ECLI:NL:GHAMS:2024:981

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
23/1185
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 30 maart 2023 aan de belanghebbende is opgelegd. De belanghebbende heeft op 15 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft dit bezwaar op 26 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, die op 25 augustus 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.

In hoger beroep is de vraag aan de orde of de heffingsambtenaar het bezwaar van de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep gesteld dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding in de bezwaarfase en heeft aangeboden de naheffingsaanslag uit coulance te vernietigen, evenals de proceskosten van de belanghebbende te vergoeden.

Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar inderdaad een verschoonbare termijnoverschrijding heeft erkend en dat er geen reden is om anders te beslissen. Het hoger beroep van de belanghebbende is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en de naheffingsaanslag is vernietigd. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 437,50, en moet het griffierecht van € 136 aan de belanghebbende worden vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 23/1185
26 maart 2024
uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde] )
tegen de uitspraak van 25 augustus 2023 in de zaak met kenmerk AMS 23/2861 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Op 30 maart 2023 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft op 15 mei 2023 tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 mei 2023 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 25 augustus 2023 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende en de heffingsambtenaar hebben ingestemd met het achterwege laten van een onderzoek ter zitting. Hierna heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 27 maart 2023 zijn auto geparkeerd ter hoogte van de [A-straat] te [Z] .
2.2.
Wegens het niet voldoen van parkeerbelasting heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, en – naar het Hof verstaat – of terecht parkeerbelasting is nageheven.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’):

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Beoordeling door de rechtbank
5. Het bezwaar van eiser is in het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend. Eiser heeft niet betwist dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt en ook geen reden gegeven voor het te laat zijn. Dan kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat eiser in bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Dit betekent dat de rechtbank ook niet toekomt aan een behandeling van de gronden van eiser tegen de naheffingsaanslag.
6. Voorgaande betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1.
De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep nader het standpunt ingenomen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding in de bezwaarfase. Tevens meent de heffingsambtenaar dat de naheffingsaanslag uit coulance vernietigd moet worden en verklaart hij bereid te zijn het griffierecht en de door belanghebbende gemaakte proceskosten te vergoeden.
5.2.
Het Hof ziet geen reden anders te beslissen.
5.3.
Gelet op het voorgaande dient het hoger beroep gegrond verklaard te worden.
Slotsom
5.4.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

6.Kosten

Nu het hoger beroep van belanghebbende doel treft, ziet het Hof aanleiding om de heffingsambtenaar op de voet van art. 8:75 Awb in verbinding met art. 8:108 van die wet te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende heeft moeten maken. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Ingevolge art. 2 lid 1, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op € 437,50 (1 punt voor het hogerberoepschrift x
€ 875 x 0,5 (wegingsfactor licht).

7.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 437,50 en
- draagt de heffingsambtenaar op het voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 136 aan belanghebbende te vergoeden (in beroep is geen griffierecht geheven).
De uitspraak is gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Nagel als griffier. De beslissing is op 26 maart 2024 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: