ECLI:NL:GHAMS:2024:957

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
200.300.568/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door diefstal van gehuurde auto zonder verzekering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van Wise Car Rental B.V. tegen een eerdere uitspraak met betrekking tot de aansprakelijkheid voor de schade door de diefstal van een gehuurde auto. De geïntimeerde had de auto gehuurd zonder een diefstalverzekering af te sluiten. Wise Car stelde dat zij de huurder had gewaarschuwd voor het ontbreken van een verzekering en dat de huurder bewust had afgezien van het afsluiten van een verzekering. Het hof oordeelde dat de getuigenverklaring van Wise Car geloofwaardiger was dan die van de huurder, en dat de huurder er niet in was geslaagd het bewijs van Wise Car te ontzenuwen. Het hof concludeerde dat de diefstal voor rekening van de huurder kwam, en dat deze aansprakelijk was voor de schade die Wise Car had geleden. De vordering van Wise Car werd toegewezen, en de eerdere uitspraak werd vernietigd. De huurder werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 12.500,00, vermeerderd met wettelijke rente, en tot terugbetaling van eerder betaalde proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.300.568/01
zaak-/rolnummer kantonrechter Noord-Holland : 8962437 / CV EXPL 21-129
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 april 2024
inzake
WISE CAR RENTAL B.V., h.o.d.n. SIXT RENT A CAR CURAÇAO,
gevestigd te Willemstad (Curaçao),
appellante,
advocaat: mr. G.T. Flapper te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. N.P.O. Ruysch te Honselersdijk.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Wise Car en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft op 20 december 2022 een tussenarrest uitgesproken. Voor het eerdere verloop van het geding in hoger beroep wordt naar dat arrest (verder: het tussenarrest) verwezen.
[geïntimeerde] heeft op 28 maart 2023 in enquête twee getuigen doen horen, zichzelf en [A] . Wise Car heeft op 15 juni 2023 en 7 november 2023 in contra-enquête één getuige doen horen, [B] . De van deze zittingen opgemaakte processen-verbaal bevinden zich onder de stukken.
Vervolgens hebben [geïntimeerde] en Wise Car achtereenvolgens en respectievelijk een memorie na getuigenverhoor en een memorie van antwoord na getuigenverhoor ingediend, Wise Car onder overlegging van een productie.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In overweging 3.6.2. van het tussenarrest heeft het hof naar aanleiding van de grieven 2 en 3 geoordeeld dat op Wise Car de bewijslast rust van haar stelling dat zij [geïntimeerde] bij het tekenen van de huurovereenkomst op de risico’s van (het niet sluiten van een verzekering tegen) diefstal heeft gewezen, althans dat [geïntimeerde] bewust heeft afgezien van een diefstalverzekering. In de daaropvolgende overweging heeft het hof geoordeeld dat Wise Car voorshands, dat wil zeggen tot op door [geïntimeerde] te leveren tegenbewijs, in dat bewijs is geslaagd. [geïntimeerde] is bij het tussenarrest toegelaten om door middel van het horen van getuigen tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen stelling van Wise Car dat zij [geïntimeerde] bij het tekenen van de huurovereenkomst op de risico’s van (het niet sluiten van een verzekering tegen) diefstal heeft gewezen, althans dat [geïntimeerde] bewust heeft afgezien van een diefstalverzekering.
2.2.
Het hof zal allereerst overgaan tot de beantwoording van de vraag of [geïntimeerde] in dat tegenbewijs is geslaagd, dat wil zeggen – naar vaste jurisprudentie – het door Wise Car geleverde bewijs heeft ontzenuwd. Het hof zal klare wijn schenken. Gelet op de afgelegde getuigenverklaringen kan – technisch gezien – zowel een bevestigende als een ontkennende beantwoording van de zojuist gestelde vraag worden opgeschreven en gemotiveerd. Voor het hof komt het (daarom) in deze zaak bij uitstek aan op de geloofwaardigheid van de afgelegde getuigenverklaringen. Het hof acht de verklaring van de getuige [B] geloofwaardiger dan die van de getuigen [geïntimeerde] en [A] en oordeelt dan ook dat [geïntimeerde] er niet in is geslaagd het door Wise Car geleverde bewijs te ontzenuwen. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.
