ECLI:NL:GHAMS:2024:90

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.308.110/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een vrijwaringsovereenkomst in het kader van interne bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak gaat het om de uitleg van een vrijwaringsovereenkomst die is afgesloten tussen [appellant] en de vennootschappen Financial Performance Holdings B.V. (FPH) en Yukos Capital Limited. [appellant] was bestuurder van FPH c.s. en heeft in het verleden een vrijwaring ontvangen voor bestuurdersaansprakelijkheid. De centrale vraag is of deze vrijwaring ook geldt voor interne bestuurdersaansprakelijkheid, dat wil zeggen de aansprakelijkheid van [appellant] jegens FPH c.s. zelf. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep is gegaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellant] was betrokken bij de Yukos-groep en heeft in 2006 een vrijwaringsovereenkomst ondertekend. Deze overeenkomst is in 2011 opnieuw vastgelegd. De vrijwaring is bedoeld om [appellant] te beschermen tegen aansprakelijkheid die voortvloeit uit zijn rol als bestuurder. In hoger beroep heeft [appellant] drie grieven ingediend en zijn eis vermeerderd, waarbij hij onder andere betaling van schadevergoeding vorderde.

Het hof heeft geoordeeld dat de vrijwaring niet van toepassing is op handelen dat als frauduleus kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de kosten en claims die voortvloeien uit dergelijk handelen niet onder de vrijwaring vallen. Het hof heeft de grieven van [appellant] afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tevens is [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.308.110/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/1684878 / HA ZA20-576
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 januari 2024
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] , Verenigde Staten van Amerika,
appellant,
advocaat: mr. H. Reitsma te Amsterdam
tegen
FINANCIAL PERFORMANCE HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
en
YUKOS CAPITAL LIMITED,
rechtsopvolgster onder algemene titel van Yukos Hydrocarbons Investments Limited, die rechtsopvolgster onder algemene titel was van Fair Oaks Trade & Invest Limited,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
geïntimeerden,
advocaat: mr. T.L. Claassens te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] , FPH en Yukos Capital genoemd. FPH en Yukos Capital worden samen FPH c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellant] is bestuurder geweest van FPH c.s. In die periode hebben FPH c.s. een voorziening in het leven geroepen om bepaalde medewerkers, waaronder [appellant] , te vrijwaren voor allerlei vormen van bestuurdersaansprakelijkheid. De vraag is hoe deze vrijwaring moet worden uitgelegd, met name bij interne bestuurdersaansprakelijkheid.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 4 maart 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van
29 december 2021 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident en FPH c.s. als gedaagden in de hoofdzaak/eiseressen in het incident.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met vermeerdering van eis, met producties 25-31
- memorie van antwoord, met producties 51-60
- akte ‘uitlating producties’ van [appellant]
- akte ‘houdende vermeerdering van eis’ van FPH c.s., met producties 61-64
- antwoordakte van [appellant] , met producties 32-38
- akte ‘houdende nadere specificatie proceskosten tevens houdende aanvullende producties’ van FPH c.s., met producties 65-68
- akte ‘houdende nadere specificatie proceskosten’ van FPH c.s., met productie 69
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 26 september 2023 laten toelichten, [appellant] door mr. Reitsma en door mr. L. Eleveld, advocaat te Amsterdam, en FPH c.s. door mr. Claassens en door mr. E. Slabbers, advocaat te Amsterdam, allen aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

De rechtbank heeft in onderdeel 2 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[appellant] is in 2003 [functie] geworden van van OAO Yukos Oil Company (hierna: Yukos Oil), gevestigd te Moskou (Russische Federatie) . In die tijd namen de Russische belastingautoriteiten maatregelen tegen Yukos Oil en daaraan gelieerde entiteiten, hierna gezamenlijk aangeduid als de Yukos-groep of het Yukos-concern.
3.2.
In 2005 heeft Yukos Oil haar buitenlandse (directe en indirecte) dochtermaatschappijen en deelnemingen ondergebracht in structuren buiten de Russische Federatie om haar bezittingen zo veel mogelijk buiten bereik van de Russische autoriteiten te houden. Deze structuren worden in de processtukken aangeduid als de Armeense Tak respectievelijk de Nederlandse Tak. In de Armeense Tak heeft Stichting Administratiekantoor Financial Performance Holdings (hierna: StAK FPH) een centrale plaats, in de Nederlandse tak geldt hetzelfde voor Stichting Administratiekantoor Yukos International (hierna: StAK Yukos International).
