ECLI:NL:GHAMS:2024:882

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
200.293.307/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekkingsgeschil inzake stormschade aan loods met verzekeringsdekking

In deze zaak gaat het om een dekkingsgeschil tussen Grain Plastics B.V. en Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van stormschade aan een loods. De loods, eigendom van [X] B.V., is op 5 juli 2015 ingestort, wat door Grain Plastics wordt toegeschreven aan storm, een verzekerd risico onder de afgesloten verzekeringen. Achmea betwist echter dat de schade is veroorzaakt door een gedekt evenement en beroept zich op verschillende uitsluitingen in de polis. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen de vorderingen van Grain Plastics gedeeltelijk toegewezen, maar beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op het moment van de instorting windsnelheden waren van ten minste 14 meter per seconde, wat voldoet aan de definitie van storm in de verzekeringsvoorwaarden. Achmea heeft echter betoogd dat de instorting niet als onvoorzien kan worden beschouwd, omdat er eerder constructiefouten waren geconstateerd. Grain Plastics heeft betoogd dat zij de loods heeft laten herstellen op basis van adviezen van deskundigen en dat zij niet had kunnen voorzien dat de loods opnieuw zou instorten.

Het hof oordeelt dat de schade is veroorzaakt door storm, en dat de eerdere uitspraken van de rechtbank niet in stand kunnen blijven. Het hof verwijst de zaak terug naar de rol voor verdere afhandeling van de schade, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om tot overeenstemming te komen over de schadevergoeding. De beslissing over de verdere procedure wordt aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.293.307/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/610230 / HA ZA 16-604
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 april 2024
inzake

1.GRAIN PLASTICS B.V.,

gevestigd te Leeuwarden,
2. [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
tevens incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. R.H. Knegtering te Leeuwarden,
tegen:
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem.
De zaak in het kort.
Het gaat om een geschil over verzekeringsdekking. Volgens de eigenaar en de gebruiker van een loods is die in 2015 ingestort door storm. Storm is een verzekerd risico onder de afgesloten verzekeringen. Achmea dient daarom uit te keren. Achmea bestrijdt dat schade is veroorzaakt door een gedekt evenement. Verder zijn volgens haar verschillende uitsluitingen voor dekking van toepassing. De rechtbank heeft de vorderingen gedeeltelijk toegewezen. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna Grain Plastics en [X] genoemd en gezamenlijk met Grain Plastics c.s. (in vrouwelijk enkelvoud) aangeduid. Geïntimeerde wordt Achmea genoemd.
Grain Plastics c.s. is bij dagvaarding van 19 maart 2021 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2017, 20 september 2017, 15 november 2017, 7 augustus 2019, 15 april 2020 en 23 december 2020, onder het hierboven genoemde zaak-/rolnummer gewezen tussen haar als eiseres en Achmea als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben op 10 oktober 2022 de zaak mondeling laten toelichten door hun hiervoor genoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities waarvan exemplaren aan het hof zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Grain Plastics c.s. heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen geheel zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
Achmea heeft in het principaal hoger beroep geconcludeerd tot verwerping van de grieven van Grain Plastics c.s. en in zoverre tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen. In incidenteel hoger beroep heeft Achmea geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en tot algehele afwijzing van de vorderingen van Grain Plastics c.s., met beslissing - uitvoerbaar bij voorraad - over de proceskosten, vermeerderd met nakosten en rente en met (hoofdelijke) veroordeling van Grain Plastics c.s. tot terugbetaling van hetgeen Achmea ter uitvoering van het eindvonnis aan Grain Plastics c.s. heeft betaald, vermeerderd met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Dit arrest wordt mede gewezen door een raadsheer die ter zitting niet aanwezig was. Partijen zijn van het voornemen daartoe op de hoogte gesteld, hebben daartegen geen bezwaar gemaakt en afgezien van een nieuwe mondelinge behandeling.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 31 mei 2017 onder 2.1 tot en met 2.14 feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. Grief 1 in principaal hoger beroep is gericht tegen de weergave van de feiten onder 2.6. In het hiernavolgende overzicht van de feiten is met deze grief rekening gehouden. Voor het overige zijn de door de rechtbank opgesomde feiten in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.
[X] is sinds in elk geval 2012 eigenaar van een loods/bedrijfshal aan de [adres] (hierna: de loods). [X] heeft voor de loods een gebouwenverzekering gesloten met Achmea (hierna: de gebouwenverzekering).
2.2.
