Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De vader, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2023 aangevochten, waarin de moeder was verplicht om € 593,- per maand per kind te betalen. De vader verzocht om een lagere bijdrage van € 322,- voor [minderjarige 1] en € 458,- voor [minderjarige 2]. De moeder, die in incidenteel hoger beroep ging, verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank te handhaven en stelde dat de kinderbijdrage op nihil had moeten worden gesteld op basis van artikel 1:399 BW, omdat de vader zich niet coöperatief opstelde in de omgang met de kinderen.
Het hof heeft de grieven van beide partijen besproken en vastgesteld dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, aangezien de inkomens van beide ouders waren gestegen. Het hof heeft de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatie vastgesteld op 8 april 2022, de datum van indiening van het verzoekschrift. De behoefte van de kinderen is vastgesteld op € 1.604,- per maand, en de bijdrage van de moeder is berekend op € 733,- per maand voor de periode van 8 april 2022 tot en met 31 december 2022, en € 726,- per maand voor de periode vanaf 1 januari 2023. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de moeder veroordeeld tot betaling van de vastgestelde bedragen, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd.