ECLI:NL:GHAMS:2024:951

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
200.324.111/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadebegroting bij tekortkoming in overeenkomst tussen vervoerder en douaneagentschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Aero Express B.V. tegen G. Trust Trading Company B.V. over de begroting van schade als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van een vervoersovereenkomst. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Aero Express tekortgeschoten was door geen opdrachten meer te geven aan G. Trust, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 89.120 aan G. Trust. Aero Express betoogt in hoger beroep dat de schade lager moet worden vastgesteld, maar het hof oordeelt dat dit betoog niet slaagt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en stelt vast dat de berekening van de gemiste netto inkomsten door G. Trust voldoende onderbouwd is. Aero Express heeft geen concrete argumenten aangedragen die de hoogte van de schade kunnen betwisten. Het hof verwerpt ook de grieven van Aero Express die betrekking hebben op de berekening van de gemiste inkomsten en de relevantie van werkzaamheden voor een nieuwe opdrachtgever. De kosten van het geding in hoger beroep worden toegewezen aan Aero Express, die in het ongelijk wordt gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.324.111/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/324887 / HA ZA 22-104
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 april 2024
in de zaak van
AERO EXPRESS B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. M.B. Maanicus te Amsterdam,
tegen
G. TRUST TRADING COMPANY B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.J.H. Kesnich te Bergen, Noord-Holland.
Partijen worden hierna Aero Express en G. Trust genoemd.

1.De zaak in het kort

Aero Express en G. Trust hadden een overeenkomst op grond waarvan G. Trust voor Aero Express vrachten vervoerde binnen het douanegebied van Schiphol. De rechtbank heeft geoordeeld dat Aero Express is tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst door G. Trust op een gegeven moment geen opdrachten meer te geven. De rechtbank heeft de schade van G. Trust begroot op een bedrag van € 89.120 aan gemiste inkomsten en heeft Aero Express veroordeeld dit bedrag aan G. Trust te betalen. In hoger beroep betoogt Aero Express (uitsluitend) dat de schade van G. Trust op een lager bedrag moet worden vastgesteld. Dit betoog slaagt niet. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

2.Het geding in hoger beroep

Aero Express is bij dagvaarding van 1 februari 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 2 november 2022 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen G. Trust als eiseres en Aero Express als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven,
- memorie van antwoord, met productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.De feiten

3.1.
G. Trust is een onderneming die goederen en producten opslaat, vervoert en verhandelt.
3.2.
Aero Express is een onderneming die een douaneagentschap met transportdiensten uitvoert, documenten voor douanetransport voorbereidt en indient, en import en export van zendingen verwerkt.
3.3.
G. Trust en de rechtsvoorgangster van Aero Express (hierna ook: Aero Express) hebben op 30 januari 2020 een vervoersovereenkomst gesloten voor de duur van één jaar, waarbij Aero Express aan G. Trust opdracht heeft gegeven tot het vervoeren van vrachten binnen het douanegebied van Schiphol.
3.4.
In juni 2021 hebben G. Trust en Aero Express een opvolgende vervoersovereenkomst gesloten voor de duur van één jaar (hierna: de overeenkomst).
3.5.
G. Trust heeft het vervoer onder de overeenkomsten met Aero Express uitbesteed aan diverse vaste vervoerders, waaronder RMI.
3.6.
Op 15 november 2021 hebben Aero Express en RMI een vervoersovereenkomst gesloten en vanaf die datum heeft Aero Express geen opdrachten meer verleend aan G. Trust.

4.De eerste aanleg

4.1.
G. Trust heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Aero Express te veroordelen tot betaling van (i) een bedrag van € 95.000, te vermeerderen met wettelijke rente en (ii) de proceskosten met nakosten en wettelijke rente.
4.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van G. Trust grotendeels toegewezen. De rechtbank heeft – kort gezegd – overwogen dat Aero Express toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door de overeenkomst per 15 november 2021 te beëindigen door geen opdrachten meer te verstrekken aan G. Trust. De rechtbank heeft de schade van G. Trust begroot op een bedrag van € 89.120 aan gemiste inkomsten en Aero Express veroordeeld dit bedrag te betalen aan G. Trust.