Op de gebouwenverzekering zijn van toepassing de Productvoorwaarden Gebouwenverzekering (hierna: de gebouwenvoorwaarden). In de gebouwenvoorwaarden staat onder meer het volgende:

Rubiek 2
Gebouwen
Artikel 12 Omvang van de dekking12.1
Verzekerde gevaren
Verzekerd is plotselinge en onvoorziene schade aan of verlies van verzekerde gebouwen zoals in het polisblad omschreven door de in artikel 12.1.2 t/m 12.3 genoemde gevaren en gebeurtenissen ongeacht of dit is veroorzaakt door de aard of een gebrek van die gebouwen. Een en ander onverminderd het bepaalde in Rubriek 1 omtrent algemene uitsluitingen.
( ... )
12.1.7
Storm en hagel
Onder storm wordt verstaan een windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde.
(…)
12.1.9
Water, stoom, blusmiddel en neerslag
(…)
b. plotseling en onvoorzien binnengedrongen neerslag (regen, sneeuw, hagel, smeltwater), mits niet door openstaande ramen, deuren of luiken, tenzij een gedekt gevaar daarvan de oorzaak is;
(…)
Onverminderd de in artikel 3 genoemde uitsluitingen is niet verzekerd:
- reparatiekosten van daken, dakgoten en regenafvoerpijpen;
- schade tengevolge van constructiefouten, zoals bijvoorbeeld tengevolge van
vochtdoorlating van muren, of tengevolge van slecht onderhoud van het gebouw.”
2.3.
De loods wordt sinds 2012 door [X] verhuurd aan Grain Plastics. Grain Plastics behoort tot dezelfde groep van vennootschappen als [X] en houdt zich bezig met de productie en verkoop van kunststof drainagebuizen, kunststof riolering en kunststof kabelbescherming en dergelijke. Een deel van de loods wordt door Grain Plastics onderverhuurd aan vrachtwagengarage/servicecenter Truckservice Noord (hierna: Truckservice).
2.4.
Grain Plastics heeft een Brand/Bedrijfsschadeverzekering gesloten bij Achmea (hierna: de bedrijfsschadeverzekering). Daarop zijn van toepassing de productvoorwaarden Bedrijfsmiddelen Brand, Brand/brandbedrijfsschadeverzekering (hierna: de bedrijfsschadevoorwaarden). Daarin is onder meer het volgende bepaald:

Rubriek 4
Brandbedrijfsschade
Artikel 18 Omvang van de dekking
18.1
Dekking
Verzekerd is bedrijfsschade verminderd met eventuele besparingen, die tijdens de
maximale uitkeringstermijn rechtstreeks voortvloeit uit bedrijfsstilstand of -stagnatie
betreffende het in het polisblad nader omschreven bedrijf van verzekerde. De maximale uitkeringstermijn is 52 achtereenvolgende weken, tenzij uit het polisblad anders blijkt.
De bedrijfsschade dient - onverminderd het bepaalde in Rubriek 1 omtrent algemene
uitsluitingen - direct en uitsluitend veroorzaakt te zijn door plotselinge en onvoorziene
schade aan de gevaarsobjecten tengevolge van een van de gevaren en gebeurtenissen genoemd in artikel 18.1.1 t/m 18.3. Een en ander ongeacht of de schade aan of het verlies van die zaken is veroorzaakt door de aard of een gebrek van die zaken.
(…)
18.1.6
Storm en hagel
Onder storm wordt verstaan een windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde. (…)
18.1.8
Water, stoom, blusmiddel en neerslag
a. (…)
b. plotseling en onvoorzien binnengedrongen neerslag (regen, sneeuw, hagel, smeltwater), mits niet door openstaande ramen, deuren of luiken, tenzij een gedekt gevaar daarvan de oorzaak is;
(…)
Onverminderd de in artikel 3 genoemde uitsluitingen is niet verzekerd:
- bedrijfsschade tengevolge van de niet verzekerde reparatiekosten van daken, dakgoten en regenafvoerpijpen;
- bedrijfsschade tengevolge van de niet verzekerde constructiefouten, zoals bijvoorbeeld tengevolge van vochtdoorlating van muren, of tengevolge van slecht onderhoud van het gebouw.”
2.5.
Op 31 augustus 2012 is het gedeelte van de loods ingestort waar Truckservice haar werkzaamheden verrichtte; dat ging om een gedeelte bij de westelijke kopgevel. Achmea heeft de kosten van herstel van de loods vergoed.
2.6.
Op 5 juli 2015 is een ander gedeelte van de loods, nu bij de oostelijke kopgevel, ingestort over een lengte van enkele tientallen meters. Deze schade is gemeld bij Achmea.
2.7.
In opdracht van Achmea heeft Adviesbureau ir. [A] B.V. (hierna: [A] ) op 10 juli 2015 een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van de instorting van de loods. [A] heeft op 11 september 2015 daarover een rapport uitgebracht.
2.8.
Grain Plastics heeft op 2 september 2015 Technisch Bedrijf K. Stok & Zn. B.V. opdracht gegeven de loods te herstellen.
2.9.