3.3.
In 2006 is [appellant] secretaris geworden van StAK FPH en StAK Yukos International. [appellant] is in de loop der jaren ook benoemd tot bestuurder van enkele entiteiten in de Armeense Tak en de Nederlandse Tak.
3.4.
In 2006 is Yukos Oil door een Russische rechtbank failliet verklaard.
De Russische curator heeft enkele buitenlandse dochtermaatschappijen en deelnemingen van Yukos Oil verkocht aan OAO Rosneft Oil Company (hierna: Rosneft) en OOO Promneftstroy (hierna: Promneftstroy). Hieronder vielen onder andere de vennootschappen Wincanton Holding B.V. (hierna: Wincanton) en Yukos CIS Investment Ltd. (hierna: Yukos CIS). [appellant] en andere bestuurders van deze entiteiten, waaronder [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ), zijn ontslagen als bestuurder.
3.5.
Bij brief van 20 mei 2008 heeft FPH aan [appellant] onder meer meegedeeld:
‘On behalf of Financial Performance Holdings B.V. (“Financial”), please be informed as follows. The following relates to your position of director of both Hydrocarbons and Fair Oaks (both as defined hereinafter), being companies within the group of legal entities of which Stichting Administratiekantoor Financial Performance Holdings (the “Foundation”) is the ultimate shareholder (this group of legal entities: the “Group”).
In such position(s), you run a risk of being held personally liable for actions in relation to your duties of management. The same applies for other corporate officers within the Group (such officers, including yourself: “Group Officers”). Considering the events that have taken place in Russia in relation to Yukos and the claims that have been brought forward in that respect, such risk is even greater than would normally be the case.
Under normal circumstances, these risks would be insured by taking out a (global) D&O liability insurance policy for the Group Officers. However, as it has become apparent, the aforementioned events in Russia have caused such an insurance policy to be either unattainable or prohibitively expensive.
The board of the Foundation (the “Foundation Board”) is of the opinion that coverage for the aforementioned liability risks must be provided in some way or form. The main reason for this is that the Foundation Board feels that, failing adequate coverage being provided, a number of Group Officers shall ultimately have no other option than to resign from their respective positions. Moreover, the Foundation Board feels that lack of an adequate insurance or coverage system will greatly impede the Group’s ability to attract and retain competent corporate officers.
It has therefore been suggested to set up a trust within (or by) the Group, to provide coverage for the aforementioned risks. Further, it has been proposed that a structure of (cross-)indemnities is created, whereby Financial Performance Holdings grants an indemnity to all Group Officers and whereby each entity within the Group (save for the Foundation) grants a similar indemnity to the Group Officers – insofar as possible under the applicable jurisdiction(s). The trust that is to be set up would serve as collateral, thus providing a workable system for creating coverage for the aforementioned liability risks.
On 18 March 2008, the Foundation Board has resolved to create the aforementioned trust and (cross-)indemnity structure and approved of the implementation thereof by Financial. In view thereof, Financial intends to grant you an indemnification under the terms and conditions as described below.
(…)
2 INDEMNIFICATION
2.1.
Financial hereby indemnifies and undertakes to hold harmless the Indemnitee from and against (a) any and all liabilities imposed on him, including judgments, fines and penalties, (b) any and all expenses, including costs and attorney’s fees, reasonably incurred or paid by him, and (c) any and all amounts paid in settlement by him, in connection with any claim, action, suit or other proceeding, whether instituted by a Group Company, the Indemnitee or any third party, in which he becomes involved as a party or otherwise by virtue of him having been a director (‘bestuurder’) of Financial and/or another Group Company and his actions and omissions in that position, prior to and/or after the date of this Letter. For the avoidance of doubt: the foregoing shall apply equally if the Indemnitee becomes involved in any claim, action, suit or other proceeding as an affected party (‘belanghebbende’) by his own account, and such involvement can reasonably be expected to be considered in the Indemnitee’s best interest.’
3.6.
