ECLI:NL:GHAMS:2024:986

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
200.036.822/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot enquête en onmiddellijke voorzieningen in geschil tussen aandeelhouders van ZeeBra Reumatologie B.V.

In deze zaak hebben ZeeBra Reumatologie B.V. en Yafra B.V. op 18 januari 2024 een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Ze vroegen om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van ZeeBra, alsook om onmiddellijke voorzieningen. De aanleiding voor het verzoek zijn verstoorde verhoudingen tussen de aandeelhouders, die alle aandelen in ZeeBra bezitten. Yafra, als enige bestuurder, stelt dat haar medebestuurders wanbeleid hebben gevoerd en dat er onterecht hoge vergoedingen zijn betaald aan andere aandeelhouders. De Ondernemingskamer heeft het verzoek behandeld op 7 maart 2024, waarbij verschillende partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Ondernemingskamer heeft op 18 april 2024 beslist dat er geen gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van ZeeBra. Het verzoek tot het gelasten van een enquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen is afgewezen. De kosten van de procedure worden door iedere partij zelf gedragen.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.336.822/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 18 april 2024
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZEEBRA REUMATOLOGIE B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YAFRA B.V.,
beide gevestigd te Goes,
VERZOEKSTERS,
advocaat:
mr. M.A.J. Brouwers, kantoorhoudende te Oirschot,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZEEBRA REUMATOLOGIE B.V.,
gevestigd te Goes,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. M.A.J. Brouwers, kantoorhoudende te Oirschot,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A B.V.],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIMULA B.V.,
gevestigd te ’s-Heer Arendskerke,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. I. Soetensen
I. van Leuken, beiden kantoorhoudende te Eindhoven,
e n t e g e n
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WHISPERWOODS B.V.,
gevestigd te Langeweg,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VALKRUST B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. L.A. Huismanen
mr. W.F.W. van Loon, kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch respectievelijk Breda,
e n t e g e n

5 de stichting STICHTING REUMAZORG ZUID-WEST NEDERLAND,

gevestigd te Goes,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. D.M.A. Oud, kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel.
Hierna zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster sub 1, tevens verweerster, als ZeeBra;
  • verzoekster sub 2 als Yafra;
  • belanghebbende sub 1 als [A B.V.] ;
  • belanghebbende sub 2 als Primula;
  • belanghebbende sub 3 als Whisperwoods;
  • belanghebbende sub 4 als Valkrust;
  • belanghebbende sub 5 als de Stichting.

1.Het verloop van het geding

1.1
ZeeBra en Yafra hebben bij verzoekschrift van 18 januari 2024, aangevuld bij verzoekschrift van 15 februari 2024, de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van ZeeBra over de periode voor 20 december 2023;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. een bestuurder bij ZeeBra te benoemen die “Yafra ondersteunt bij het verrichten van haar bestuurstaken”;
b. het stemrecht en dividendrecht dat toekomt aan [A B.V.] , Primula, Whisperwoods en Valkrust als aandeelhouders van ZeeBra op te schorten;
c. een aantal met name genoemde besluiten van de algemene vergadering respectievelijk het bestuur van ZeeBra, genomen in de periode van 18 juli 2022 tot en met 19 december 2023, te vernietigen dan wel te schorsen;
3. te bepalen dat de kosten van het onderzoek voor rekening komen van [A B.V.] , Primula, Whisperwoods en Valkrust;
4. [A B.V.] , Primula, Whisperwoods en Valkrust te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
[A B.V.] en Primula hebben bij verweerschrift van 14 februari 2024 en aanvullend verweerschrift van 26 februari 2024 verzocht het verzoek van ZeeBra en Yafra af te wijzen en Yafra te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.3
Whisperwoods en Valkrust hebben zich bij verweerschrift van 14 februari 2024, aangevuld bij verweerschrift van 23 februari 2024, gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer, behalve voor zover het verzoek inhoudt dat hun stem- en dividendrecht wordt opgeschort, dat de kosten van het onderzoek (mede) voor hun rekening komen en dat zij in de proceskosten worden veroordeeld. In zoverre hebben zij geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.4
De Stichting heeft bij verweerschrift van 15 februari 2024 geconcludeerd tot afwijzing van de door ZeeBra en Yafra verzochte onmiddellijke voorzieningen, met veroordeling van “verzoeker” in de kosten van de procedure.
1.5
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 7 maart 2024. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen. Mr. Brouwers en mrs. Soetens en Van Leuken hebben daarbij van tevoren toegestuurde nadere producties overgelegd (mr. Brouwers tot en met productie 66 en mrs. Soetens en Van Leuken tot en met productie 21). Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over ZeeBra, een besloten vennootschap waarin alle aandelen uiteindelijk (via persoonlijke houdstermaatschappijen) worden gehouden door vijf reumatologen. De verhoudingen tussen hen zijn verstoord. Aanvankelijk vormden de aandeelhouders ook het bestuur van ZeeBra, maar sinds 20 december 2023 is nog slechts één van hen bestuurder. De overgebleven bestuurder, Yafra, meent, kort gezegd, dat haar medebestuurders ZeeBra vóór 2o december 2023 niet goed hebben bestuurd en dat daarnaast de gang van zaken op aandeelhoudersniveau aanleiding geeft tot het gelasten van een enquête. Volgens Yafra heeft ZeeBra te hoge vergoedingen betaald aan haar medeaandeelhouders en is zij daardoor benadeeld. Zij meent verder onder meer dat aan haar ten onrechte informatie is onthouden, dat haar medebestuurders financieel wanbeleid hebben gevoerd en dat twee van die (voormalig) medebestuurders ZeeBra ontoelaatbare concurrentie aandoen doordat zij na hun vertrek als bestuurders bij ZeeBra als reumatoloog zijn gaan werken voor de enige opdrachtgever van ZeeBra, de Stichting. Een van de twee naar de Stichting overgestapte reumatologen is bovendien al sinds 2011 bestuurder van de Stichting en maakt volgens Yafra misbruik van die positie. De Stichting heeft kort voor de zitting, op 29 februari 2024, de samenwerkingsovereenkomst met ZeeBra met onmiddellijke ingang opgezegd, waardoor ZeeBra thans geen inkomsten meer heeft.
2.2
ZeeBra is op 31 december 2014 opgericht. Zij heeft vijf aandeelhouders: [A B.V.] , Primula, Whisperwoods, Valkrust en Yafra. Zij houden ieder ongeveer 1/5 van de aandelen in ZeeBra: [A B.V.] , Primula, Whisperwoods en Valkrust houden ieder 1000 aandelen in het kapitaal van ZeeBra en Yafra 875. Yafra is, als gezegd, enig bestuurder van ZeeBra.
2.3
[A B.V.] is de persoonlijke houdstermaatschappij van [A] (hierna: [A] ), Primula is de persoonlijke houdstermaatschappij van [B] (hierna: [B] ), Whisperwoods van [C] (hierna: [C] ), Valkrust van [D] (hierna: [D] ) en Yafra van [E] (hierna: [E] ).
