moet gaan, [adres 16] 80.
Uit de GPS-gegevens van de Mercedes taxi van [verdachte] blijkt dat dit voertuig zich om 13:24 uur bevindt op het [adres 16] . Rond dat tijdstip peilen ook de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 2] uit op de [adres 2] . Iets later wordt ook de Mercedes Vito waargenomen in de omgeving van de [adres 2] . De straten [adres 17] en het [adres 16] liggen in de directe omgeving van de [adres 2] .
Om 13:37 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of het nog lang gaat duren en zegt hij dat hij het afgehandeld wil hebben. [verdachte] meldt dat er een ‘scotoe waggie’ (het hof begrijpt: een politieauto) op het plein staat. [medeverdachte 1] maakt zich inmiddels druk om ‘blauw’ (het hof begrijpt: politie), ‘mocro’ en ‘abba’ in een ‘waggie’ is namelijk geen goede combi. Het hof begrijpt die mededeling zo dat [medeverdachte 1] bang is dat de combinatie van mensen van Marokkaanse komaf en mensen van Albanese afkomst bij de politie vragen oproept.
Om 13:58 uur vraagt [verdachte] aan [bijnaam 11] of hij een ander in de garage zal laten komen. Hij vraagt [bijnaam 11] de jongen naar beneden te laten komen, hij is namelijk al bijna twee uur op straat met 500.
[verdachte] bericht aan [medeverdachte 1] dat er iemand naar de garage komt om te openen waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij eraan komt. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] om ze desnoods te helpen. Om 14:20 uur vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] of hij klaar is. [medeverdachte 1] reageert van niet, nog 9. En iets later dat er nog 1 rondje moet, dan zijn ze klaar.
Om 14:30 uur wordt waargenomen dat op het [adres 16] [medeverdachte 7] uit de Mercedes Vito stapt aan de bijrijderskant. [medeverdachte 8] stapt uit de laadruimte van het voertuig. Iets later wordt [medeverdachte 1] aangehouden als bestuurder van de Mercedes Vito. Om 14:50 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] in de Mercedes taxi van [verdachte] stappen. De inzittenden van deze taxi worden om 15:10 uur aangehouden; [verdachte] als bestuurder, [medeverdachte 2] als passagier rechts achterin, [medeverdachte 7] als passagier links achterin en [medeverdachte 8] als passagier op de bijrijdersstoel.
[bijnaam 13] gaat kleine auto ophalen
Eerder op de middag, om 13:06 uur, vroeg [medeverdachte 5] aan zijn vrouw of zijn auto thuis staat, hij heeft hem namelijk nodig. Om 14:24 uur zegt [verdachte] tegen ‘ [bijnaam 13] ’ dat hij 50 moet geven van wat ze in de garage hebben. Hij kan gewoon met die kleine gaan. [bijnaam 13] zegt dat hij naar huis is gegaan om de kleine auto op te halen. Hij vraag [verdachte] of hij de rest in de garage moet laten. [verdachte] bevestigt dat en zegt: ‘Maar wees jij of je bro (het hof begrijpt: broer) actief’. [bijnaam 13] zegt tegen [verdachte] dat hij zal gaan, de ander is moe. [bijnaam 13] gaat met die kleine, vier uur, half vijf. Hij heeft de sleutels van de garage meegekregen.
Om 14:59 uur peilt de telefoon van [medeverdachte 5] uit in de omgeving van zijn woonadres in Hilversum. Om 20:05 uur vraagt [naam 2] aan [medeverdachte 5] of alles is gelukt. [medeverdachte 5] antwoordt ‘niet helemaal’ en zegt dat hij de sleutel heeft meegenomen, hij komt morgen om 9:00 uur terug.
Op 5 november 2021 vindt in de ochtend een gesprek plaats tussen [medeverdachte 5] en [naam 2] over de sleutel.
Verdere distributie op 5 november 2021 vanuit [garagebedrijf]
Op 5 november 2021 om 9:21 uur peilt de telefoon van [medeverdachte 5] uit in de omgeving van garage [garagebedrijf] . Ook de telefoon van [medeverdachte 3] peilt om 9:33 uur in die omgeving uit. Om 14:57 uur wordt op de telefoon van [medeverdachte 5] een afbeelding gemaakt of opgeslagen van een gesprek met [bijnaam 12] . [bijnaam 12] heeft het over nieuwe nummers, het activeren daarvan en zegt: ‘Kom straks naar jullie wisselen we nr uit’. Iets later worden afbeeldingen van bankbiljetten opgeslagen met de mededeling van [bijnaam 12] dat deze voor straks is. Om 18:29 uur wordt op de telefoon van [medeverdachte 5] een afbeelding opgeslagen met een bankbiljet met het bericht dat die 40 daar in 12 minuten is. Een uur later verstuurt [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 3] een afbeelding met de tekst: ‘Zetten daar 10 en dan kunnen jullie… vanaf daar door’, iets later gevolgd door ‘Klateringpad’.