[appellant] heeft op 25 januari 2011 een document ondertekend met het opschrift ‘Deed of Restatement and Amendment to Indemnification Agreements and Indemnity Letters’ (hierna: de vrijwaringsovereenkomst). Deze overeenkomst luidt onder meer:
‘THE UNDERSIGNED:
1. Financial Performance Holdings B.V. (…) (‘FPH’);
2 Yukos Hydrocarbons Investments Limited (…) (‘Hydrocarbons’);
3 Fair Oaks Trade & Invest Limited (…) (‘Fair Oaks’);
and
4. each of (…) Daniel [appellant] (…) (each individually an ‘Indemnitee’ and together the ‘Indemnitees’);
FPH, Hydrocarbons and Fair Oaks to be referred to as an ‘Indemnifying Party’, together the ‘Indemnifying Parties’;
each of them a ‘Party’.
WHEREAS:
A. the Indemnitees hold management positions within the group of companies and legal entities of which the Indemnifying Parties form a part (the ‘Group’), or provide services to such companies or legal entities;
B. the Indemnitees run a risk of personal liability in relation to such position or services provided, and the Group has arranged for the Indemnitees to be provided with coverage against the risk of personal liability in relation to the normal exercise of their duties, as well as other costs that they may incur in relation to (legal) proceedings regarding the Group, such as to ensure that the Group is and will remain to be properly governed, as well as to be able to attract and maintain qualified directors for the management of the Group;
C. for the same purpose, a structure of cross-indemnities within the Group was set up, whereby each of the Indemnifying Parties (insofar as and to the fullest extent allowed under the jurisdiction applicable to it) granted an indemnity to each of the Indemnitees, such Indemnities granted to the Indemnitees each an ‘Indemnity’ and together the ‘Indemnities’;
D. for the purpose of financially supporting the structure of cross-indemnities, a trust was created, which serves as a fund from which compensation can be provided to – inter alia - the Indemnitees in relation to expenses or claims they may face from the normal exercise of their duties;
E. the clauses of the Indemnity agreements and/or Indemnity letters entered into or issued by the Indemnifying Parties do not clearly stipulate whether the Indemnitees are also indemnified and held harmless from and against any and all costs or expenses incurred or paid by the Indemnitees as a result of seeking advice or preparatory advice in anticipation of a potential or actual (i) claim, (ii) action, (iii) suit or (iv) other proceedings, whereas such was implicitly understood between the Parties;
F. the Parties wish to make explicit that the Indemnities do extend to any costs in relation to such advice as mentioned under E., and for that purpose wish to rephrase the Indemnities and, insofar as applicable and required, extend the Indemnities in order to cover such costs and expenses for advice or preparatory advice and wish to lay down their agreement in this deed of restatement and amendment.
HAVE AGREED AS FOLLOWS:
1. INDEMNITIES
1.1.
Each of the Indemnifying Parties hereby agrees to rephrase and, insofar as applicable and required, extend the Indemnity or Indemnities granted by it, in accordance with clauses 1.2 et seq. of this deed of restatement and amendment. Each of the Indemnitees shall co-sign this deed of restatement and amendment for confirmation of approval of such amendment or the Indemnities granted.
1.2.
Each of the Indemnifying Parties hereby indemnifies the Indemnitees and undertakes to hold each of them harmless from and against (a) any and all expenses, including costs for advice or preparatory advice and attorney’s fees, reasonable incurred or paid by them, (b) any and all liabilities imposed on them, including judgments, fines and penalties, and (c) any and all amounts paid in settlement by them, in anticipation of and/or in connection with any potential or actual (i) claim, (ii) action, (iii) suit or (iv) other proceedings, whether instituted by an entity forming part of the Group, an Indemnitee or any third party, in which (any of) the Indemnities become(s) involved as a party or otherwise by virtue of (any of) them having been a director (‘bestuurder’) of FPH and/or another Group Entity and any actions and omissions in that position, prior to and/or after the date of this Agreement. For the avoidance of doubt: the foregoing shall apply equally if an Indemnitee acts in anticipation of and/or becomes involved in any potential or actual (i) claim, (ii) action (iii) suit or (iv) other proceedings as an affected party (‘belanghebbende’) by his own account, and such involvement can reasonably be expected to be considered in the Indemnitee’s best interest.
1.3.