Achmea heeft bij brief van 8 oktober 2015, onder verwijzing naar het rapport van [A] , dekking voor de schade aan de loods afgewezen. Volgens Achmea is wateraccumulatie aan te merken als de oorzaak van het instorten van het dak, terwijl dat geen bij Achmea verzekerd gevaar is.
2.10.
In opdracht van Grain Plastics c.s. heeft W2N Engineers (hierna: W2N) het rapport van [A] beoordeeld.

3.Beoordeling

De vorderingen en het oordeel van de rechtbank
3.1.
Deze procedure betreft een dekkingsgeschil. Volgens Grain Plastics c.s. is op 5 juli 2015 de loods ingestort door storm. Storm is een verzekerd risico onder zowel de gebouwen- als de bedrijfsschadeverzekering. Achmea dient daarom volgens Grain Plastics c.s. tot uitkering onder de verzekeringen over te gaan in verband met de schade aan de loods en de ontstane bedrijfsschade. Achmea bestrijdt dat schade is veroorzaakt door een in de verzekeringsvoorwaarden genoemd gevaar of evenement. Verder zijn volgens haar verschillende uitsluitingen voor dekking van toepassing. Achmea meent daarom dat zij geen dekking hoeft te verlenen.
3.2.
In het tussenvonnis van 31 mei 2017 heeft de rechtbank vastgesteld dat rond het moment van de instorting van de loods windsnelheden zijn vastgesteld van ten minste 14 meter per seconde, zodat sprake was van storm als bedoeld in de artikelen 12.1.7 en 18.1.6 van de respectieve verzekeringsvoorwaarden. De aanwezigheid van een constructiefout, zoals door Achmea is aangevoerd, is volgens de rechtbank voor de beoordeling van de vorderingen van Grain Plastics c.s. niet relevant. In ditzelfde tussenvonnis heeft de rechtbank het voornemen geuit een deskundige te benoemen.
3.3.
Na uitlating door partijen over het genoemde voornemen, de persoon van de deskundige en de vraagstelling, heeft de rechtbank bij het tussenvonnis van 15 november 2017 ing. [B] van ingenieursbureau [naam] te [plaats] (hierna: [B] of de rechtbankdeskundige) als deskundige benoemd.
3.4.
De rechtbankdeskundige heeft op 26 februari 2019 een deskundigenbericht uitgebracht. Hij heeft de hem voorgelegde vragen, voor zover van belang, als volgt beantwoord:
Vraag 1.
Wat is naar uw oordeel de oorzaak of zijn de oorzaken voor het instorten van het dak
van de aan [X] toebehorende en door Grain Plastics gehuurde loods aan de
[adres] op 5 juli 2015?
De oorzaak voor het instorten van het dak is een onderliggende staalconstructie met
onvoldoende stijfheid en onvoldoende afschot waardoor als gevolg van de belasting uit
regenwater (neerslag gedurende relatief korte tijd) in combinatie met windbelasting
(storm) loodrecht op het dak en in combinatie met windbelasting (storm) evenwijdig
aan het dakvlak (waardoor stuwing van regenwater op het dakvlak heeft kunnen
ontstaan) heeft geleid tot wateraccumulatie welke -mogelijk- niet adequaat door de
reguliere hemelwaterafvoeren en evenmin door de aanwezige noodoverstorten tijdig
afgevoerd kon worden. (…)
Vraag 2.
-
Zou het dak ook zijn ingestort indien geen sprake zou zijn geweest van storm?
Nee, als de neerslag als gelijkmatig verdeelde belasting over het gehele dakoppervlak
zou worden beschouwd (zoals de normen aangeven), was het dak niet ingestort.
Vraag 3.
-
Indien de voorgaande vraag ontkennend wordt beantwoord welke invloed heeft de
wind naar uw oordeel op het instorten van het dak gehad?
De windbelasting loodrecht op het dakvlak heeft voor circa 14% bijgedragen aan het
instorten van het dak. Daarnaast heeft stuwing van het regenwater door windbelasting
evenwijdig aan het dakvlak voor circa 7% bijgedragen aan het instorten van het dak. De
totale invloed door windbelasting is daarmee circa 21%.
Mogelijk is de neerslagintensiteit 10% hoger geweest dan de gerekende 10 mm neerslag
in 10 minuten. In dat geval was de bijdrage van de windbelasting loodrecht op het
dakvlak circa 13% en de bijdrage van windbelasting evenwijdig aan het dakvlak nihil.
3.5.