2.4
Ingevolge de statuten van ZeeBra vindt besluitvorming in de algemene vergadering en het bestuur van ZeeBra in beginsel plaats bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
2.5
Tussen ZeeBra, haar aandeelhouders en de reumatologen achter de aandeelhouders is steeds een aandeelhoudersovereenkomst van kracht geweest. De laatste versie daarvan dateert van 7 november 2022 (hierna: de Aandeelhoudersovereenkomst) en noemt Whisperwoods en [C] niet meer als partijen omdat [C] toen al niet meer als reumatoloog voor ZeeBra werkzaam was en alle betrokkenen in verband daarmee het vertrek van Whisperwoods als aandeelhouder beoogden (waarover hierna nader).
2.6
In de Aandeelhoudersovereenkomst staat, kort gezegd:
  • dat ZeeBra zich bezighoudt met het verrichten van reumatologische zorg op grond van een samenwerkingsovereenkomst met de Stichting;
  • dat de aandeelhouders van ZeeBra ook haar bestuur vormen;
  • dat iedere aandeelhouder een managementovereenkomst met ZeeBra aangaat vanwege het ter beschikking stellen van de bij die aandeelhouder betrokken reumatoloog;
  • dat [E] , [D] , [B] en [A] ieder een vergoeding ontvangen op grond van een FTE-factor, die voor [E] 0,875 bedraagt en voor [D] , [B] en [A] ieder 1,0;
  • dat de totale uit te keren managementvergoeding het saldo is van de totale omzet van ZeeBra minus de gemaakte kosten, afschrijvingen en voorzieningen/reserveringen ten behoeve van noodzakelijk te treffen investeringen en aan te houden solvabiliteit; en
  • dat de managementfee slechts met unanimiteit van stemmen van de aandeelhouders kan worden gewijzigd.
2.7
Iedere aandeelhouder is een managementovereenkomst met ZeeBra aangegaan, waarin onder meer is opgenomen dat ZeeBra zich er uitdrukkelijk mee akkoord verklaart dat de aandeelhouder in kwestie ook ten behoeve van anderen werkzaamheden verricht (artikel 2.11). Daarin is verder (in artikel 9.1) een non-concurrentiebeding opgenomen. Dat houdt in, voor zover hier van belang, dat de aandeelhouder en de reumatoloog achter de aandeelhouder zich jegens ZeeBra en de Stichting verplichten gedurende de duur van de managementovereenkomst en een periode van 24 maanden daarna:
  • niet, in welke vorm of hoedanigheid dan ook, betrokken te zijn bij enige onderneming die activiteiten ontplooit die concurrerend zijn met de activiteiten en/of de producten van de Stichting in een gebied waar de Stichting op dat moment actief is;
  • niet enige werknemer van de Stichting in dienst te nemen of anderszins werkzaamheden te laten verrichten of werknemers te bewegen hun relatie met de Stichting te beëindigen;
  • niet contractspartijen van de Stichting, waaronder begrepen werknemers, ertoe te bewegen om hun overeenkomst met de Stichting te wijzigen of niet voort te zetten.
2.8
De managementovereenkomsten bepalen verder – kort gezegd en voor zover hier van belang – dat de managementovereenkomst eindigt als de opdrachtnemer (lees: de aandeelhouder) wordt ontslagen als bestuurder van ZeeBra of vrijwillig stopt actief betrokken te zijn bij de dagelijkse gang van zaken van ZeeBra of de Stichting zoals beoogd door zijn managementovereenkomst. De Aandeelhoudersovereenkomst bevat voor een aandeelhouder die voldoet aan de daar gegeven definitie van “Early Leaver” of “Bad Leaver” een verplichting tot het te koop aanbieden van de aandelen in ZeeBra tegen een prijs als in de Aandeelhoudersovereenkomst bepaald, maar niet een afnameverplichting voor ZeeBra.
2.9
In artikel 11.8 en 11.9 van de Aandeelhoudersovereenkomst en artikel 4.5 van de managementovereenkomsten is bepaald hoe wordt afgerekend bij arbeidsongeschiktheid. Die bepalingen zijn niet gelijkluidend, maar komen erop neer dat (1) ZeeBra gedurende de eerste maand van arbeidsongeschiktheid de managementvergoeding doorbetaalt en (2) daarna in waarneming van de arbeidsongeschikte reumatoloog zal worden voorzien en dat de kosten daarvan ten laste van de managementvergoeding van de reumatoloog in kwestie komen. Artikel 11.9 van de Aandeelhoudersovereenkomst bepaalt verder dat, als het niet mogelijk is een waarnemer aan te stellen en de werkzaamheden van de arbeidsongeschikte reumatoloog worden opgevangen door de andere partijen bij de Aandeelhoudersovereenkomst, zij naar evenredigheid een vergoeding ontvangen ten laste van de arbeidsongeschikte partij.
2.1
De enige bron van inkomsten van ZeeBra was een samenwerkingsovereenkomst met de Stichting (hierna: de Samenwerkingsovereenkomst). De Stichting is een WTZa-toegelaten zorginstelling. De samenwerkingsovereenkomst houdt in dat de Stichting zorg inkoopt bij ZeeBra en ZeeBra die zorg levert door middel van detachering van haar medisch specialisten bij de Stichting. De Stichting is eindverantwoordelijk voor het leveren van goede zorg op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Ingevolge artikel 7.2 van de Samenwerkingsovereenkomst kan deze bij aangetekende brief worden beëindigd indien de Stichting op grond van het Personeelsreglement meent dat de samenwerking niet kan worden voortgezet. Ingevolge artikel 1.3 van het Personeelsreglement zijn alleen de artikelen 8 en 9 van toepassing op de reumatologen die via ZeeBra bij de Stichting werken. In artikel 8 van het Personeelsreglement is beschreven aan welke algemene (gedrags)richtlijnen de medewerkers van de Stichting zich dienen te houden. In artikel 9 is onder meer opgenomen dat een medewerker op non-actief kan worden gesteld indien van de Stichting redelijkerwijs niet meer kan worden gevergd de medewerker toe te laten tot de werkzaamheden. Van de achttien reumatologen die in februari 2024 bij de Stichting werkten leverde ZeeBra er acht. [B] is sinds 2011 bestuurder van de Stichting. Op 4 december 2023 is [F] (hierna: [F] ) naast [B] benoemd tot (zelfstandig bevoegd) bestuurder van de Stichting.
Gebeurtenissen vanaf eind 2021
2.11
Tot eind 2021 waren alle huidige aandeelhouders bestuurders van ZeeBra. Eind 2021 hebben Whisperwoods en haar aandeelhouder [C] hun werkzaamheden voor ZeeBra beëindigd omdat [C] de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Whisperwoods heeft toen ook haar bestuurstaak neergelegd. Beoogd werd dat Whisperwoods als aandeelhouder, bestuurder en opdrachtnemer van ZeeBra zou worden opgevolgd door
[G B.V.] , de persoonlijke houdstermaatschappij van een reumatoloog die al voor ZeeBra werkte. Bij e-mail van 28 december 2021 heeft [C] aan [B] , [D] , [E] en [A] laten weten dat hij overeenstemming had bereikt met [G B.V.] over de overdracht van de aandelen van Whisperwoods en heeft hij hun toestemming voor die overdracht gevraagd. De gevraagde toestemming werd direct verleend, ook door [E] . Vervolgens heeft [A] bij e-mail van 5 januari 2022 (met [E] in de cc) als bestuurder van ZeeBra opdracht gegeven om een aandeelhouders- en managementovereenkomst voor [G B.V.] te laten opmaken. De beoogde toetreding van [G B.V.] is echter nooit geformaliseerd. Op 20 juli 2023 heeft zij afgezien van toetreding in verband met de binnen ZeeBra ontstane geschillen. Zij had vanaf 1 januari 2022 een maandelijkse vergoeding ontvangen alsof zij per die datum als aandeelhouder en opdrachtnemer was toegetreden. Het bestuur heeft aanspraak gemaakt op terugbetaling van het te veel betaalde, en heeft daarom vanaf dat moment geen vergoeding meer aan [G B.V.] betaald. Er loopt thans een bodemprocedure tussen ZeeBra en [G B.V.]
2.12
[D] is vanaf eind 2022 arbeidsongeschikt. Zijn houdstermaatschappij Valkrust is bij besluit van de algemene vergadering van ZeeBra van 20 juli 2023 ontslagen als bestuurder van ZeeBra. Yafra heeft samen met Primula en [A] voor dat ontslag gestemd. Daarna heeft het bestuur van ZeeBra aan Valkrust geschreven dat de managementovereenkomst met Valkrust door het ontslag is geëindigd (zie hiervoor in 2.8).
2.13
[E] is eveneens geheel dan wel ten dele arbeidsongeschikt sinds begin 2023. Vanaf 15 augustus 2023 is zij aan haar herintegratie bij ZeeBra begonnen. Sindsdien is sprake van toenemende spanningen tussen haar en de andere twee op dat moment nog fungerende indirecte bestuurders van ZeeBra, [B] en [A] .
2.14
[E] is in een zeer groot aantal e-mails en appberichten uitgebreide (financiële) informatie bij haar medebestuurders gaan opvragen en heeft veel gedetailleerde vragen over allerlei betalingen door ZeeBra gesteld. Zij heeft een financieel deskundige ingeschakeld die op 26 september 2023 het grootboek van ZeeBra vanaf 2015 bij een medebestuurder van [E] heeft opgevraagd. Daarop heeft het bestuur in zijn vergadering van 2 oktober 2023 besloten dat [E] op haar eigen kosten onderzoek mag laten doen en dat de financieel deskundige van [E] zich in dat verband rechtstreeks tot de accountant van ZeeBra mag wenden.
2.15
Bij brief van 19 oktober 2023 heeft de medische staf van de Stichting aan de raad van toezicht van de Stichting geschreven dat sprake is van toenemende zorgen over de verschillende functies die [B] bekleedt, als enig bestuurder van de Stichting, aandeelhouder en bestuurder van ZeeBra en praktiserend reumatoloog; dat sprake is van conflicterende belangen en dat werknemers zich daardoor onveilig voelen (“angstcultuur”). Ook wordt melding gemaakt van een gebrek aan empathisch vermogen in het leiderschap. Gesteld wordt dat eerdere gesprekken met [B] niet tot verbetering hebben geleid. Gevraagd wordt om een onderzoek door een extern onafhankelijk persoon en een oplossing voor “deze slepende problematiek”.
2.16
[E] heeft op 23 oktober 2023 een klacht ingediend bij de raad van toezicht van de Stichting over het handelen van [A] en [B] als (indirect) bestuurders van ZeeBra. De Stichting heeft extern onderzoeksbureau Integis B.V. aangesteld om onderzoek te doen naar de klacht.
2.17
Bij brief van 2 november 2023 heeft [B] namens de Stichting aan [E] geschreven dat een medisch secretaresse van de Stichting een melding had gedaan van ongewenst gedrag van [E] en dat onderzoek naar die melding zal worden gedaan.
2.18
Op 9 november 2023 hebben Whisperwoods en Valkrust het bestuur van ZeeBra verzocht een algemene vergadering bijeen te roepen met als agendapunt het ontslag van Primula als bestuurder wegens – kort gezegd – verstrengeling van belangen als bestuurder van zowel ZeeBra als de Stichting, verschillen van inzicht over de zorgverlening, de betalingen aan [G B.V.] , de verstoorde verhoudingen en eigengereid handelen.
2.19
Bij brief van 2 december 2023 heeft de raad van toezicht van de Stichting meegedeeld dat hij na gesprekken met [B] , de cliëntenraad, het bestuur van de medische staf en [A] heeft besloten de raad van bestuur van Stichting uit te breiden met een interim-manager in de persoon van [F] , met als specifieke opdracht het zoeken naar en adviseren over een oplossing om te voorkomen dat de huidige problemen binnen ZeeBra een effect hebben op de continuïteit van de zorgverlening. Omdat [B] zelf een belang heeft in ZeeBra kan zij die rol volgens de raad van toezicht niet vervullen en is gekozen voor het aantrekken van een interim-bestuurder. Op 4 december 2023 is [F] , zoals hiervoor al vermeld, naast [B] benoemd tot (zelfstandig bevoegd) bestuurder van de Stichting.
2.2
Primula is bij besluit van de algemene vergadering van ZeeBra van 19 december 2023 ontslagen als bestuurder van ZeeBra. Valkrust, Whisperwoods en Yafra hebben voor het ontslag gestemd. Een dag later heeft [A B.V.] haar bestuurstaak per direct neergelegd.
2.21
De Stichting is aansluitend, op 19 respectievelijk 20 december 2023, overeenkomsten aangegaan met Primula (dan wel [B] ) en [A B.V.] (dan wel [A] ) op grond waarvan zij thans rechtstreeks voor de Stichting werkzaamheden als reumatoloog verrichten.
2.22
Op 20 december 2023 heeft de advocaat van de Stichting aan de advocaat van [E] onder andere een lijst van klachten gestuurd die de Stichting over [E] zou hebben ontvangen.
2.23
Primula en [A B.V.] hebben hun aandelen te koop aangeboden aan ZeeBra.
2.24
Op 12 januari 2024 heeft [F] aan [E] geschreven dat [E] op 29 december 2023 had geweigerd het gesprek aan te gaan over haar functioneren bij het verrichten van haar werkzaamheden bij de Stichting. Om die reden heeft [F] in dezelfde e-mail een opsomming gegeven van afspraken die gelden voor alle reumatologen en waarvan de Stichting verwacht dat [E] zich daaraan zal houden. In aanvulling daarop heeft [F] [E] verzocht andere medewerkers en de cliëntenraad niet te belasten met het aandeelhoudersgeschil binnen ZeeBra en haar verzocht te stoppen met het sturen van zeer lange e-mails aan de diverse gremia.
2.25
In januari 2024 heeft [F] namens de Stichting getracht met ZeeBra nieuwe afspraken te maken over de door de Stichting aan ZeeBra te betalen maandelijkse voorschotten. ZeeBra heeft zich in dat overleg laten vertegenwoordigen door een derde, [H] . [E] kon zich niet verenigen met de uitkomst van dat overleg, te weten een aanzienlijke daling van het maandelijkse voorschot (tot € 84.000 terwijl het in december 2023 nog € 141.434 bedroeg). Er is een mediation gevolgd tussen de Stichting en ZeeBra, vertegenwoordigd door [E] , over verschillende aspecten van de samenwerking. [E] heeft de mediation beëindigd zonder dat partijen overeenstemming hebben bereikt.
2.26
Bij brief van 28 februari 2024 heeft de advocaat van de Stichting aan de advocaat van Yafra/ [E] geschreven dat [E] zich structureel niet heeft gehouden aan de in de brief van 12 januari 2024 genoemde afspraken, dat zij elk gesprek over haar functioneren uit de weg gaat, dat zij weigert mee te werken aan een naar aanleiding van vragen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd opgestart onderzoek, dat zij in dat kader een medewerker, [B] en de Stichting beschuldigt van smaad, laster en valsheid in geschrift en dreigt daarvan aangifte te doen en dat zij nog steeds allerlei partijen bij de correspondentie blijft betrekken die daar niets mee te maken hebben. De Stichting meent dat onder deze omstandigheden redelijkerwijs niet van haar gevergd kan worden dat zij [E] nog langer toelaat tot haar werkzaamheden. Om die reden wordt zij met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld. Verder wordt aangekondigd dat de Stichting zich zal beraden op de beëindiging van de Samenwerkingsovereenkomst.
2.27
[F] heeft namens de Stichting bij brief van 29 februari 2024 de Samenwerkingsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd. In de brief staat dat de samenwerking per direct eindigt en dat de verleende zorg van afgelopen maanden nog moet worden afgewikkeld. ZeeBra heeft de opzegging betwist.
2.28
De advocaat van Primula en [A B.V.] heeft bij e-mail van 1 maart 2023 aan de advocaat van Yafra geschreven:
“(…) Tegelijkertijd bestaat voor de mensen in loondienst een grote onduidelijkheid. Zij mogen geen zorg verlenen. Tegelijkertijd is begrepen dat vanuit de Vennootschap (dat moet dan dus Yafra c.s. zijn) dreigementen worden geuit die erop zijn gericht dat ze niet met [de Stichting] tot afspraken komen. Juist de status van mensen in loondienst zonder inkomsten is funest voor de Vennootschap. (…)
In het belang van de te verlenen zorg én het verder oplopen van schulden van de Vennootschap, wordt uw cliënte verzocht en voor zover rechtens vereist gesommeerd om uiterlijk vandaag (…) de loondienstmedewerksters te berichten dat het ze vrij staat om direct afspraken te maken met [de Stichting] over de voorwaarden van het voortzetten van dienstverlening waarbij aan deze personen wordt bevestigd dat de Vennootschap geen enkele aanspraak claimt ten laste van die personen.
Deze mensen in loondienst moeten zich vrij achten om elders te contracteren. Zij moeten daar direct over geïnformeerd worden.”
2.29
[E] heeft namens ZeeBra bij brief van 3 maart 2024 aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd “alarm geslagen” naar aanleiding van de inhoud van de opzeggingsbrief van de Stichting van 29 februari 2024. Verder wordt in de brief melding gemaakt van autoritair en intimiderend gedrag van [B] , leidend tot een onveilig werkklimaat. ZeeBra verzoekt de inspectie om “urgent in te grijpen” en ook maatregelen te nemen tegen [B] .

3.De gronden van de beslissing

Standpunten van partijen
3.1
ZeeBra en Yafra hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van ZeeBra en dat de toestand van de vennootschap nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting hebben zij – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
[A B.V.] en Primula hebben het belang van ZeeBra en van de minderheidsaandeelhouders geschaad door [G B.V.] van 1 januari 2022 tot juli 2023 te betalen als ware zij reeds aandeelhouder. Er was geen rechtsgrond voor die betalingen. Yafra wist niet van die betalingen, evenmin als Valkrust en Whisperwoods. Yafra is er pas achter gekomen na ontvangst van de concept-jaarrekening over 2022 in september 2023.
[A B.V.] en Primula hebben ieder in 2023 te veel managementvergoeding ontvangen. Aan Primula is in dat jaar € 65.834 meer uitbetaald dan de voor dat jaar afgesproken standaardmanagementvergoeding voor 1 FTE, met als omschrijving voornamelijk “extra”; en aan [A B.V.] is € 63.334 meer uitbetaald, met als omschrijvingen “extra” en “geldlening”. Daarnaast zijn door de jaren heen substantieel hogere bedragen betaald aan de vier andere aandeelhouders dan aan Yafra, waardoor Yafra is benadeeld.
De maandelijkse voorschotbedragen die de Stichting aan ZeeBra overmaakt zijn in de loop van 2023 gedaald van € 195.000 naar € 141.434 in december 2023. In januari 2024 deelde [F] zelfs mee dat het voorschot nog slechts € 84.000 per maand zou bedragen. Deze daling is onverklaarbaar. Vermoed wordt dat Primula/ [B] misbruik maakt van haar dubbelrol bij de Stichting en bij ZeeBra.
Op reumatologen die ZeeBra in loondienst heeft en aan de Stichting ter beschikking stelt, maakt ZeeBra een aanzienlijke winst. In 2023 ging het om een bedrag van € 652.406 op jaarbasis. Onduidelijk is waar deze winst is gebleven. Er is sprake van financieel wanbeleid, gevoerd door [A B.V.] en Primula.
Door toedoen van [B] is sprake van sociaal wanbeleid binnen ZeeBra. Zij veroorzaakte een angstcultuur op de werkvloer, ontsloeg medewerkers zonder goede grond en dwong medewerkers om in strijd met medische protocollen te werken. De angstcultuur blijkt onder meer uit de brief die de medische staf van de Stichting op 19 oktober 2023 aan de raad van toezicht van de Stichting heeft gestuurd (zie 2.15).
Het wordt Yafra als bestuurder van ZeeBra onmogelijk gemaakt om haar taak naar behoren te vervullen doordat [A B.V.] haar als voorzitter van het bestuur en CFO stelselmatig cijfermatig inzicht onthoudt. De verzoeken om inzicht in de administratie die zij vanaf september 2023 heeft gedaan, zijn niet ingewilligd. Ook wordt Yafra te laat geïnformeerd over relevante zaken, zoals het geschil met [G B.V.] en het geschil met Valkrust/ [D] dat tot het ontslag van Valkrust op 20 juli 2023 heeft geleid.
