ECLI:NL:GHAMS:2024:992

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-002573-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden onder invloed van alcohol met een ongeldig verklaard rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1964, werd beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol en het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het rijden met een alcoholgehalte van 275 microgram per liter uitgeademde lucht en het besturen van een voertuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte had eerder al een veroordeling voor soortgelijke feiten en bevond zich in een proeftijd.

Tijdens de zitting op 18 maart 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof oordeelde dat de voorgestelde straf door de advocaat-generaal niet voldoende recht deed aan de ernst van de zaak en dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002573-22
datum uitspraak: 29 maart 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 96-255749-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1964,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 maart 2024.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 juli 2021 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 275 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 1 juli 2021 te Amsterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, het Kramatplantsoen, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 juli 2021 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
275 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 1 juli 2021 te Amsterdam, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, het Kramatplantsoen, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2
bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
(275 microgram).
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg
bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 420,00 voor feit 1 en een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voor feit 2.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de politierechter opgelegd.
De raadsman heeft verzocht een taakstraf op te leggen, nu het erop lijkt dat de verdachte aan zijn problemen heeft gewerkt en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan rijden onder invloed van alcohol, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs (eerder om diezelfde reden) ongeldig was verklaard. Dit zijn twee strafbare feiten waarmee de verdachte zichzelf en andere deelnemers aan het verkeer ernstig in gevaar heeft gebracht. Bovendien heeft hij door te rijden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard blijk gegeven zich niets aan te trekken van beslissingen van bevoegde autoriteiten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 maart 2024 is hij eerder ter zake van Wegenverkeerswetdelicten onherroepelijk veroordeeld. Een van die veroordelingen, hoewel al van langer geleden, betreft een dodelijk verkeersongeval waarbij onder meer drank in het spel was. Bovendien zijn de bewezenverklaarde feiten gepleegd gedurende een lopende proeftijd ter zake van een veroordeling voor het rijden onder invloed. Het voorgaande heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten in het verkeer te begaan, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht de door de advocaat-generaal voorgestelde straf onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde en voornoemde documentatie en is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. Bovendien acht het hof, mede gelet op hetgeen uit het Reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 9 december 2022 volgt, de oplegging van (daarnaast) een geldboete niet passend. Anders dan de raadsman ziet het hof geen aanleiding om een taakstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. R. Kuiper en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 maart 2024.
Mr. D. Abels is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]