In het tussenvonnis van 15 april 2020 is de rechtbank op basis van de bevindingen van de rechtbankdeskundige tot het oordeel gekomen dat in dit geval drie relevante oorzaken voor de schade zijn aan te wijzen waarvan slechts één is gedekt, namelijk storm. Volgens de rechtbank doet een proportionele verdeling in dit geval het meeste recht aan een redelijke uitleg van de verzekeringsovereenkomst en de specifieke omstandigheden van het geval. Dit betekent volgens de rechtbank dat de schade voor 17-21% is gedekt onder de verzekering. De rechtbank is uitgegaan van het percentage van 21, omdat dat voor de verzekerde het meest gunstig is. Bij ditzelfde tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de omvang van de schade.
3.6.
Bij het eindvonnis van 23 december 2020 is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat Achmea de door Grain Plastics c.s. gestelde opstalschade onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zodat de rechtbank uitgaat van het door [X] gevorderde bedrag van € 152.583,-. Achmea is veroordeeld 21% daarvan aan [X] te betalen, dat is € 32.042,43.
Ten aanzien van de gevorderde dekking voor bedrijfsschade is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat deze onvoldoende door Grain Plastics is onderbouwd zodat deze moet worden afgewezen.
Achmea is als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het geding in eerste aanleg, de kosten van het deskundigenbericht daaronder begrepen.
3.7.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen beide partijen met grieven op, Grain Plastics c.s. met zestien en Achmea met vier grieven.
Uitleg verzekering
3.8.
Het gaat in dit dekkingsgeschil over de vraag of en in hoeverre Achmea dekking dient te verlenen aan Grain Plastics c.s. Waartoe Achmea als verzekeraar is gehouden, dient door uitleg van de verzekeringsovereenkomsten te worden vastgesteld. Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687). Tot de verzekeringen behoren verschillende verzekeringsvoorwaarden volgens een bepaald model. Over de tekst van dergelijke voorwaarden wordt in de regel niet onderhandeld. Daarom geldt als uitgangspunt voor de uitleg van de verzekeringen dat deze met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de relevante bepalingen zijn gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel. (HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601 en HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793). Niet beslissend zijn de bedoelingen van partijen voor zover deze niet uit de in de verzekeringen opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen daarvan en de aard van de verzekering in kwestie. Dit uitgangspunt zou uitzondering kunnen lijden als de verzekeraar en de verzekeringnemer over concrete, voor het geschil relevante onderdelen van de tekst van de verzekering wel overleg hebben gehad en/of als daarover onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Niet is gesteld of gebleken dat dit het geval is geweest.
Dekkingsomschrijving
3.9.
De dekkingsomschrijving van beide verzekeringen gaat uit van bepaalde benoemde gevaren en gebeurtenissen die door Achmea zijn verzekerd (named perils-dekking). Het uitgangspunt is daarmee dat van dekking in elk geval slechts sprake kan zijn als vast staat dat zich een verzekerde gebeurtenis heeft voorgedaan.
Storm
3.10.
Grain Plastics c.s. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het stormde op 5 juli 2015 en dat de loods als gevolg daarvan is ingestort. Storm is een verzekerde gebeurtenis, die ook is gedefinieerd in beide polissen. Volgens de bewoordingen van artikel 12.1.7 en respectievelijk 18.1.6 van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden wordt onder storm verstaan een windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde, zonder verdere beperkingen of eisen.
3.11.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het stormde ten tijde van het schadevoorval. Zij heeft zich gebaseerd op de gegevens afkomstig van MeteoGroup, overgelegd als bijlage bij het rapport van [A] . Daaruit volgt dat rond het moment van de instorting van de loods (op 5 juli 2015 om 16:41 uur) zich in de directe omgeving windsnelheden voordeden van ten minste 14 meter per seconde. Het maximale 10-minutengemiddelde van de wind is geschat op 15 meter per seconde en de hoogste windstoot is naar schatting circa 20 meter per seconde geweest. De maximale windsnelheid werd bereikt tussen 16:25 en 16:45 uur.
3.12.
Met grief B in incidenteel hoger beroep bestrijdt Achmea dat sprake is geweest van storm in de zin van beide verzekeringen. Zij erkent dat ‘storm’ wordt gedefinieerd als een windsnelheid van tenminste 14 meter per seconde, maar volgens Achmea volgt uit deze definitie niet dat elke windvlaag met die snelheid een storm is in de zin van beide verzekeringen. Met de verzekeringsvoorwaarden is volgens Achmea niet beoogd af te wijken van ‘de gangbare definitie van storm’, waarbij zowel de windsnelheid als de duur daarvan van belang is. Alleen voor wat betreft de windkracht is de dekking voor stormschade volgens Achmea verruimd in vergelijking met de gangbare definitie van storm. Volgens de schaal van Beaufort en het KNMI stormt het bij windkracht 9, terwijl Achmea al dekking biedt vanaf windkracht 7. In de verzekeringsvoorwaarden is niet expliciet de duur van de windsnelheid geregeld, maar Achmea betoogt dat dit element wel van betekenis is. Zij verwijst naar de omschrijving van storm in het woordenboek van Van Dale (een zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind). Verder voert Achmea aan dat de schaal van Beaufort uitgaat van een 10minutengemiddelde en dat het KNMI zelfs uitgaat van een uurgemiddelde. Volgens Achmea stormde het als de wind een uurgemiddelde had van minimaal 14 meter per seconde. Aan dat vereiste is in dit geval niet voldaan.