ZeeBra heeft in 2023 een bedrag van € 105.737,58 aan advocaatkosten betaald. De verstrekte specificaties bij de facturen van het advocatenkantoor in kwestie roepen vragen op. Er zijn sterke aanwijzingen dat de in rekening gebrachte werkzaamheden deels zien op Primula en de Stichting.
ZeeBra heeft aan oud-aandeelhouder Terwilligenbos B.V. en aan Whisperwoods betalingen gedaan bij wijze van
earn-outzonder dat daarvoor een juridische grondslag bestond.
Primula en [A B.V.] beconcurreren ZeeBra sinds 19/20 december 2023 doordat zij rechtstreeks voor de Stichting zijn gaan werken. [A B.V.] heeft ZeeBra toen onbestuurbaar achtergelaten en trekt ZeeBra nu samen met Primula en de Stichting leeg. Primula en [A B.V.] hebben nu meer belang bij inkomsten voor de Stichting dan bij inkomsten voor ZeeBra. Uit de e-mail van hun advocaat van 1 maart 2024 (zie 2.28) volgt dat zij de loondienstdokters van ZeeBra in dienst willen laten treden van de Stichting. Gewezen wordt verder op de daling van de maandelijkse voorschotbedragen (zie hiervoor onder c).
3.2
[A B.V.] en Primula hebben de door ZeeBra en Yafra aangevoerde gegronde redenen voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken betwist. Verder hebben zij betwist dat ZeeBra belang heeft bij een onderzoek en bij de verzochte onmiddellijke voorzieningen. Yafra heeft nu alle touwtjes in handen en kan zelf onderzoek doen en eventueel onjuist beleid ongedaan maken.
3.3
Whisperwoods en Valkrust hebben naar voren gebracht dat er in ieder geval in 2023 gegronde redenen waren om te twijfelen aan een juist beleid en achten [A B.V.] en Primula daarvoor verantwoordelijk. Zij hebben de stellingen van ZeeBra en Yafra overigens wel deels betwist. Ten aanzien van de vraag of een onderzoek moet worden gelast hebben zij zich aan het oordeel van de Ondernemingskamer gerefereerd.
3.4
De Stichting heeft de stellingen van ZeeBra en Yafra ook deels betwist.
3.5
De gevoerde verweren zullen hierna, voor zover relevant, nader aan de orde komen.
Beoordeling
3.6
De Ondernemingskamer stelt voorop dat, anders dan ZeeBra en Yafra stellen, niet is gebleken van enige impasse binnen ZeeBra. Er zijn geen beslissingen die in het bestuur of de algemene vergadering niet konden worden genomen omdat de stemmen staakten. Op dit moment is alleen Yafra bestuurder van ZeeBra. Zij is bevoegd zelfstandig alle bestuurstaken te verrichten en ZeeBra te vertegenwoordigen. Alle besluiten die in het belang van ZeeBra en de met haar verbonden onderneming noodzakelijk zijn, kunnen door Yafra worden genomen. Voor besluitvorming in de algemene vergadering is blijkens de statuten – het besluit tot ontbinding van ZeeBra en statutenwijziging daargelaten – een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen voldoende. Dat die meerderheid er niet zou zijn, is niet gebleken.
Ad a: betalingen aan [G B.V.]
3.7
Eind 2021 waren alle aandeelhouders/bestuurders van ZeeBra het eens dat [G B.V.] de aandelen van Whisperwoods zou overnemen en dat aan haar eenzelfde rechtspositie binnen ZeeBra zou worden verleend als aan de overige aandeelhouders, en dat derhalve met haar ook een managementovereenkomst zou worden gesloten. Daar is vanaf dat moment feitelijk naar gehandeld, ook in die zin dat aan haar, vooruitlopend op de formalisering van de mondelinge afspraken, eenzelfde vergoeding is uitbetaald als aan de (formele) aandeelhouders/bestuurders. Niemand hield er op dat moment rekening mee – ook Yafra niet – dat de afspraken niet geformaliseerd zouden worden. In dat licht vormt de beloning van [G B.V.] van 1 januari 2022 tot medio 2023 als ware zij reeds aandeelhouder met een managementovereenkomst geen gegronde reden om aan een juist beleid te twijfelen. Dat het formaliseren van de afspraken zo lang heeft geduurd, houdt verband met het na 1 januari 2022 ontstane inzicht dat (onder meer) de geldende aandeelhoudersovereenkomst aan herziening toe was. De beslissing van het bestuur van ZeeBra om zich vanaf medio 2023 jegens
[G B.V.] te beroepen op een opschortingsrecht, waardoor het conflict is geëscaleerd en tot een conservatoir beslag ten laste van ZeeBra heeft geleid, heeft Yafra in deze procedure niet ter discussie gesteld; integendeel, daarmee heeft zij haar instemming betuigd.
Ad b: benadeling Yafra door te hoge uitkeringen aan de andere aandeelhouders?
3.8
[A B.V.] en Primula hebben gesteld dat de extra uitkeringen die zij in 2023 hebben ontvangen verband houden met extra productie die zij in 2023 hebben gedraaid om de arbeidsongeschiktheid van (onder anderen) [E] op te vangen. Zij verwijzen naar afspraken die op de algemene vergadering van 18 juli 2022 met instemming van Yafra zijn gemaakt. Dat was dus nog voordat [E] arbeidsongeschikt werd en voordat de Aandeelhoudersovereenkomst (van 7 november 2022) werd gesloten. In die notulen staat, voor zover hier van belang:
“Er is sinds juni 2022 een reumatoloog minder in Zeeland. De overige reumatologen draaien extra productie om de productie te behouden. De afspraak is dat er bij ziekte maximaal 1 maand van elkaar wordt opgevangen. Besloten wordt dat bij opvangen van extra productie dat in die regio 2/3 voor de vrijgevestigde reumatologen is en 1/3 voor de reumatologen in loondienst. Indien er externen zijn ingehuurd dan gaat dat bedrag er eerst vanaf. Wat overblijft is voor de rest in die regio waar extra gewerkt is. Deze afspraak wordt in de nieuwe aandeelhoudersovereenkomst opgenomen.”