An Indemnitee has no right to be indemnified against any liability or costs in any matter if (and to the extent that) a Netherlands court has irrevocably ruled that any damages or costs are attributable to intentional acts or omissions and/or recklessness (‘opzet of bewuste roekeloosheid’) on the part of such Indemnitee, and such court decision is not subject to appeal.
1.4.
The right to indemnification herein provided (i) may be insured against by policies maintained by any of the Indemnifying Parties or otherwise secured by them, (ii) shall not be affected by any other rights to which an Indemnitee may now or hereafter be entitled, (iii) shall not affect any other rights to which the Indemnities may now or hereafter be entitled, (iv) shall continue after an Indemnitee has ceased to be a director of the Group or provide services to the Group, and (v) shall also inure to the benefit of the heirs, executors, administrators or successors of the Indemnitee.
1.5.
The Indemnifying Parties shall not indemnify an Indemnitee for any liability or costs if and to the extent that these are actually reimbursed or paid to such Indemnitee by any other party.
1.6.
Except as provided in Clause 1.7, any payment to be made by an Indemnifying Party to an Indemnitee under this Clause 1 shall be made within 7 days of submission by the Indemnitee of an itemised list thereof with written evidence, if reasonably possible.
1.7.
Any and all costs (‘
de volledige kosten’) incurred by an Indemnitee in anticipation of and/or in connection with advice or preparatory advice regarding a potential or actual (i) claim, (ii) action, (iii) suit or (iv) other proceedings and/or advice regarding the preparation and presentation of a defence in an action or proceedings of any nature whatsoever, including any and all costs (‘
de volledige kosten’) incurred by an Indemnitee in connection with advice or preparatory advice regarding a potential or actual (i) claim, (ii) action, (iii) suit or (iv) other proceedings and/or advice on the proceedings in respect of the establishment of an Indemnifying Party’s obligation to Indemnify, shall be paid by such Indemnifying Party, in advance once incurred by the Indemnitee, within 10 days of the submission of a statement by the Indemnitee requesting such advance payment or advance payments from time to time and reasonably describing the costs incurred, where possible with written evidence such as invoices. Each of the Indemnitees hereby undertakes to repay any advance payments if it is irrevocably established by a Netherlands court that he is not entitled to indemnification under this Clause 1.
1.8.
Each of the Indemnitees shall promptly notify the Indemnifying Parties in writing of any actual or threatened legal proceedings initiated by or against him which might result in any liability or costs to be indemnified under this Clause 1.
2 PURPOSE OF THE TRUST
2.1.
The Indemnities shall be read and interpreted so as to stipulate that the purpose for which the trust (as mentioned in recital D hereof) was formed is to provide compensation to – inter alia – the Indemnitees in relation to expenses or claims they may face from the normal exercise of their duties.
3 MISCELLANEOUS
3.1.
This deed of restatement and amendment constitutes the full understanding of the Parties and the complete and exclusive statements of the terms and conditions of the Parties’ agreements relating to the subject matter hereof. With respect to each of the Indemnities, the amendment thereof – insofar as applicable and required – as laid down in this deed shall be considered to have taken effect as from the date at which the relevant Indemnity was granted to an Indemnitee.
(…)
4 GOVERNING LAW; JURISDICTION
4.1.
This deed of restatement and amendment shall be governed by, and construed in accordance with, the laws of the Netherlands.
4.2.
All disputes arising in connection with this deed of restatement and amendment shall in first instance be exclusively submitted to the competent court in Amsterdam, the Netherlands.’
3.7.
Op 20 juli 2010 hebben Wincanton en Yukos CIS bij de rechtbank Amsterdam een geding aanhangig gemaakt tegen onder andere StAK FPH, FPH, [naam 1] , [appellant] , [naam 2] en [naam 3] .
3.8.
Op 31 januari 2012 hebben onder andere StAK FPH, FPH, [naam 1] en [appellant] bij de rechtbank Amsterdam een geding aanhangig gemaakt tegen Rosneft, Yukos CIS, Wincanton en hun bestuurders [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en [naam 5] (hierna: [naam 5] ).
3.9.
In oktober 2014 heeft [appellant] de Yukos-groep verlaten.
3.10.