3.13.
Achmea bestrijdt verder in het kader van haar grief B dat de windsnelheid ter plaatse van de loods en ten tijde van het voorval hoger was dan 14 meter per seconde. Volgens Achmea heeft MeteoGroup de windsnelheid ter plaatse slechts geschat.
3.14.
Het hof overweegt het volgende. De rechtbank heeft bij de uitleg van de verzekeringsvoorwaarden terecht, gezien de toepasselijke maatstaf (zie 3.8), de bewoordingen daarvan tot uitgangspunt genomen. Storm is gedefinieerd als een, niet verder toegelichte of uitgewerkte, windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde.
Uitgangspunt (voor [B] , op wiens rapport hierna wordt teruggekomen, en ook) voor het hof zijn de bevindingen van MeteoGroup. MeteoGroup had inderdaad geen metingen beschikbaar van de windsnelheid ter plaatse van de loods. Zij heeft gebruik gemaakt van beschikbare gegevens afkomstig van weerstations in de nabije omgeving en aan de hand daarvan een schatting gemaakt van de windsnelheid ter plaatse. Achmea motiveert haar betwisting van de bevindingen van MeteoGroup niet, doordat zij niet concreet uitlegt waarom de (beredeneerde) schatting van MeteoGroup van de windsnelheid ter plaatse niet juist zou zijn en evenmin licht Achmea toe op grond van welke gegevens of berekening van een lagere windsnelheid dan 14 meter per seconde ter plaatse zou moeten worden uitgegaan. De enkele suggestie van de zijde van Achmea dat de windsnelheid bij de loods zeer wel lager kan zijn geweest dan is gemeten bij een weerstation op een afstand van vier kilometer van de loods is geen gemotiveerde betwisting van de bevindingen van MeteoGroup. Ook Achmea’s eigen deskundige [A] achtte de bevindingen van MeteoGroup bruikbaar.
3.15.
Het voorgaande betekent dat bij de verdere beoordeling van de juistheid van de gegevens in de rapportage van MeteoGroup zal worden uitgegaan. Daaruit volgt dat rond het moment van de instorting van de loods op 5 juli 2015 de wind een 10minutengemiddelde had van 15 meter per seconde met een maximum van 20 meter per seconde. Het ging dus niet om een enkele windvlaag van tenminste 14 meter per seconde, maar om windsnelheden die een zekere tijd daarbovenuit kwamen. Naar het oordeel van het hof is derhalve voldaan aan de definitie van storm zoals die is opgenomen in de verzekeringsvoorwaarden.
Neerslag
3.16.
Schade door plotseling en onvoorzien binnengedrongen neerslag is in beginsel bij Achmea verzekerd (artikel 12.1.9 en 18.1.8 van de respectieve verzekeringsvoorwaarden).
[X] maakt echter in dit geval louter aanspraak op dekking onder de verzekering in verband met de schade aan de loods. Zij claimt geen dekking voor schade door binnengedrongen neerslag. Voor Grain Plastics geldt hetzelfde. Haar vordering ziet op bedrijfsschade die door de beschadiging van de loods is ontstaan. Het gaat niet om schade door binnengedrongen neerslag; daarmee wordt immers naar de gebruikelijke betekenis van die bewoordingen gedoeld op de schade die neerslag binnenin de loods aanricht, met andere woorden (vormen van) waterschade.
3.17.
Het voorgaande betekent dat de artikelen 12.1.9 en 18.1.8 van de respectieve verzekeringsvoorwaarden, en daarmee ook de steeds in het slot daarvan vervatte uitsluitingen, in deze zaak niet aan de orde zijn. Deze uitsluitingen zijn opgenomen in bepalingen van de verzekeringsvoorwaarden waarop Grain Plastics c.s. haar vorderingen niet baseert. Het beroep van Achmea op de in deze bepalingen opgenomen uitsluitingen voor slecht onderhoud van het gebouw in verband met de staat van de hemelwaterafvoeren treft daarom geen doel. Achmea heeft niet aan de hand van de verzekeringsvoorwaarden gemotiveerd toegelicht waarom een uitsluiting voor slecht onderhoud, die slechts in de artikelen 12.1.9 en 18.1.8 is opgenomen, van (overeenkomstige) toepassing zou zijn als aanspraak wordt gemaakt op dekking in verband met storm. In dat verband is meegewogen dat uitsluitingen naar hun aard beperkt worden uitgelegd; dat staat in de weg aan toepassing buiten het geval waarop zij gelet op hun plaats in de polis betrekking hebben. Voorts is meegewogen dat in artikel 12 respectievelijk 18 bij de dekkingsomvang is bepaald dat, zakelijk weergegeven, eigen gebreken van het gebouw niet aan dekking in de weg staan; ook dat wijst erop dat bedoelde uitsluitingen niet ruim moeten worden uitgelegd.