5.De beoordeling

De vorderingen in hoger beroep
5.1.
Aero Express heeft in hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigt en alsnog de vordering tot schadevergoeding van G. Trust afwijst, althans de hoogte daarvan bepaalt op een lager bedrag dan de rechtbank heeft gedaan, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van G. Trust in de proceskosten in beide instanties, met wettelijke rente en nakosten.
5.2.
G. Trust heeft in hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Aero Express in de proceskosten in hoger beroep, met wettelijke rente.
5.3.
Aero Express heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. De grieven zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de hoogte van de schade die G. Trust heeft geleden. Tegen het oordeel dat Aero Express toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, zijn geen grieven gericht. Dit oordeel staat in hoger beroep dus niet ter discussie.
Geen belang bij grief I
5.4.
Met grief I betoogt Aero Express dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de werkzaamheden van G. Trust voor Aero Express 95% van de inkomsten van G. Trust waren. Deze grief slaagt niet omdat Aero Express bij de behandeling daarvan geen belang heeft. De rechtbank heeft deze overweging niet gebruikt bij het begroten van de schade die G. Trust heeft geleden. De rechtbank heeft de schade begroot aan de hand van de gemiddelde wekelijks gemiste netto inkomsten van G. Trust. Daarvoor is niet van belang hoeveel procent van de totale inkomsten van G. Trust afkomstig waren uit werkzaamheden voor Aero Express. De grief kan dus niet tot een andere beslissing in deze zaak leiden.
De berekening van het gemiddelde wekelijkse bedrag aan gemiste netto inkomsten is juist
5.5.
Met grief II komt Aero Express op tegen het oordeel van de rechtbank dat het gemiddelde wekelijkse bedrag aan gemiste netto inkomsten € 2.785 bedraagt. Dit oordeel is gebaseerd op een berekening van G. Trust. Volgens Aero Express is de berekening van G. Trust onvoldoende onderbouwd en gebaseerd op onjuiste gegevens. De grief treft geen doel. Het hof legt hierna uit waarom.
5.6.
G. Trust heeft haar schade onderbouwd met een overzicht afkomstig van haar boekhouder, waarin aan de hand van de omzet van Aero Express minus de inkopen ten behoeve van die omzet is berekend wat de gemiddelde brutomarge is per week over de jaren 2019 tot en met het derde kwartaal van 2021. Het hof is van oordeel dat deze berekening een voldoende onderbouwing is van de schade die G. Trust stelt te hebben geleden. Hieraan doet niet af dat boekhouder volgens Aero Express geen onafhankelijke partij is – hetgeen G. Trust overigens heeft weersproken – en het overzicht geen verklaring van juistheid bevat van een onafhankelijke accountant. Verder is niet van belang dat het overzicht geen berekeningen of cijfers bevat waarop de totaalbedragen van de omzet en de inkopen zijn gebaseerd. Bovendien heeft Aero Express niet voldoende concreet betwist dat de berekende brutomarge per week juist is. Dat had wel van haar mogen worden verwacht. Aero Express beschikt namelijk zelf over de omzetcijfers en kan zich een oordeel vormen over de daarmee samenhangende inkoopkosten van het inschakelen van RMI, aangezien zij sinds november 2021 rechtstreeks facturen heeft gekregen van RMI.
5.7.
Daarnaast heeft Aero Express aangevoerd dat de berekening van het gemiddelde weekbedrag is gebaseerd op onjuiste gegevens. Volgens Aero Express was het uurtarief voor de werkzaamheden in het weekend en op feestdagen in de periode van 2019 tot en met juni 2021 € 7 hoger dan in de periode daarna. Bij de berekening van de omzet is G. Trust dus uitgegaan van een te hoge prijs. Daarnaast is de omzet over 2019 tot en met juni 2021 niet representatief voor de vaststelling van de gemiste netto inkomsten over de periode november 2021 tot en met juni 2022, aldus Aero Express. Het hof volgt Aero Express hierin niet. De schade veroorzaakt door het tekortschieten van Aero Express moet worden bepaald door een vergelijking te maken tussen de situatie mét het tekortschieten en de (hypothetische) situatie zoals die zonder het tekortschieten waarschijnlijk zou zijn geweest. Het hof is van oordeel dat voor het begroten van de schade in dit geval aansluiting kan worden gezocht bij de gemiddelde wekelijkse omzet over de periode van 2019 tot en met het derde kwartaal van 2021. Over een dergelijke langere periode is het gemiddelde meer representatief, omdat dan rekening wordt gehouden met mogelijke wisselingen in het volume gedurende de verschillende maanden van het jaar. Het begroten van de schade aan de hand van de gemiddelde omzet over bijna drie jaar is dus nauwkeuriger dan wanneer wordt uitgegaan van de gemiddelde omzet over de laatste drie maanden waarin de overeenkomst is nagekomen. Daaraan doet niet af dat het uurtarief voor de werkzaamheden iets lager ligt in de laatste drie maanden waarin de overeenkomst is nagekomen; dit aspect legt althans bij de begroting te weinig gewicht in de schaal. Daarbij komt dat Aero Express niet concreet heeft gemaakt van welk bedrag aan gemiste inkomsten dan wél zou moeten worden uitgegaan, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Zij had het bedrag aan gemiste inkomsten namelijk zelf kunnen berekenen aan de hand van de omzet die zij in de periode van 15 november 2021 tot en met juni 2022 aan RMI heeft gegund en de in de overeenkomst gehanteerde uurtarieven.
5.8.
Verder heeft Aero Express zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte de bruto marge van de omzet heeft gehanteerd voor het bepalen van de gemiste netto inkomsten. Volgens Aero Express moeten aanvullende kosten van de bruto marge worden afgehaald en is het aannemelijk dat G. Trust bepaalde kosten niet heeft gemaakt als gevolg van het uitblijven van werkzaamheden voor Aero Express. Het hof is van oordeel dat Aero Express haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Aero Express heeft namelijk niet voldoende concreet gemaakt welke kosten(besparingen) zij op het oog heeft. Bovendien ligt niet voor de hand dat G. Trust kosten heeft bespaard, omdat kosten als arbeidskosten van de chauffeurs, brandstof van de vrachtauto's en het onderhoud / de afschrijving van de vrachtauto's zijn verdisconteerd in de (inkoop)kosten van RMI of andere vervoerders die G. Trust voor de uitvoering van de opdracht inschakelde. Zonder nadere toelichting van Aero Express valt niet in te zien welke andere kosten G. Trust zou hebben bespaard.
De werkzaamheden voor een nieuwe opdrachtgever zijn niet relevant
5.9.
Grief III is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat G. Trust 32 weken aan inkomsten heeft gemist. Volgens Aero Express heeft G. Trust maximaal 22 weken aan inkomsten gemist omdat G. Trust toen een nieuwe opdrachtgever had gevonden. Hiermee moet bij de begroting van de schade rekening worden gehouden, aldus Aero Express. Deze grief heeft geen succes.
5.10.
Aero Express heeft gesteld dat de facturen voor de werkzaamheden voor de nieuwe opdrachtgever niet zijn verstuurd door G. Trust, maar door ondernemingen die aan G. Trust zijn gelieerd. De werkzaamheden hebben dus geen inkomsten voor G. Trust opgeleverd. Er is dan ook geen aanleiding daarmee rekening te houden bij de begroting van de schade die G. Trust heeft geleden. Voor zover het betoog van Aero Express zo moet worden begrepen dat G. Trust werkzaamheden voor een nieuwe opdrachtgever heeft uitgevoerd met materieel dat anders voor uitvoering van de opdracht van Aero Express zou zijn gebruikt – en dus niet met de vier nieuw aangeschafte trekker-oplegger combinaties, zoals G. Trust heeft aangevoerd – ontbreekt enige concrete onderbouwing van die stelling, zodat het hof deze als onvoldoende onderbouwd passeert.
Het hof verwerpt het bewijsaanbod van Aero Express
5.11.
Het hof verwerpt het bewijsaanbod van Aero Express, omdat zij geen concrete feiten of omstandigheden te bewijzen heeft aangeboden die tot een andere beslissing kunnen leiden.
Slotsom
5.12.
De grieven treffen geen doel. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. Omdat Aero Express ongelijk krijgt, zal het hof haar veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht
2.135
- salaris advocaat
2.213
(1 punt × tarief IV)
Totaal
4.348

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
6.2.
veroordeelt Aero Express in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op vandaag aan de kant van G. Trust vastgesteld op € 4.348, te vermeerderen met de wettelijke rente als niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.C.H. Broesterhuizen, S.C.H. Molin en Y. Steeg-Tijms en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.