Samengevat
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden blijkt het volgende. Op 4 november 2021 is er in de loods [adres 5] in Voorschoten met drie bestelbussen een lading opgehaald van 2.060, in twee bussen (ongeveer) 600 en in één bus (ongeveer) 800. [medeverdachte 1] heeft zijn lading met de Mercedes Vito afgeleverd bij de [adres 6] waarbij hij werd vergezeld door [medeverdachte 6] . [medeverdachte 1] is later doorgereden naar Den Haag om daar 200 af te leveren voor een andere groep. [medeverdachte 5] is naar de [adres 2] gereden. De Volkswagen Crafter is naar de [adres 1] gereden, maar bleek te hoog om de parkeergarage in te kunnen rijden. Via een tussenstop bij de [adres 4] is de Volkswagen Crafter naar [garagebedrijf] gereden, waar de lading kon worden verdeeld over andere voertuigen. Als [medeverdachte 1] op de terugweg is uit Den Haag, wordt hem gevraagd om ook naar [garagebedrijf] te komen. Vervolgens vindt een tweede poging plaats om de lading af te leveren aan de [adres 1] , ditmaal door [medeverdachte 1] met de Mercedes Vito waarbij hij wordt vergezeld door [medeverdachte 7] . Als anderen proberen de lading te stelen, vertrekt de Mercedes Vito met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] naar de [adres 6] om later door te rijden naar de [adres 2] . Nadat de lading op de [adres 2] is afgeleverd, wordt eerst [medeverdachte 1] aangehouden in de Mercedes Vito en iets later ook [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] .
4.2.3.5. Wat werd er vervoerd?
Kan worden bewezen dat er op 4 november 2021 cocaïne werd vervoerd? De verdediging heeft naar voren gebracht dat dit niet met voldoende zekerheid uit het bewijs volgt. Het hof oordeelt daarover anders.
Uit het onderzoek blijkt dat bij de loods van [autobedrijf] aan de [adres 5] in Voorschoten in de periode tussen 4 november 2021 en 8 december 2021 geen bedrijvigheid werd waargenomen die past bij een garagebedrijf. Op 8 december 2021 werden in deze loods dozen aangetroffen die in totaal bijna 2000 kilo cocaïne bleken te bevatten.
Uit het bewijs wordt duidelijk dat de getallen die genoemd worden te maken hebben met gewicht. Op de vroege ochtend van 4 november 2021 vertelt [verdachte] namelijk aan [bijnaam 10] dat hij inmiddels vier busjes heeft geregeld omdat hij bang is dat het te zwaar wordt. [bijnaam 10] reageert daarop door te zeggen dat het niet te zwaar wordt, hij spreekt over een busje dat meer dan ‘1t’ kan meenemen. Gelet op de inhoud gaat het gesprek onmiskenbaar om de vraag hoeveel gewicht de busjes kunnen vervoeren. Het gaat daarbij om aantallen van hetzelfde type goederen. Bij de aantallen die in de communicatie worden genoemd, zowel in deze communicatie tussen [verdachte] en [bijnaam 10] als tussen anderen later op 4 november 2021, wordt immers nergens een nadere uitleg gegeven. Voldoende is dat men weet hoeveel naar welke locatie moet.
De lading die op 4 november 2021 met de bussen werd vervoerd, wordt beveiligd. Als [medeverdachte 1] met de Mercedes Vito aankomt bij de [adres 6] wordt hij begeleid door [medeverdachte 6] die een vuurwapen bij zich heeft, of een voorwerp dat daarop lijkt. Als blijkt dat de Volkswagen Crafter niet in de garage aan de [adres 1] past, moet de lading in andere busjes worden overgeladen, terwijl de lading moet worden bewaakt. Als [medeverdachte 1] later met de Mercedes Vito op de [adres 1] komt, wordt hij vergezeld door [medeverdachte 7] die daarbij ook een vuurwapen bij zich draagt.
Op de [adres 1] doen anderen een poging de lading van de Mercedes Vito te stelen, of een deel daarvan. Ook deze personen gebruiken daarbij een vuurwapen. Bij zijn laatste rit hopen [medeverdachte 1] en [verdachte] dat het snel klaar is in verband met de politie die in de buurt aanwezig is. Uit de bewijsmiddelen volgt dan ook dat het gaat om een kostbare illegale lading.
