Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.De klacht
5.Beoordeling
Dit is duidelijk(…)”.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft een derdenbeslag op de uitkering van klaagster door de gerechtsdeurwaarder, die als coördinerend gerechtsdeurwaarder optreedt. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder een te lage beslagvrije voet heeft vastgesteld en dat het teveel ingehouden bedrag niet volledig is gerestitueerd. De gerechtsdeurwaarder heeft op 28 september 2023 beroep aangetekend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 30 augustus 2023 had geoordeeld dat de klacht deels gegrond was. Tijdens de behandeling van de zaak op 8 februari 2024 is de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder verschenen, terwijl klaagster niet aanwezig was.
Het hof heeft de feiten uit de eerdere beslissing van de kamer overgenomen, waarin onder andere wordt vermeld dat op 20 december 2016 beslag is gelegd op de uitkering van klaagster. Klaagster heeft in mei 2020 verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet, maar de gerechtsdeurwaarder heeft pas in november 2021 een herberekening uitgevoerd. In april 2022 is de beslagvrije voet vastgesteld op € 1.035,-, maar klaagster heeft in de periode daarvoor te maken gehad met een te lage beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft een deel van het teveel ontvangen bedrag geretourneerd, maar klaagster heeft ook een bedrag van € 748,62 niet terugontvangen, waarvoor zij doorverwezen is naar een collega-gerechtsdeurwaarder.
Het hof heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder in redelijkheid heeft gehandeld en dat hij voldoende informatie heeft verstrekt aan klaagster om contact op te nemen met de collega-gerechtsdeurwaarder. De kamer had eerder de klacht deels gegrond verklaard, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard. De beslissing van de kamer is daarmee vernietigd en de gerechtsdeurwaarder is niet verder in zijn kosten veroordeeld.