Dit betekent dat het beroep van Achmea op slecht onderhoud van de hemelwaterafvoeren faalt. Daarom behoeft de vraag niet te worden beantwoord of de loods in dit geval slecht was onderhouden als bedoeld in de verzekeringsvoorwaarden waarop Achmea zich beroept.
Onvoorzien voorval, roekeloosheid en misbruik van verzekering
3.18.
Volgens Achmea is de instorting van het dak van de loods in juli 2015 geen onvoorzien voorval. Na de gedeeltelijke dakinstorting in 2012 zijn constructiefouten aan het licht gekomen. [C] heeft in een rapportage aanbevelingen opgesomd ter verbetering van het dak. Deze zijn volgens Achmea niet door Grain Plastics c.s. uitgevoerd. Verzekerd is slechts schade die plotseling en onvoorzien is ontstaan. Doordat de gebreken aan de loods niet zijn hersteld, is volgens Achmea niet voldaan aan dit vereiste voor dekking. Om dezelfde reden meent Achmea dat Grain Plastics c.s. roekeloos heeft gehandeld, zodat zij geen aanspraak kan maken op dekking (artikel 7:952 BW). Nu immers de vastgestelde fouten in de constructie van het pand niet waren hersteld, zouden deze onvermijdelijk opnieuw tot een (gedeeltelijke) instorting van het dak leiden, althans kunnen leiden. Ook maakt Grain Plastics c.s. misbruik van de verzekering door onder deze omstandigheden dekking te claimen, aldus Achmea.
3.19.
Grain Plastics c.s. bestrijdt het beroep van Achmea op het ontbreken van een onzeker voorval en op roekeloosheid aan haar zijde. Zij stelt dat [C] slechts aanbevelingen heeft gedaan met betrekking tot de constructie van het dak en de afvoer van hemelwater. Verder is niet voorgeschreven hoe het herstel moest plaatsvinden. Bij het herstel van de loods is Grain Plastics c.s. afgegaan op de adviezen van de door haar ingeschakelde constructeur. Dat heeft ertoe geleid dat met kiepsteunen en extra liggers de constructie van het dak is versterkt. Verder zijn hemelwaterafvoeren bijgeplaatst en noodoverstorten geplaatst. De rapportage van de rechtbankdeskundige bevestigt dat per kopgevel twee noodoverlopen zijn toegevoegd en dat aan de langsgevels per zijde vijf overlopen zijn toegevoegd tussen de daar al aanwezige vier overlopen. Grain Plastics c.s. betoogt dat zij het herstel van de loods door deskundige derden heeft laten uitvoeren. Zij mocht ervan uitgaan dat die werkzaamheden correct zijn uitgevoerd en de aanpassingen een nuttig effect zouden hebben. Gelet op de getroffen maatregelen mocht Grain Plastics c.s. ervan uitgaan dat niet opnieuw een soortgelijke schade als in 2012 zou ontstaan. Verder wijst zij erop dat Achmea de loods na het herstel van de in 2012 ontstane schade heeft geïnspecteerd. Achmea heeft in de opgestelde risicorapportages niet alleen geen concrete wijze van herstel van geconstateerde gebreken voorgeschreven, maar daaraan ook geen dekkingsconsequenties verbonden. De verzekering is voortgezet, waarbij in de verzekeringsvoorwaarden - nog steeds - uitdrukkelijk is opgenomen dat er dekking is, “ongeacht of de schade is veroorzaakt door de aard van of een gebrek van het verzekerde gebouw”.
Plotseling en onvoorzien
3.20.
Het hof overweegt het volgende. De bewoordingen ‘plotseling en onvoorzien’ in artikel 12.1 en 18.1 van de verzekeringsvoorwaarden duiden op schade die voor Grain Plastics c.s. niet te voorzien was en plotseling optrad. Daarbij is niet slechts beslissend of Grain Plastics c.s. de schade voorafgaand aan de storm zelf, toen, feitelijk voorzag (dat is in dit geval zeer onwaarschijnlijk en daaromtrent is ook niets concreets gesteld of gebleken). Het moet gaan om schade die naar de normale gang van zaken voor haar niet te verwachten was.
3.21.
