In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een consumentenkredietovereenkomst die in eerste aanleg door de kantonrechter was vernietigd wegens schending van de informatieplicht door de kredietgever. De kredietverstrekker, aangeduid als [appellant], had een kredietovereenkomst gesloten met [geïntimeerde] op 21 november 2021, waarbij een bedrag van € 6.000,00 werd geleend. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] niet had voldaan aan de informatieplicht zoals voorgeschreven in artikel 7:60 BW, wat leidde tot de vernietiging van de overeenkomst. In hoger beroep vorderde [appellant] terugbetaling van het geleende bedrag op basis van onverschuldigde betaling. Het hof oordeelde dat de vernietiging van de overeenkomst betekende dat [geïntimeerde] geen recht had op het geleende bedrag en dat dit bedrag onverschuldigd was betaald. Het hof wees de vordering van [appellant] toe en veroordeelde [geïntimeerde] tot terugbetaling van € 2.903,33, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werden de proceskosten in eerste aanleg aan [geïntimeerde] opgelegd, terwijl de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.