2.3.
De getuige [B] (verder ook: [B] ) verklaart dit werk al vijf jaar en vijf dagen per week te doen. Het aantal klanten aan de balie varieert van tien tot twintig op een dag. [B] werkt vanuit haar ervaring en routine en volgt de regels van Sixt. Wat zij verklaart is haar gebruikelijke handelwijze wanneer iemand een auto komt huren en haar blijkt dat geen verzekering tegen diefstal of schade is gesloten. Aldus beschouwd komt de verklaring van [B] erop neer, samengevat, dat zij altijd als zij – bij het invoeren van rijbewijs- en creditcardgegevens in het systeem – ziet dat de klant geen verzekering tegen diefstal of schade heeft, die klant vraagt of hij een dergelijke verzekering wil sluiten. Als dat niet het geval is, geeft zij de klant te kennen dat dan duizend dollar op de creditcard moet worden gereserveerd en die klant in zijn geheel verantwoordelijk is voor schade en diefstal. [B] laat de klant dan het ‘
Customer decline insurance form’ tekenen [vgl. het tussenarrest, 2 (d)]. Dit formulier ligt echter niet van te voren klaar en [B] gaat dat pas halen, als de klant geen verzekering tegen diefstal en schade heeft gesloten en dat ook niet wil. Voorts verklaart [B] dat zij de huurovereenkomst pas invult en uitprint als verder alles geregeld is en dat zij dan bijvoorbeeld het kruisje invult bij ‘
declines theft protection’. Er ligt dus, zo verklaart zij, geen huurovereenkomst klaar voor de klant waarop dergelijke kruisjes al zijn ingevuld. Volgens [B] is de verklaring van [geïntimeerde] dat zij niet tegen hem heeft gezegd dat de auto niet was verzekerd en dat hij haar niet heeft gezegd dat hij niet was geïnteresseerd in extra dekking onjuist, omdat zij [geïntimeerde] door hem voormeld formulier te laten tekenen heeft laten verklaren dat hij afziet van de desbetreffende verzekering en hij dat formulier ook heeft ondertekend.
2.4.
Het hof acht de zojuist weergegeven verklaring van de getuige [B] consistent en geloofwaardig. In dit verband wijst het hof erop dat [B] tevens heeft verklaard dat zij commissie krijgt over elke verzekering die zij aan de balie aan een klant verkoopt, dat dit bij de uitvoering van haar werk geen rol speelt omdat het gewoon bij haar werk hoort om bij de klant te informeren of hij een verzekering wil, maar dat het natuurlijk wel fijn is dat zij commissie krijgt als zij een verzekering verkoopt. Aan dit oordeel over de getuigenverklaring doet niet af dat [B] zich wellicht op een enkel punt vergist, bijvoorbeeld mogelijk met betrekking tot de vraag of [geïntimeerde] haar heeft gezegd dat hij al een verzekering via zijn creditcard had. Waar het om gaat is dat het volgens de getuigenverklaring van [B] gebruikelijk is dat zij een klant die bij het boeken (nog) geen verzekering tegen diefstal en schade heeft gesloten, wijst op de mogelijkheid dat (alsnog) te doen en hem, als hij dat niet wil, meedeelt dat hij dan zelf geheel aansprakelijk is voor schade of diefstal. Anders dan [geïntimeerde] in zijn memorie na getuigenverhoor meent, impliceert de omstandigheid dat [B] zich [geïntimeerde] slechts vaag herinnert niet dat zij niet uit eigen wetenschap heeft kunnen verklaren. Zij verklaart immers over haar gebruikelijke handelwijze in een geval als het onderhavige, waarin tevoren geen verzekering tegen diefstal en schade is gesloten. Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen, wat [geïntimeerde] in genoemde memorie eveneens suggereert, dat de dag dat [geïntimeerde] en [A] de auto bij Wise Car afhaalden druk was waardoor, kort gezegd, onvoldoende concrete aandacht aan [geïntimeerde] is besteed. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de onderhavige gebeurtenissen zich afspeelden in de coronatijd, waarin – naar algemeen bekend is – veel minder werd gevlogen dan normaal.
2.5.
Anders oordeelt het hof over de getuigenverklaring van [geïntimeerde] . Om te beginnen acht het hof het ongeloofwaardig dat [geïntimeerde] , zoals hij als getuige heeft verklaard, in september 2020 bij de digitale boeking heeft gekozen voor een allrisk verzekering, voor alle huurdagen. Als dit werkelijk het geval was geweest, zou er dus een fout in het systeem zijn geweest waardoor die keuze niet is gehonoreerd. Daaromtrent heeft [geïntimeerde] echter niets gesteld noch is daarvan gebleken. [geïntimeerde] hééft dus bij de boeking geen allriskverzekering gesloten. Evenmin heeft [geïntimeerde] toen in redelijkheid kunnen menen een allrisk verzekering te hebben gesloten. Daarvan blijkt immers niet uit de ‘
Reservation Confirmation’ van 3 september 2020: op dat stuk is van een dergelijke verzekering geen melding gemaakt noch enig bedrag voor die verzekering in rekening gebracht, zulks terwijl de huurprijzen op sites van autoverhuurders – naar algemeen bekend is – plegen te worden vermeld zonder de kosten van niet standaard gesloten verzekeringen. [geïntimeerde] kon dus uit het hem bij de ‘
Reservation confirmation’ in rekening gebrachte bedrag, dat door hem toen ook is betaald, afleiden dat hij geen allrisk verzekering had gesloten. Dat [geïntimeerde] , zoals hij heeft verklaard, meende dat de vermelding ‘
Third party insurance’ betekende dat een verzekering (kennelijk de allrisk verzekering) bij een derde partij was gesloten, vindt het hof in het licht van het voorgaande evenmin geloofwaardig, terwijl dan toch bovendien zou zijn vermeld bij wie de verzekering was ondergebracht. In dit verband wijst het hof er nog op dat de door [geïntimeerde] overgelegde huurovereenkomst uit oktober 2019, die hij ook via Sixt heeft gesloten, (wel) melding maakt van de desbetreffende verzekering en de daarmee gemoeide premie. Verder acht het hof het ongeloofwaardig dat [geïntimeerde] aan de balie van Wise Car het ‘
Customer declines insurance form’ heeft ondertekend zonder dat hetzij [B] hem heeft verteld waarom hij dat formulier moest ondertekenen hetzij [geïntimeerde] daarnaar heeft gevraagd aan [B] noch dat formulier heeft gelezen voordat hij het ondertekende. [geïntimeerde] verklaart overigens enerzijds dat [B] het met hem niet heeft gehad over de verzekering van de auto, maar anderzijds dat hij dat stuk ‘moest’ ondertekenen ten behoeve van de verzekering. Ten slotte is van belang dat [geïntimeerde] heeft verklaard niet te weten of [B] hem heeft gezegd dat hij zelf geheel verantwoordelijk zou zijn voor (onder meer) diefstal van de huurauto, als hij geen dekking/verzekering zou nemen.
2.6
Gezien al het voorgaande acht het hof de getuigenverklaring van [geïntimeerde] niet geloofwaardig. De getuigenverklaring van [A] acht het hof van geen althans onvoldoende belang in het kader van de bewijsopdracht en overigens op na te melden onderdelen niet voldoende geloofwaardig. Zo heeft deze getuige enerzijds verklaard niet betrokken te zijn geweest bij het reserveren van de auto door [geïntimeerde] en het met hem niet over verzekeringen te hebben gehad, maar anderzijds dat zij en [geïntimeerde] er tot het gesprek met [C] op de dag na de diefstal van zijn uitgegaan dat de auto (via de creditcard van [geïntimeerde] ) tegen diefstal verzekerd was. Verder wordt haar verklaring dat [B] heeft gezegd dat er een verzekering was via de creditcard niet ondersteund door de verklaring van [B] en ook niet door die van [geïntimeerde] , die immers heeft verklaard dat er niet is gesproken over een verzekering van de auto.
2.7.
Omdat aldus is komen vast te staan dat Wise Car heeft voldaan aan haar verplichting [geïntimeerde] te waarschuwen dat er geen diefstalverzekering was gesloten en dat Weiman desondanks bewust van enige diefstalverzekering heeft afgezien, is de conclusie dat de diefstal in de zin van artikel 6:75 van het Burgerlijk Wetboek voor rekening van [geïntimeerde] komt. Dit betekent dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die Wise Car heeft geleden als gevolg van het feit dat hij niet heeft voldaan aan zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting om de auto bij het einde van de huur aan Wise Car terug te geven. De grieven 2 en 3 zijn daarom in zoverre gegrond.