De vervolgens in de Aandeelhoudersovereenkomst neergelegde afspraken over de hoogte van de managementvergoeding bij arbeidsongeschiktheid (hiervoor, in 2.9 vermeld) lijken hier op hoofdlijnen bij aan te sluiten. Daarin staat onder meer dat als de werkzaamheden van de arbeidsongeschikte reumatoloog worden opgevangen door de andere partijen bij de Aandeelhoudersovereenkomst, zij naar evenredigheid een vergoeding ontvangen ten laste van de arbeidsongeschikte partij. Ten tijde van de arbeidsongeschiktheid van [E] was ook [D] volledig arbeidsongeschikt. Ter zitting is onbetwist gesteld dat ZeeBra in 2023 een externe waarnemer voor 0,6 tot 0,8 FTE heeft ingehuurd om de arbeidsongeschiktheid van [D] en [E] op te vangen. Dat daarnaast ook de reumatologen in loondienst bij ZeeBra alsmede [A B.V.] en Primula een deel van de werkzaamheden van [E] en [D] hebben overgenomen, is niet onaannemelijk. Het had op de weg van [E] gelegen om nader toe te lichten dat [A B.V.] en Primula ten onrechte extra vergoedingen aan zichzelf hebben laten uitkeren. Daarbij is van belang dat Yafra als bestuurder van ZeeBra steeds toegang had en heeft tot de volledige administratie en dat zij dus ook in staat geacht moet worden om een en ander concreet te maken. Yafra kon daarom niet volstaan met een algemene stelling dat zich onjuistheden hebben voorgedaan. De overgelegde – deels onleesbare – screenshots uit de agenda’s van [A] en [B] zijn daarvoor in ieder geval onvoldoende, nu daaruit op geen enkele manier kan worden afgeleid dat zij zichzelf met de extra vergoedingen zonder rechtsgrond hebben verrijkt ten koste van ZeeBra.
3.9
Er zijn ook overigens onvoldoende concrete aanwijzingen dat Yafra door de andere aandeelhouders is benadeeld doordat zij te lage managementvergoedingen heeft ontvangen en de andere aandeelhouders te hoge vergoedingen. Dat zij lagere vergoedingen heeft ontvangen is niet gek, omdat zij naar 0,875 FTE wordt beloond en de overige aandeelhouders (voor zover zij daadwerkelijk werkten voor ZeeBra) naar 1,0 FTE (zie hiervoor, in 2.6). De door ZeeBra en Yafra overgelegde rekeningafschriften bieden slechts een fragmentarisch beeld, zodat daaruit niets is af te leiden. Het rapport van Ebben Partners van 28 februari 2024 (hierna: rapport Ebben), dat kort voor de zitting aan de andere partijen is toegezonden, biedt ook onvoldoende steun aan de stelling van Yafra. Het rapport doet verslag van een onderzoek op basis van uitsluitend door Yafra aangereikte informatie, waarbij geen hoor en wederhoor is toegepast en mondt slechts uit in de conclusie dat Ebben over onvoldoende informatie beschikt om de juistheid van de vergoedingen te kunnen toetsen.
3.1
Het als grond b aangevoerde levert derhalve geen gegronde reden op om aan een juist beleid of juiste gang van zaken van ZeeBra te twijfelen.
Ad c en i: de samenwerking met de Stichting: verlaging vergoedingen, opzegging, concurrentie, dubbelrol [B]
3.11
Tussen partijen is niet in geschil dat het aantal reumatologen dat ZeeBra aan de Stichting ter beschikking stelt sinds begin 2022 een dalende lijn vertoont. Yafra stelt zelf in haar brief aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van 3 maart 2024 dat ZeeBra in 2023 vier reumatologen, goed voor 3,6 FTE, is kwijtgeraakt. Tegen die achtergrond heeft zij onvoldoende toegelicht dat de vermindering van de door ZeeBra ontvangen maandelijkse vergoedingen in de loop van 2023 onterecht was en te maken heeft met de dubbelrol die [B] in 2023 had doordat zij niet alleen bij ZeeBra was betrokken maar ook, tot 4 december 2023, enig bestuurder van de Stichting was. In januari 2024 is de maandelijkse vergoeding die de Stichting, toen vertegenwoordigd door [F] , bereid was aan ZeeBra te betalen opnieuw teruggelopen. Vanaf dat moment kon ZeeBra echter opnieuw minder reumatologen aan de Stichting ter beschikking stellen. De Stichting heeft toegelicht dat het, naast het wegvallen van [A] en [B] (samen goed voor 2,0 FTE), om nog eens 1,675 FTE minder ging. ZeeBra en Yafra hebben nagelaten nader toe te lichten waarom zij niettemin menen dat de aangeboden vergoeding te laag is en dat de verlaging wijst op misbruik door [B] van haar rol als bestuurder van de Stichting.
3.12
Anders dan ZeeBra en Yafra menen, kan verder niet worden aangenomen dat het Primula en [A B.V.] jegens hen niet vrijstond na 19/20 december 2023 (dus na het einde van hun actieve betrokkenheid bij ZeeBra als reumatoloog/bestuurder) zelf rechtstreeks een overeenkomst van opdracht te sluiten met de Stichting teneinde hun werkzaamheden als reumatoloog in opdracht van de Stichting voort te zetten. Niet valt in te zien dat dit ontoelaatbare concurrentie oplevert of in strijd komt met de eisen van redelijkheid en billijkheid die [A B.V.] en Primula (en hun aandeelhouders) op grond van artikel 2:8 BW jegens ZeeBra en Yafra in acht moeten nemen. Uit de Aandeelhoudersovereenkomst blijkt dat ZeeBra alleen tot doel heeft het verrichten van reumatologische zorg voor de Stichting. Het concurrentiebeding dat in de managementovereenkomsten is opgenomen zegt niets over concurrentie met ZeeBra maar verbiedt slechts – kort gezegd en voor zover hier van belang – concurrentie van de aandeelhouders met de activiteiten en producten van de Stichting en het overnemen van werknemers van de Stichting. Omgekeerd bevat de Aandeelhoudersovereenkomst in artikel 7 wel een regeling die aandeelhouders moet stimuleren in ieder geval tot 31 december 2027 voor ZeeBra te blijven werken. Een aandeelhouder die als “Early Leaver” of “Bad Leaver” vertrekt, dient zijn aandelen aan te bieden aan ZeeBra, zonder dat ZeeBra gehouden is de aandelen over te nemen. De door ZeeBra te betalen prijs bij overname van de aandelen van een “Early/Bad Leaver” is bovendien substantieel lager dan de prijs die bij overdracht aan een nieuwe toetreder tot ZeeBra kan worden verkregen. Daar komt nog bij dat [B] en [A] na 19/20 december 2023 niet veel andere keus hadden dan als reumatoloog voor de Stichting te gaan werken. De verhoudingen binnen ZeeBra waren onwerkbaar geworden en Primula was bovendien ontslagen als bestuurder bij ZeeBra, wat op grond van de afspraken tussen partijen (zie hiervoor, in 2.8) van rechtswege de beëindiging van haar managementovereenkomst meebrengt. Dat [A] onder de gegeven omstandigheden ervoor heeft gekozen om niet meer met Yafra in ZeeBra te willen samenwerken, is naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet onbegrijpelijk. De omstandigheid dat [B] en [A] vervolgens rechtstreeks in opdracht van de Stichting zijn gaan werken, levert geen gegronde reden op om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van ZeeBra.
3.13
Dat bij [A] en/of [B] sprake is (geweest) van ontoelaatbare tegenstrijdige belangen bij enerzijds ZeeBra en anderzijds de Stichting, is ook niet gebleken. Zij hebben als aandeelhouder van ZeeBra belang bij zoveel mogelijk inkomsten voor ZeeBra; ook nu nog, omdat zij waarschijnlijk hopen hun aandelen voor de in de Aandeelhoudersovereenkomst vastgestelde prijs aan ZeeBra te kunnen verkopen. Niets wijst erop dat zij ook belang hebben bij zoveel mogelijk inkomsten voor de Stichting. De Stichting heeft verder aangevoerd dat haar bestuur volledig in lijn met de Governancecode Zorg 2022 handelt. De raad van toezicht heeft juist [F] aangesteld in verband met de ontstane problemen binnen ZeeBra en om te voorkomen dat deze een effect zouden hebben op de continuïteit van de zorgverlening. [F] is sinds zijn aantreden op 4 december 2023 als enige belast met alle zaken aangaande ZeeBra, Yafra en [E] . Desgevraagd heeft [F] ter zitting bevestigd dat [B] daarbij na 4 december 2023 ook niet meer betrokken is geweest. Ook overigens zijn in het dossier geen concrete aanwijzingen te vinden dat [B] na 4 december 2023 nog op enigerlei wijze betrokken is geweest bij besluiten van de Stichting aangaande de relatie met ZeeBra, [E] of Yafra, meer in het bijzonder aangaande de op-non-actiefstelling van [E] en de opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst. Integendeel, uit de hiervoor onder de feiten genoemde brieven en e-mails volgt veeleer dat de Stichting in de persoon van [F] daarbij steeds haar eigen afwegingen heeft gemaakt en dat met name de snel verslechterende verstandhouding met [E] daarbij een doorslaggevende rol heeft gespeeld. De op-non-actiefstelling en opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst kunnen dan ook niet aan [B] of Primula worden toegerekend, zodat die handelingen – nog daargelaten dat een en ander heeft plaatsgevonden buiten de periode van het verzochte onderzoek – reeds daarom onvoldoende gegronde redenen opleveren om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van ZeeBra.
3.14
De Ondernemingskamer acht zonder meer aannemelijk dat de opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst een onmiddellijke bedreiging oplevert voor de continuïteit van de door ZeeBra gedreven onderneming. De voor de Stichting verrichte werkzaamheden zijn immers haar enige bron van inkomsten. De vragen of de Samenwerkingsovereenkomst op goede gronden is opgezegd, of deze per datum van de opzegging is geëindigd en of de opzegging de Stichting mogelijk tot schadevergoeding verplicht, staan echter niet in deze procedure ter beoordeling. Het is aan de gewone burgerlijke rechter om daarover te oordelen.
Ad d: verdwijnen van winst?
3.15
Het verwijt van ZeeBra en Yafra dat er winst verdwenen lijkt, is onvoldoende geconcretiseerd. Naar de Ondernemingskamer begrijpt (zie hiervoor, in 2.6) verhindert de wijze waarop de managementvergoeding van de aandeelhouders/bestuurders van ZeeBra wordt berekend dat ZeeBra grote winsten behaalt. [A B.V.] en Primula hebben toegelicht dat de winst na belastingen over 2022 van € 146.000 wat hoger was dan die van 2021 en deels is toegevoegd aan de reserves en deels is gebruikt voor betaling van de earn-out-regeling. ZeeBra en Yafra hebben dit niet betwist. Er zijn geen aanwijzingen dat er winst is verdwenen en daarmee ook geen gegronde redenen voor twijfel aan een juist beleid op dit punt.
Ad e: sociaal wanbeleid/handelen in strijd met protocollen?
3.16
ZeeBra en Yafra hebben enkele voorbeelden gegeven van handelen in strijd met protocollen, maar dat betreft veeleer incidenten en niet zodanig structurele en/of zwaarwegende afwijkingen dat sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid of juiste gang van zaken van ZeeBra te twijfelen. Dat [B] medewerkers heeft gedwongen om in strijd met de protocollen te handelen, blijkt nergens uit. Dat medewerkers van ZeeBra zonder goede grond werden ontslagen, is evenmin gebleken. Een en ander is betwist en ZeeBra en Yafra hebben dat ook in het geheel niet toegelicht. De brief van de medische staf van 19 oktober 2023 (zie 2.15) kan ook niet leiden tot het bevelen van een enquête. Het is begrijpelijk dat de medische staf “zorgen” heeft over de verschillende functies die [B] bekleedde (en deels nog bekleedt), maar in het licht van wat hiervoor over die combinatie van functies is overwogen en het feit dat de raad van toezicht van de Stichting juist daarom [F] heeft aangesteld als interim-bestuurder, leidt dat niet tot twijfel aan een juist beleid of juiste gang van zaken van ZeeBra. Een mogelijk gebrek aan empathisch vermogen in het leiderschap is daarvoor ook onvoldoende. Dat er sprake is geweest van verloop van medewerkers en ziekteverzuim staat wel vast, maar dat dit als gevolg van een gebrek aan empathisch vermogen in het leiderschap onevenredig hoog is geweest, heeft de Ondernemingskamer niet kunnen vaststellen.
Ad f: informatievoorziening aan Yafra
3.17
Ten aanzien van de vraag of aan Yafra cijfermatig inzicht is onthouden, dient voorop te staan dat het steeds de eigen verantwoordelijkheid van Yafra als bestuurder van ZeeBra is geweest om zich in voldoende mate van de financiële situatie van ZeeBra op de hoogte te stellen. Het financiële beleid en de algemene gang van zaken binnen een vennootschap gaat alle bestuurders aan. Yafra droeg ook medeverantwoordelijkheid voor de door het bestuur van ZeeBra opgestelde jaarrekeningen van ZeeBra door de jaren heen. Daaraan kan niet afdoen dat [A B.V.] binnen het bestuur in het bijzonder was belast met de financiën van ZeeBra. Yafra heeft zich kennelijk tot september 2023 niet ingespannen om inzicht te krijgen in de administratie en de financiële situatie van ZeeBra, maar vertrouwd op het inzicht van de andere bestuurders, in het bijzonder dat van [A] . Veelzeggend in dit verband is haar stelling dat zij pas eind januari 2024 heeft ontdekt dat steeds inzage in de digitale boekhouding van ZeeBra kon worden verkregen via de server van de Stichting. Vanaf 20 september 2023, toen de verhoudingen verstoord waren geraakt, is Yafra [A] schriftelijk een enorm aantal kritische (weinig neutrale) en gedetailleerde vragen gaan stellen, niet alleen over de gang van zaken gedurende de periode waarin zij volledig arbeidsongeschikt was, maar ook over vele jaren daarvoor, over de periode vanaf 2015. Het beantwoorden van die vragen kon in redelijkheid niet van [A] worden gevergd, gelet op het enorme tijdsbeslag dat daarmee gepaard zou zijn gegaan en de eigen verantwoordelijkheid die Yafra al die jaren had gedragen voor het financiële beleid en de gang van zaken. Wel is aan Yafra toegestaan onderzoek te laten verrichten op eigen kosten en is afgesproken dat haar financieel deskundige zich rechtstreeks tot de accountant van ZeeBra mag wenden (zie hiervoor, in 2.14). Tegen deze achtergrond kan niet worden gezegd dat het Yafra als bestuurder van ZeeBra onmogelijk wordt gemaakt om haar taak naar behoren te vervullen doordat [A B.V.] haar als voorzitter van het bestuur en CFO stelselmatig cijfermatig inzicht onthoudt. Dat zij de concept-jaarrekening over 2022 pas heeft ontvangen maanden nadat deze gereed was, is gemotiveerd weersproken en ook overigens niet aannemelijk geworden.
