Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.De verdere beoordeling
Wij hebben met meneer [getuige] besproken hoe [appellant] en ik de overname graag zouden willen doen en vervolgens hebben we een advocaat ingeschakeld om dat op papier te zetten.
U vraagt mij of het voor mij en [appellant] duidelijk was dat de borgtocht onderdeel was van de afspraken over de overname. Dat was inderdaad duidelijk (…)
voor het eerst bij[u, hof]
op kantoor kwam. Voordat ik bij u op kantoor kwam wist ik niet wat een borgtocht was. Wel was duidelijk dat [appellant] ook in privé voor een gedeelte aansprakelijk moest zijn. Die privé aansprakelijkheid was voor mij heel belangrijk, als het dan fout gaat wil ik het daar kunnen halen. Ik wilde voor die € 60.000,- bij [appellant] kunnen aankloppen. Aan [appellant] is uitgelegd dat als het fout gaat [geïntimeerde] in privé komt halen. Daar was [appellant] het mee eens dat zal Meneer [getuige] kunnen beamen.
Bij de bespreking op 8/06 is de hele insteek besproken met alle leningen en de borg. Dus hoe het allemaal vorm zou krijgen. Daarbij waren [geïntimeerde] , [appellant] en ik aanwezig (…) Ik heb toen duidelijk uitgelegd wat de consequenties zijn van zo’n borg.
Deze uitgebreidere gegevens zijn nodig voor de overeenkomst van borgtocht in de volgende zinsneden:
(…)’. [appellant] heeft deze gegevens, waaronder gegevens van zijn echtgenote, diezelfde dag nog aan mr. Raaijmakers verstrekt. [appellant] heeft zo actief en zonder voorbehoud meegewerkt aan het kunnen finaliseren van de tekst van de overeenkomst van borgtocht. Dat bevestigt dat [appellant] met de borgtocht instemde. [appellant] heeft hier geen overtuigende verklaring tegenovergesteld die tot een ander oordeel kan leiden. Bij het getuigenverhoor heeft [appellant] slechts verklaard: ‘
Ik heb daar verder niet bij nagedacht en mij niet afgevraagd waarvoor dat was. Ik heb de gegevens gewoon aangeleverd. Achteraf misschien stom, heel stom.’
Dat partijen hebben gesproken over een overeenkomst van borgtocht wordt door [appellant] niet weersproken.’ Bij het getuigenverhoor heeft de raadsheer-commissaris [appellant] gevraagd wat met die passage wordt bedoeld. Het antwoord van [appellant] luidde als volgt: ‘
Daarmee wordt bedoeld dat bij het tekenen op 20 juli is gesproken over die borgtochtovereenkomst en dat die niet op mijn naam zou moeten komen, maar op [Y] .’ Eerder in het verhoor had [appellant] over de gang van zaken op 20 juli 2016 (de transactiedatum) onder meer al verklaard: ‘
Op die overeenkomst stonden (…) opeens mijn naam en de naam van mijn vrouw, terwijl op de andere overeenkomsten de namen van de bv’s stonden. En zo was het ook besproken: alles zou op de bv’s gaan. (…) Ik zag daar de borgtochtovereenkomst en die heb ik toen niet getekend, omdat alles op de bv’s moest. Er is ook nooit over gesproken dat ik in privé iets moest tekenen, of dat mijn vrouw iets moest tekenen. Dat is mij nooit verteld of gezegd (…) Op de borgtocht stond de naam van mijn vrouw. Zij was bij de overname niet betrokken en had daar niets mee te maken. Het was dus een no-go dat zij dat zou tekenen. En ze is ook nooit gevraagd om daar bij te zijn. Ik heb toen gezegd: “Dat moet op de bv”. Het antwoord van [getuige] daarop was dat dat zou worden aangepast en dat dat later zou worden getekend.’ [appellant] verdedigt in zijn memorie op basis van het voorgaande dat met hem was afgesproken dat hij in privé nergens voor aansprakelijk zou zijn. Bij het getuigenverhoor heeft [appellant] (als gezegd) verklaard dat besproken was dat ‘
alles op de bv’s zou gaan’en dat het antwoord van [getuige] daarop was ‘
dat dat zou worden aangepast en dat dat later zou worden getekend’. Dat ook de borgtocht
‘op de bv’zou gaan, wordt echter door niets ondersteund. Dat volgt ook niet uit de verklaring van [getuige] waarop [appellant] in zijn memorie wijst. [getuige] verklaarde onder ede, voor zover hier van belang: ‘
[appellant] wilde zelf een BV omdat hij geen aansprakelijkheid van derden op hemzelf wilde. In de openhaardenwereld gaat nogal wat geld om en [appellant] wilde dat risico niet lopen.’ Deze verklaring ziet onmiskenbaar enkel op de risico’s van de exploitatie van de onderneming van [geïntimeerde] en niet op de borgtocht die nodig was wilde de transactie kunnen doorgaan.
in ieder geval met de echtgenote van [appellant]’ om de tafel zouden gaan zitten. Niet valt in te zien wat het belang was van een gesprek over de borgtocht met de vrouw van [appellant] als ‘
alles op de bv’s zou gaan’en [Y] als borg zou moeten optreden. De interpretatie van [appellant] valt daarnaast niet te rijmen met het feit dat [appellant] in antwoord op de e-mail van mr. Raaijmakers van 19 juli 2016 waarin (zoals gezegd) expliciet naar de borgtochtovereenkomst wordt verwezen, zonder meer de gevraagde gegevens heeft verstrekt, waaronder die van zijn vrouw. De interpretatie van [appellant] valt ook niet te rijmen met de tekst van de geldleningsovereenkomst die [appellant] als (middellijk) bestuurder van [Z] op 20 juli 2016 heeft getekend. In die overeenkomst is in artikel 5.1 expliciet vermeld dat ten gunste van ‘
Geldgever’ ( [geïntimeerde] , hof) ‘
een overeenkomst van borgtocht tussen de heer [appellant] en Geldgever’wordt aangegaan. Weliswaar heeft [appellant] bij het getuigenverhoor verklaard dat hij op 20 juli 2016 niet heeft gezien dat in de geldleningsovereenkomst iets over een borgtocht stond, maar die verklaring is niet overtuigend omdat [appellant] de overeenkomst heeft ondertekend én elke pagina van parafen is voorzien. Afgezien van het voorgaande is de huidige interpretatie van [appellant] niet plausibel. [Z] en [Y] (bestuurder en enig aandeelhouder van [Z] ) zijn ten behoeve van de overname van [geïntimeerde] opgericht. Het waren lege vennootschappen. Niet valt in te zien dat [appellant] mocht begrijpen of verwachten dat [geïntimeerde] met zekerheidstelling door een vennootschap waar geen of lastig verhaal op te vinden is genoegen nam voor de lening die aan [Z] werd verstrekt. Gelet op al het voorgaande verwerpt het hof de uitleg van [appellant] .
.Toepassing van de in rov. 4.9 van het tussenarrest geformuleerde maatstaf voor de uitleg van hetgeen partijen hebben afgesproken, noopt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat [geïntimeerde] in het bewijs is geslaagd dat een borgtochtovereenkomst met de door [geïntimeerde] gestelde inhoud tot stand is gekomen.
€ 360