In 2012 is een ander deel van het dak van de loods ingestort (de andere, westelijke, kopgevel). Het hof begrijpt dat Achmea het standpunt heeft willen innemen dat toen geen sprake was van een gedekt evenement; dat wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Vast staat immers dat de gehele schade toen is vergoed (ook de herbouwkosten). Niet in geschil is dat [C] in 2012 aanbevelingen heeft gedaan voor het herstel van de loods Deze geadviseerde maatregelen waren erop gericht te voorkomen dat in de toekomst opnieuw soortgelijke schade aan de loods zou kunnen ontstaan. Achmea heeft in het kader van het herstel echter niet voorgeschreven dat de aanbevelingen van [C] dienden te worden opgevolgd en evenmin aan het niet opvolgen daarvan consequenties voor de dekking in de toekomst verbonden.
Voldoende aannemelijk is dat Grain Plastics c.s. bij het herstel van de loods een constructeur heeft ingeschakeld. Deze heeft met het oog op het voorkomen van schade in de toekomst geadviseerd de constructie van het dak op een bepaalde wijze te versterken en hemelwaterafvoeren en noodoverstorten bij te plaatsen. Deze adviezen van de constructeur waren, kennelijk, niet dezelfde als die van [C] , maar Achmea heeft niet gemotiveerd betwist dat de adviezen van de constructeur bij het herstel van de loods door Grain Plastics c.s. zijn opgevolgd en uitgevoerd. Bovendien blijkt uit het rapport van zowel [B] als Achmea’s eigen deskundige [A] van de uitgevoerde werkzaamheden aan het dak. Dat Achmea erover klaagt dat zij niet over details op dat punt kan beschikken baat haar niet, want Grain Plastics c.s. was destijds niet verplicht haar daarvan te voorzien en thans is dat op na te noemen gronden irrelevant.
3.22.
Vast staat dat die maatregelen de schade in 2015 niet hebben voorkomen. Zelfs als veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat het opvolgen van de adviezen van [C] de schade wel had voorkomen, is dat onvoldoende voor het oordeel dat de schade in 2015 voor Grain Plastics c.s. niet plotseling en onvoorzien optrad. Met Grain Plastics c.s. kan worden aanvaard dat zij bij het herstel van de loods mocht afgaan op de juistheid en effectiviteit van de door de constructeur als deskundige derde geadviseerde maatregelen die werden genomen om schade in de toekomst te voorkomen. Omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat Grain Plastics c.s. niet op de adviezen van de constructeur mocht afgaan, zijn niet gesteld of gebleken. Daarbij geldt dat het instorten van een dak van een loods als gevolg van weersomstandigheden in het algemeen geen naar de normale loop van omstandigheden te verwachten gebeurtenis is.
3.23.
Dat de instorting, en de schade, voor Grain Plastics c.s. niet plotseling en onvoorzien was volgt ook niet uit het feit dat Achmea in het kader van een risico-inventarisatie in 2013 als noodzakelijke maatregel heeft voorgeschreven dat het risico op wateraccumulatie door een constructeur diende te worden onderzocht. De enkele omstandigheid dat onderzoek naar dat risico nodig was brengt niet mee dat Grain Plastics c.s. redelijkerwijs had moeten verwachten dat de loods deels zou instorten zoals dat in 2015 is gebeurd. Daarmee faalt het verweer van Achmea dat geen sprake is van een plotselinge en onvoorziene gebeurtenis.
Misbruik/ roekeloosheid
3.24.
Ook het beroep van Achmea op misbruik van verzekering of roekeloosheid aan de zijde van Grain Plastics c.s. faalt. Uit het voorgaande volgt dat Grain Plastics c.s. na de gedekte schade in 2012 de maatregelen heeft laten nemen die een deskundige derde aanraadde. Er bestaat geen enkele aanwijzing voor het op de koop toenemen van een onverantwoord groot risico door Grain Plastics c.s. omdat zij erop vertrouwde dat haar verzekeringen dekking zouden bieden. In dat verband merkt het hof op dat kennelijk (zoals onder meer blijkt uit de bemerkingen van [A] over het rapport van de rechtbankdeskundige) over de geëigende maatregelen door deskundigen verschillend gedacht kon en kan worden, terwijl de toepasselijke regelgeving in de loop der tijd ook is veranderd.
Multicausaliteit
3.25.
Het door de rechtbankdeskundige uitgebrachte rapport houdt kort samengevat in dat de gedeeltelijke instorting van het dak (en daarmee de schade) meerdere oorzaken heeft, te weten de als gevolg van de hevige regen aanwezige waterhoeveelheid, de constructie van het dak en de storm. Dat rapport is opgesteld door een op de geëigende wijze door de rechtbank benoemde deskundige van wie de deskundigheid niet ter discussie staat, is deugdelijk toegelicht en onderbouwd en innerlijk consistent en beantwoordt de gestelde vragen duidelijk. Omtrent de totstandkoming zijn geen onregelmatigheden gesteld of gebleken.
Dat betekent, dat het hof de juistheid van dat rapport in beginsel tot uitgangspunt neemt. Voor een uitzondering op dat beginsel is onvoldoende grond. Dat de deskundige van Achmea, [A] , en die van Grain Plastics c.s., W2N, het op enige punten niet met de rechtbankdeskundige eens zijn, volstaat daartoe niet.
3.26.
Een aanzienlijk deel van het partijdebat heeft betrekking op de betekenis van het deskundigenrapport. De betekenis voor de te nemen beslissingen over de vorderingen is naar het oordeel van het hof gelegen in de beantwoording van vraag 2 :
Zou het dak ook zijn ingestort indien geen sprake zou zijn geweest van storm? Antwoord: Nee.
De schade waarvan Grain Plastics c.s. vergoeding verlangt, vloeit voort uit de instorting van het dak. Met dit antwoord van de deskundige staat daarom vast dat de schade is veroorzaakt door storm, dus door een verzekerd gevaar. Dat volstaat en daarbij doet niet ter zake dat er ook andere oorzaken voor de schade zijn aan te wijzen. In de voorwaarden valt redelijkerwijs niet te lezen dat als er niet-verzekerde mede-oorzaken zijn voor de schade slechts recht bestaat op vergoeding van een proportioneel deel daarvan. De beide polissen bieden geen aanknopingspunten voor de door de rechtbank toegepaste proportionele benadering en de bestreden vonnissen kunnen op dat punt dus niet in stand blijven.
Incidenteel appel
3.27.
Uit het voorgaande blijkt, dat de grieven in het incidenteel appel, die erop neerkomen dat in het geheel geen dekking bestaat en Achmea dus niets is verschuldigd aan Grain Plastics c.s., falen.
Verdere afwikkeling schade
3.28.
De grieven van Grain Plastics c.s. die zien op het toegewezen bedrag ter zake van de opstalschade, slagen. [X] heeft recht op vergoeding van de gehele schade aan het gebouw ten gevolge van de instorting van het dak, zij het dat de hoogte daarvan nog niet vast staat. Voor de vaststelling van de hoogte van de schade hebben partijen bij het sluiten van de verzekering een procedure afgesproken. Die is in dit geval, vanwege het dekkingsgeschil, niet gevolgd.
Voor het geval het hof tot het oordeel zou komen dat de schade aan de opstal gedekt is onder de verzekering hebben partijen zich ter zitting bereid verklaard de hoogte van de schade alsnog te laten vaststellen conform de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden.
3.29.
Ook de grieven die zien op het geheel afwijzen van de bedrijfsschade slagen. Grain Plastics c.s. heeft voldoende gesteld om enige, gedekte, bedrijfsschade aannemelijk te maken. Daarbij is van belang dat niet ter discussie staat dat gepland was dat Grain Plastics in het najaar van 2015 in het ingestorte deel van de loods producten zou maken die via een zustervennootschap van haar verkocht zouden worden. Dat zij deze producten als gevolg van de instorting daar ter plekke niet kon fabriceren is duidelijk. Dat daaruit in elk geval enige bedrijfsschade in de zin van de polis is voortgevloeid is daarmee aannemelijk. Voor zover Achmea meent dat slechts bij de verkopende zustervennootschap winstderving is opgetreden acht het hof dat standpunt zeer onaannemelijk; het is immers ook binnen concernverhoudingen alleszins gebruikelijk dat de producerende entiteit een marge maakt. Tegen die achtergrond volstaat de algemene betwisting van Achmea niet. Ook in dit opzicht geldt dat de schade nog niet is vastgesteld en hebben partijen zich ter zitting bereid verklaard om de schade alsnog conform de polisvoorwaarden te laten vaststellen.
3.30.
Volgens de schaderegeling zoals die in de verzekeringsvoorwaarden van beide verzekeringen is opgenomen wordt de schade vastgesteld door een gezamenlijk te benoemen expert of door twee experts, waarbij bij gebreke van overeenstemming tussen hen de schade zal worden vastgesteld door een te benoemen derde expert.
3.31.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld aan de hand van die overeengekomen schaderegelingen tot overeenstemming te komen over de onder de verzekeringen te vergoeden schade. Voor het geval dat niet tot een definitieve regeling tussen partijen leidt en deze procedure om wat voor reden dan ook nog dient te worden voortgezet, zal de zaak naar de hierna te noemen roldatum worden verwezen om partijen de gelegenheid te geven zich bij akte uit te laten over de verdere voortzetting van de procedure. De partij die daarbij belang heeft kan als daartoe aanleiding is de zaak eerder opbrengen.
3.32.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 7 mei 2024 voor uitlating voortzetting van de procedure aan beide zijden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, K.A.J. Bisschop en P.A.M. Jongens-Lokin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.