In of omstreeks maart 2015 hebben de partijen, met uitzondering van [appellant] , in elk van de twee Amsterdamse procedures, een schikking bereikt. Zij hebben daarna doorhaling van de procedures op de rol aangekondigd. [appellant] , die tot dan toe was bijgestaan door dezelfde advocaat als zijn medepartijen, heeft vervolgens rechtsbijstand gekregen van mr. Reitsma.
3.11.
Bij brief van 20 mei 2015 heeft [appellant] onder verwijzing naar de hiervoor genoemde Amsterdamse procedures aan Rosneft, Wincanton, Yukos CIS, [naam 4] en [naam 5] onder meer meegedeeld:
‘I have been made aware that all the (other) parties in the 2010 and 2012 Proceedings have agreed to mutually release each other and to terminate those Proceedings.
I hereby grant you, subject to you granting me, by countersigning this letter, a general release of any and all claims, counter-claims, cross-claims, demands, rights of set-off, causes of action, judgments, liens, indebtedness, damages, losses, liabilities, disputes, complaints and accusations and/or proceedings of any nature whatsoever, whether judicial or non-judicial, whether arising under Dutch law or the law of any other state, nation, or other jurisdiction, whether contractual, tortious (including fraud or any form of dishonesty), statutory, regulatory, administrative of otherwise, including in all cases any right or consequential right derived or potentially deriving therefrom, wheresoever and howsoever arising, whether known or unknown, whether actual or potential, whether suspected or unsuspected and whether already in existence on the date of this letter or which may arise after this date by reason of any matter, cause, event or thing whatsoever occurring or arising at any time on or before the date of this letter (the “Claims”).
Without limiting the generality of the foregoing, the released Claims include all Claims asserted by me against you and vice versa in the 2010 and 2012 Proceedings.
I hereby confirm, subject to you doing the same, to terminate the Proceedings and to inform the court on this termination.
For the avoidance of doubt, the foregoing mutual release of all Claims shall not bar any party from taking any action required by law, regulation, order of a court of competent jurisdiction, or a duly authorized regulatory or criminal investigative body.
I hereby confirm to that I will, subject to you confirming to me that you will do the same by countersigning this letter, within three business days of receipt of copy hereof as countersigned by you terminate the Proceedings and instruct legal counsel to cancel (“royeren”) the Proceedings that are pending between us and you.
This release letter shall be governed by Dutch law and any dispute arising from it shall exclusively be submitted to the court in Amsterdam, the Netherlands.’
3.12.
Op 27 mei 2015 zijn de hiervoor genoemde Amsterdamse procedures op eenstemmig verzoek van alle partijen doorgehaald.
3.13.
Op 25 juni 2015 hebben onder andere FPH, Yukos Hydrocarbons Investments Limited, StAK Yukos International en StAK FPH bij de United States District Court Southern District of New York (hierna: SDNY) een geding aanhangig gemaakt tegen [appellant] .
Bij verdict van 20 maart 2019 heeft de jury [appellant] op twee punten schuldig verklaard aan
breach of fiduciary duty. Op 25 maart 2019 heeft de SDNY [appellant] op elk van deze twee punten veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van US $ 1,00.
Op 8 oktober 2020 is de beslissing van de SDNY in hoger beroep inhoudelijk bekrachtigd.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg in de hoofdzaak gevorderd, kort gezegd, dat FPH c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 16.994,40 en US $ 813,107.91, met rente en kosten.
4.2.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen,
met diens veroordeling in de proceskosten.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en zijn oorspronkelijke eis vermeerderd. Hij heeft in hoger beroep geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en gevorderd:
‘I. FPH c.s. hoofdelijk - inhoudende dat voor hetgeen de één betaalt, de andere
voor het betaalde gedeelte zal zijn gekweten - te veroordelen tot betaling van
€ 16.994,40 alsmede USD 1.411.111,88, te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf de datum dat de betaaltermijn van de betreffende facturen is
verstreken, althans vanaf de datum van de dagvaarding in eerste aanleg tot de
dag der voldoening, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
II. geïntimeerden hoofdelijk veroordeelt om al hetgeen appellant ter uitvoering
van het bestreden vonnis d.d. 29 december 2021 mocht hebben voldaan terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente van de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
III geïntimeerden veroordeelt in de kosten van het geding in beide instanties, de
kosten van € 1.010,00 voor de vertaling van de dagvaarding en de nakosten
daaronder te begrijpen, onder de bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen veertien dagen na de datum van het arrest zijn betaald, hierover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente verschuldigd is.’
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.2.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft en dat het Nederlandse recht van toepassing is op de vrijwaringsovereenkomst.
Deze oordelen zijn in hoger beroep niet bestreden en het hof heeft geen reden om ambtshalve tot een ander oordeel te komen.
De vrijwaring
5.3.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of de in 2011 overeengekomen vrijwaring ook betrekking heeft op zogenoemde interne aansprakelijkheid, namelijk de aansprakelijkheid van [appellant] als bestuurder van FPH c.s. jegens FPH c.s. Hierover gaan de grieven I en II. Deze vraag betreft de uitleg van de vrijwaringsovereenkomst.
Uitleg: maatstaf
5.4.
Bij de uitleg van de vrijwaringsovereenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de relevante bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij het toepassen van deze maatstaf komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen redelijkheid en billijkheid meebrengen. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook komt betekenis toe aan de context van de desbetreffende bepaling, de wijze van totstandkoming, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of andere uitleg, de aard van de overeenkomst, en de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst, waaronder de wijze waarop partijen aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven. Ook aan de omstandigheid dat in de vrijwaringsovereenkomst een zogenoemde
entire agreement clauseis opgenomen (in 3.1) kan gewicht toekomen, hoewel de bedoeling van partijen beslissend blijft.
Uitleg: vrijwaringsovereenkomst
5.5.
In dit verband is het volgende van belang. Aanvankelijk, tot in of rond augustus 2006, bestond voor functionarissen zoals [appellant] dekking tegen aansprakelijkheidsrisico’s op grond van een zogenoemde D&O-verzekering. Hoe de dekking van deze verzekering precies was omschreven en welke uitsluitingen golden, is niet (meer) bekend. Uit overgelegde documenten, waaronder verslagen van bestuursvergaderingen, blijkt dat de verzekering niet meer betaalbaar en adequaat werd, vanwege de situatie rond het Yukos-concern. De vrijwaring door FPH c.s. is in de plaats gekomen van de verzekering. Dat staat tussen partijen niet ter discussie.
5.6.
De vrijwaring die in 2008 aan [appellant] is gegeven en beschreven in een brief van 20 mei 2008, is in 2011 opnieuw vastgelegd in de vrijwaringsovereenkomst. De vrijwaring heeft volgens de bewoordingen van deze overeenkomst een ruim toepassingsbereik. Onderdeel van de vrijwaring is echter dat het moet gaan om de normale uitoefening van de verplichtingen als bestuurder. Dit volgt met name uit de volgende elementen van de vrijwaringsovereenkomst:
De considerans onder B:
‘to be provided with coverage against the risk of personal liability in relation to the normal exercise of their duties (…) such as to ensure that the Group is and will remain to be properly governed’,
en de considerans onder D:
‘in relation to expenses or claims they may face from the normal exercise of their duties’,
in samenhang met art. 1.2, waarin onder meer is opgenomen:
‘by virtue of (any of) them having been a director (‘
bestuurder’) of FPH and/or another Group Entity and any actions and omissions in that position’,
en art. 2.1, dat onder meer luidt:
‘to provide compensation to – inter alia – the Indemnitees in relation to expenses or claims they may face from the normal exercise of their duties’.
Dit sluit aan bij hetgeen is vermeld in de brief van 8 mei 2008 van FPH c.s. aan [appellant] , waarin over de vrijwaring onder meer is vermeld:
‘risk of being held personally liable for actions in relation to your duties of management’.
5.7.
Het ligt niet voor de hand dat onder het normaal uitoefenen van de verplichtingen als bestuurder ook handelen werd verstaan dat jegens FPH c.s. als ‘frauduleus’ kon worden aangemerkt. Frauduleus handelen is immers geen normale uitoefening van die verplichtingen en het is zonder toelichting, die ook [appellant] niet heeft gegeven, niet aan te nemen dat FPH c.s. beoogden hun medewerkers te vrijwaren voor dergelijk handelen. Evenmin is aan te nemen dat [appellant] dit redelijkerwijs anders heeft kunnen begrijpen. Toepassing van de zogenoemde contra-preferentemregel, die [appellant] noemt, brengt hierin dus geen verandering.