3.18
Dat de Stichting – zoals ter zitting is gebleken – aan Yafra sinds de opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst geen toegang meer verleent tot de server van de Stichting waarop ook de administratie van ZeeBra zich bevindt, belemmert Yafra op dit moment ongetwijfeld wel in haar bestuurstaak, maar wijst niet op een onjuist beleid of onjuiste gang van zaken van ZeeBra. Yafra zal zich tot de Stichting moeten wenden om weer inzage in de administratie te verkrijgen en de Stichting heeft ook toegezegd de toegang tot de administratie van ZeeBra zo snel mogelijk te zullen herstellen.
3.19
De klacht van Yafra dat zij te laat is geïnformeerd over het geschil met [G B.V.] en het geschil met Valkrust/ [D] , dat tot het ontslag van Valkrust op 20 juli 2023 heeft geleid, kan niet los worden gezien van haar afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid in de periode dat deze geschillen ontstonden. Yafra heeft nagelaten toe te lichten waarom zij als bestuurder niettemin eerder dan is gebeurd over de geschillen met [G B.V.] en Valkrust/ [D] geïnformeerd had moeten worden. Yafra heeft op 20 juli 2023 voor het ontslag van Valkrust als bestuurder gestemd in de algemene vergadering. Zij stelt nu dat zij toen onvoldoende was geïnformeerd en werd gedwongen een “overhaaste beslissing” te nemen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van Yafra om haar stem als aandeelhouder pas uit te brengen als zij zich voldoende geïnformeerd acht. Zij had zelf wederhoor bij Valkrust kunnen toepassen.
3.2
De conclusie is dat de informatievoorziening aan Yafra als bestuurder van ZeeBra geen gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van ZeeBra oplevert.
Ad g: advocaatkosten
3.21
Er zijn geen concrete aanwijzingen voor de stelling (van ZeeBra en Yafra) dat ZeeBra advocaatkosten heeft voldaan voor werkzaamheden die voor een andere rechtspersoon zijn verricht. Dat ZeeBra in 2023 aanzienlijke advocaatkosten heeft gemaakt, behoeft niet te verbazen. In 2023 speelden geschillen met [D] , met Yafra en met [G B.V.] (conservatoir beslag ten laste van ZeeBra, dat is opgeheven tegen het stellen van een bankgarantie en is gevolgd door een tegen ZeeBra aanhangig gemaakte procedure). Het advocatenkantoor in kwestie heeft de gebruikelijke urenuitdraai uit haar administratie aan ZeeBra verstrekt. Als de daarin gehanteerde omschrijvingen vragen oproepen bij Yafra, kan zij om een nadere toelichting vragen. Niet is gebleken dat zij dat heeft gedaan.
Ad h: betalingen door ZeeBra ten titel van earn-out?
3.22
Aan oud-aandeelhouder Terwilligenbos B.V. (de houdstermaatschappij van [I] ) zijn door ZeeBra betalingen gedaan met als omschrijving “earn-out”, nadat Terwilligenbos B.V. haar aandelen aan ZeeBra had overgedragen. ZeeBra en Yafra stellen dat daarvoor geen juridische grondslag bestond. Uit de in het geding gebrachte notulen van de algemene vergadering van ZeeBra van 18 juli 2022 (productie 3 [A B.V.] en Primula) blijkt echter dat in het bijzijn van [E] is besproken welk bedrag ZeeBra dat jaar beschikbaar had “voor earn-out” en welk percentage daarvan naar [I] zou gaan. Voordat de verhoudingen verstoord zijn geraakt heeft Yafra de betalingen aan Terwilligenbos B.V. ten titel van earn-out nooit ter discussie gesteld. In de bestuursvergadering van 2 oktober 2023 is vervolgens in aanwezigheid van Yafra gesproken over het ontbreken van een juridische grondslag voor de betalingen aan [I] en is besloten dat de earn-outbetalingen aan [I] desondanks zullen worden voortgezet tot en met een deel van 2025.
3.23
Whisperwoods is nog steeds aandeelhouder, zodat het niet voor de hand ligt dat ZeeBra aan haar reeds betalingen ten titel van earn-out doet. Op 23 maart 2023 heeft ZeeBra twee betalingen gedaan aan Whisperwoods: een betaling van € 50.000 met als omschrijving “Voorschot Earnout Vergoeding over 2022 conform ALV 23 maart 2023” en een betaling van € 36.000 met als omschrijving “Uitbetaling aandel en 0,2fte Bravis conform ALV 23 maart 2023”. Van de door ZeeBra en Yafra gestelde betaling van € 138.446 ten titel van earn-out is niets gebleken. Het rapport Ebben noemt die betaling ook niet. [A B.V.] en Primula stellen dat Whisperwoods het bedrag van € 50.000 ontving nadat mondeling overeenstemming was bereikt over de inkoop van 25% van haar aandelen in ZeeBra; de overige 75% zou door [G B.V.] worden overgenomen. Die mondelinge overeenstemming wordt door Whisperwoods betwist. Volgens Whisperwoods heeft zij de vergoedingen ontvangen voor het inleveren van verdiencapaciteit binnen ZeeBra, waardoor ruimte ontstond voor het in dienst nemen van een nieuwe reumatoloog. Hoe dit ook zij, het verdient geen schoonheidsprijs dat ZeeBra aanzienlijke bedragen ten titel van earn-out aan een uittredende aandeelhouder heeft betaald zonder dat de aandelen aan haar zijn overgedragen en zonder dat de verplichting tot overdracht schriftelijk is bevestigd. ZeeBra heeft Whisperwoods inmiddels gesommeerd tot levering van 25% van haar aandelen in ZeeBra. Dat ZeeBra in maart 2023 betalingen ten titel van earn-out aan Whisperwoods heeft gedaan in het vertrouwen dat Whisperwoods 25% van haar aandelen aan ZeeBra zou overdragen, levert in de omstandigheden van het geval en de toen bestaande relatie tussen Whisperwoods, ZeeBra en haar bestuur, echter geen gegronde reden op om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen. Gesteld noch gebleken is dat de verhoudingen tussen de betrokken partijen toen al verstoord waren.
Slotsom
3.24
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat uit de stellingen van verzoeksters niet blijkt van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van ZeeBra. Het verzoek tot het gelasten van een enquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen zal daarom worden afgewezen.
3.25
De Ondernemingskamer ziet ten slotte aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van ZeeBra Reumatologie B.V. en Yafra B.V. af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P. Wessels, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en drs. A.G. Thomassen RT REP, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Blok, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.P. Wessels op 18 april 2024.