2.8.
Gezien het voorgaande mist de in eerste aanleg door [geïntimeerde] geponeerde stelling dat Wise Car zich onrechtmatig jegens hem heeft gedragen (door hem onjuist voor te lichten) en aldus jegens hem schadeplichtig is, feitelijke grondslag: Wise Car heeft [geïntimeerde] niet onjuist voorgelicht. Het door [geïntimeerde] gedane beroep op verrekening van de vordering van Wise Car met zijn schadevordering op Wise Car wegens onrechtmatige daad wordt daarom verworpen.
2.9.
Om dezelfde reden wordt ook het door [geïntimeerde] in eerste aanleg gedane beroep op dwaling verworpen. Overigens heeft [geïntimeerde] onvoldoende toegelicht op grond van welke uitlatingen van Wise Car hij ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst (ten onrechte) meende de auto tegen (onder meer) diefstal te hebben verzekerd.
2.10.
[geïntimeerde] heeft niet betwist dat de schade van Wise Car als gevolg van het door hem niet teruggeven van de gehuurde auto per saldo (dat wil zeggen: rekening houdend met het door hem via zijn creditcard betaalde bedrag van $ 1.000,00) het door Wise Car in dit geding gevorderde bedrag van € 11.625,00 beloopt. Het hof zal [geïntimeerde] dan ook – onder vernietiging van het bestreden vonnis – op de onder 2.7. vermelde primaire grondslag tot de betaling van dit bedrag veroordelen. Grief 3 slaagt daarom ook op dit punt.
2.11.
Bij deze stand van zaken behoeft grief 4 die betrekking heeft op de subsidiaire grondslag van de vordering van Wise Car, de vaststellingsovereenkomst, geen behandeling.
2.12.
Grief 5 is gericht tegen de afwijzing door de kantonrechter van de door Wise Car gevorderde rente en incassokosten. Vanwege het slagen van de grieven 2 en 3 en de omstandigheid dat [geïntimeerde] op dit punt niet specifiek verweer heeft gevoerd, is ook deze grief gegrond. Het hof zal daarom het gehele door Wise Car gevorderde bedrag van € 12.500,00 wegens schade, (kennelijk:) wettelijke rente tot de inleidende dagvaarding en incassokosten alsnog toewijzen, evenals de vanaf de dag van de inleidende dagvaarding verschenen wettelijke rente.
2.13.
Uit al het voorgaande volgt tevens dat de kantonrechter de reconventionele vordering van [geïntimeerde] tot terugbetaling van (het equivalent in euro’s van) het via zijn creditcard aan Wise Car betaalde bedrag van $ 1.000,00 ten onrechte heeft toegewezen. Grief 6, die daartegen opkomt, slaagt dan ook. Weiman zal tot terugbetaling van het desbetreffende bedrag van € 832,36 worden veroordeeld.
2.14.
Als de in beide instanties in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de kosten van zowel de eerste aanleg (conventie en reconventie) als het hoger beroep. Tevens zal hij worden veroordeeld tot terugbetaling van de hem door Wise Car uit hoofde van het bestreden vonnis betaalde proceskosten van € 746,00.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis (zowel in conventie als in reconventie) en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Wise Car van een bedrag van € 12.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, 31 december 2020, tot die van de voldoening;
wijst de in eerste aanleg toegewezen vordering van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Wise Car van het hem uit hoofde van het bestreden vonnis betaalde bedrag van € 1.578,36;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Wise Car gevallen en in conventie begroot op € 611,36 wegens verschotten en € 746,00 wegens salaris van de gemachtigde, en in reconventie op € 248,00 wegens salaris van de gemachtigde;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Wise Car gevallen en begroot op € 891,21 aan verschotten, € 3.642,00 wegens salaris van de advocaat en € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval van betekening van dit arrest, alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na dit arrest;
verklaart dit arrest ten aanzien van deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, R.J.M. Smit en T.S. Pieters en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.