5.8.
Bovendien geldt voor de in aanmerking te nemen kosten dat het moet gaan om kosten
‘reasonably incurred or paid by them’, waarbij ‘them’ betrekking heeft op de gevrijwaarden, waaronder [appellant] (1.2 van de vrijwaringsovereenkomst).
SDNY-procedure
5.9.
De SDNY-procedure in de VS betrof de interne aansprakelijkheid van [appellant] jegens FPH c.s. Kort gezegd stelden FPH c.s. dat [appellant] tijdens de periode waarin hij bestuurder was, frauduleus had gehandeld. Zij hebben daartoe diverse verwijten geformuleerd.
In deze Amerikaanse procedure is vastgesteld, kort gezegd, dat [appellant] zijn '
fiduciary duty of loyalty' heeft geschonden ‘
by approving [naam 6] 's payment of a finders fee to Mr.
[naam 7] ’en ‘
by withdrawing$
500,000 out of the trust's bank account and
investing it in the UFG fund in his own name’. In zoverre is dus komen vast te staan dat de verwijten die FPH c.s. aan [appellant] maakten, gegrond waren.
5.10.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden geoordeeld dat dergelijk handelen verband houdt met de normale uitoefening van de verplichtingen die [appellant] had als bestuurder van FPH c.s. De omstandigheid dat de jury niet heeft vastgesteld dat sprake was van handelen ‘
disloyally in substantial respects in his performance of his services’ of met ‘
evil motive or intent’ of ‘
reckless or callous indifference’, maakt dit niet anders, daargelaten dat dit te maken kan hebben met de ernstig nadelige gevolgen die een dergelijke vaststelling voor [appellant] zou hebben gehad, zoals FPH c.s. uiteen hebben gezet.
5.11.
Uit het voorgaande volgt dat de SDNY-procedure betrekking had op handelen van [appellant] dat niet viel onder de normale uitoefening van zijn functie als bestuurder en dat dergelijk handelen daarin ook is komen vast te staan. Dat niet alle verwijten die FPH c.s. aan [appellant] maakten, in die procedure zijn komen vast te staan, doet hieraan niet af. Voor de kosten en claims in verband met handelen dat niet onder de normale uitoefening van de functie van bestuurder valt, voorziet de vrijwaringsovereenkomst niet in een vergoeding. De grieven 1 en 2 van [appellant] hebben dus geen succes.
De Amsterdamse procedures
5.12.
Grief III gaat over de kosten van [appellant] in de Amsterdamse procedures. De kosten hebben (volgens) [appellant] betrekking op rechtsbijstand in 2015, in de periode nadat zijn medepartijen met de wederpartijen tot een schikking waren gekomen. [appellant] heeft zich daarbij niet aangesloten, maar een andere advocaat benaderd, waarna de procedure nog enkele maanden heeft voortgeduurd. Vervolgens heeft ook hij ingestemd met een schikking.
5.13.
[appellant] heeft niet (voldoende) duidelijk gemaakt welk in rechte te respecteren belang hij had bij het onthouden van zijn instemming met de bereikte schikking en het voortzetten van de procedures. Dat hij niet bekend was en kon zijn met de inhoud van de schikking waarmee zijn medepartijen instemden, is niet geloofwaardig en onvoldoende onderbouwd. Ook hij werd immers tot het bereiken van de schikking vertegenwoordigd door de advocaat die ook andere partijen bij de schikking bijstond. De stelling dat hij de gevolgen van de schikking op voorhand niet kon overzien, is in geen enkel opzicht toegelicht. [appellant] heeft onder meer nagelaten om te vermelden welke onderdelen van de schikking voor hem onduidelijk of (aanvankelijk) onaanvaardbaar waren, of waarvan hij de gevolgen niet op voorhand kon overzien. Daar komt nog bij, ten overvloede, dat [appellant] niet of onvoldoende heeft weersproken dat hij in die periode met een van de wederpartijen (Rosneft) heeft onderhandeld over het sluiten van een overeenkomst waarbij hij als ‘consultant’ voor de Russische Federatie zou gaan werken, tegen betaling van US $ 5,000,000. Hetgeen FPH c.s. hierover stellen, wordt ondersteund door e-mails van 30 maart 2015, 20 mei 2015 en 2 juni 2015 tussen de wederzijdse advocaten en een verklaring die [appellant] advocaat als getuige heeft afgelegd (conclusie van antwoord, prod. 12, 13, 14 en 35). Dit rechtvaardigt de conclusie dat [appellant] niet met de schikking instemde, omdat hij zijn positie wilde benutten voor het verkrijgen van groot financieel voordeel door een samenwerking aan te gaan met de wederpartij van FPH c.s.