De woningen waar de lading van de bussen wordt afgeleverd, worden gebruikt als stashes; geheime plekken waar verdovende middelen worden opgeslagen. Uit de communicatie wordt duidelijk dat het niet de bedoeling is dat de chauffeurs weten waar deze woningen zich precies bevinden in het wooncomplex waar zij de garage binnenrijden. In deze woningen worden goederen aangetroffen die worden gebruikt bij het verpakken van verdovende middelen, zoals huishoudfolie, zwarte tape en vacumeermachines.
In de woning [adres 1] worden 68 blokken cocaïne aangetroffen. Op deze blokken was een logo aangebracht dat bestaat uit een gespiegelde E en een B. Ook wordt in deze woning een schrift gevonden met een lijstje met steeds een datum, met daarachter onder meer een logo en daarachter een getal. De logo’s lijken sterk op de logo’s op de verpakkingen van de aangetroffen blokken cocaïne. Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een foto aangetroffen van een wit blok met eenzelfde logo. Deze foto is gemaakt op 30 september 2021.
Het hof stelt dan ook vast dat een deel van de lading moest worden afgeleverd op de [adres 1] in Amsterdam die op dat moment als opslagplek voor cocaïne werd gebruikt. De daar aangetroffen aantekeningen en de foto op de telefoon van [medeverdachte 1] wijzen erop dat de opslag van cocaïne niet plaatsvond op één moment, er werden namelijk meerdere data genoteerd met dezelfde symbolen die waren aangebracht op de blokken cocaïne. Ook aantekeningen in de telefoon van [medeverdachte 2] wijzen erop dat het ging om een handel gedurende een langere tijd. Op de telefoon van [medeverdachte 2] is een chatgesprek aangetroffen tussen [medeverdachte 2] en ‘Oliveri’ op 17 oktober 2021. Dat gesprek gaat over rekeningen en betalingen. [medeverdachte 2] gaat aan Kino vragen of hij ergens notities heeft liggen. Vervolgens worden notities uitgewisseld. Op deze notities komen verschillende data voor, aantallen en onder meer de woorden ‘boliv’ en ‘colo’. Het hof leest deze termen als verwijzingen naar Bolivia en Colombia, bekende bronlanden van cocaïne.
Al de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden wijzen erop dat het vervoer betrekking had op cocaïne. Een solide aanknopingspunt dat het vervoer op 4 november 2021 betrekking had op andere goederen of andere stoffen, ontbreekt. De verdachten hebben evenmin een verklaring afgelegd die de belastende betekenis van het bewijs wegneemt dat het gaat om cocaïne. Onder al deze omstandigheden stelt het hof vast dat op 4 november 2021 een grote hoeveelheid cocaïne is vervoerd, in twee busjes werden elk (ongeveer) 600 kilo vervoerd en in één busje (ongeveer) 800 kilo.
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] op 4 november 2021 met anderen een grote hoeveelheid cocaïne heeft vervoerd. [verdachte] had een coördinerende rol bij het transport van 2.060 kilo cocaïne vanuit Voorschoten naar verschillende locaties in Amsterdam en één in Den Haag. Voor die dag had hij contact met een onbekend gebleven ander over de wijze waarop het transport georganiseerd moest worden en heeft hij daarvoor drie bestelbusjes geregeld. Kort na het vertrek vanuit Voorschoten heeft [verdachte] zicht gehouden op de drie bestelbusjes en hij geeft dan aan [medeverdachte 2] de instructie dat de chauffeurs niet bekend mogen worden met de (naar het hof begrijpt: exacte) locaties waar de cocaïne werd opgeslagen. Gedurende de dag stuurt [verdachte] – al dan niet na overleg met onbekend gebleven medeverdachten – anderen naar verschillende afleveradressen in Amsterdam en Den Haag en naar de garage in Noord, waar de inhoud van de Volkswagen Crafter moest worden overgeladen. Vanaf die garage is [verdachte] met de Mercedes Vito mee opgereden naar de [adres 1] . Toen het afleveren van de cocaïne daar mis ging, heeft hij [medeverdachte 2] meegenomen in zijn Mini Cooper. Vervolgens heeft [verdachte] zich ook bezig gehouden met het ergens anders afleveren van de cocaïne die in de Mercedes Vito lag. Toen dat uiteindelijk was gelukt, heeft hij een aantal mededaders in zijn taxi meegenomen.
Het hof vindt dan ook, op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en wat daarover hiervoor is overwogen, bewezen dat de verdachte samen met anderen ongeveer 2.060 kilo cocaïne heeft vervoerd.