5.14.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden hebben naar het oordeel van het hof tot gevolg dat de kosten voor rechtsbijstand in de genoemde periode, in de woorden van 1.2 van de vrijwaringsovereenkomst, niet zijn aan te merken als
reasonably incurred by[appellant] .
Dit brengt mee dat [appellant] daarvan geen vergoeding van FPH c.s. onder de vrijwaringsovereenkomst kan krijgen. Ook grief III treft dus geen doel.
Vermeerdering van eis
5.15.
[appellant] heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd, wat betreft de kosten van de SDNY-procedure. Gebleken is dat [appellant] met Promnefstroy c.s., met wie FPH c.s. in een ernstig conflict waren over de zeggenschap over activa van het Yukos-concern, is overeengekomen dat Promnefstroy c.s. aan [appellant] vergoeding verstrekten voor de kosten van [appellant] in de SDNY-procedure van maximaal US $ 550,000 (de Settlement Cooperation Agreement van 10 juli 2015 en Settlement Cooperation and Retainer Agreement van 6 november 2015, conclusie van antwoord in het incident in eerste aanleg, prod. 18 en 19). Volgens [appellant] is die vergoeding ook uitbetaald. [appellant] stelt echter dat dit niet afdoet aan zijn aanspraak op vergoeding van de volledige kosten door FPH c.s.
5.16.
Ten aanzien van de grieven I en II heeft het hof al geoordeeld dat [appellant] geen recht heeft op vergoeding van de kosten van de SDNY-procedure onder de vrijwaringsovereenkomst. Hiermee is het lot beslecht van de vermeerderde eis.
Slot
5.17.
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van partijen, omdat geen feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere uitkomst van dit hoger beroep kunnen leiden.
5.18.
De slotsom is dat de grieven van [appellant] geen doel treffen en dat zijn vermeerderde eis niet toewijsbaar is. Dit brengt mee dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
Proceskosten
5.19.
[appellant] is in het ongelijk gesteld en moet om die reden de kosten van het hoger beroep dragen.
5.20.
Voor een veroordeling van [appellant] in de werkelijke proceskosten (van beide instanties), zoals FPH c.s. verlangen, bestaat onvoldoende rechtvaardiging. Een vergoeding van de werkelijke proceskosten is slechts aangewezen bij misbruik van procesrecht of een daarmee vergelijkbaar onrechtmatig handelen. Voor het oordeel dat hiervan in dit geval sprake is, is onvoldoende hetgeen FPH c.s. daarvoor hebben aangevoerd. In essentie ging het geschil tussen partijen over de uitleg van de vrijwaring volgens de vrijwaringsovereenkomst en [appellant] had een legitiem belang om die uitleg in rechte voor te leggen. Voor zover hij daarbij niet in alle opzichten openheid van zaken over zijn handelen als bestuurder heeft gegeven, is dit niet toereikend om te spreken van misbruik van procesrecht.
5.21.
Gelet op dit oordeel hoeft het hof niet meer te bespreken of de bezwaren terecht zijn die [appellant] heeft tegen de toelaatbaarheid van de eis van FPH c.s. om de proceskosten te begroten op de werkelijke proceskosten. Evenmin is het nodig om [appellant] de gelegenheid te geven nader te reageren op de door FPH c.s. overgelegde specificaties van de werkelijke proceskosten.
5.22.
Met toepassing van het liquidatietarief stelt het hof de proceskosten in hoger beroep van FPH c.s. als volgt vast:
- griffierecht € 5.689,-
- salaris advocaat
€ 18.177,-(tarief VIII, 3 punten)
€ 23.866,-

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
wijst de in hoger beroep vermeerderde eis van [appellant] af;
6.3.
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van FPH c.s. vastgesteld op € 23.866,- en op € 173,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, J.M. van den Berg en E.C. Oosterbaan en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2024.