Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 3],
[eiser 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had in een eerder vonnis van 3 mei 2017 [gedaagde] veroordeeld om binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis afschrift te verstrekken van het medisch dossier van [eiser 3], met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-naleving. Na betekening van het vonnis op 8 mei 2017 heeft [gedaagde] echter niet voldaan aan deze verplichting, wat leidde tot de verbeuring van dwangsommen.
In het hoger beroep hebben de appellanten betoogd dat [gedaagde] dwangsommen verschuldigd is over de periode van 16 mei 2017 tot 1 juni 2017, omdat zij niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft de feiten en eerdere beslissingen in de zaak in overweging genomen, inclusief de afspraken die op 1 juni 2017 zijn gemaakt over de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen en dat de dwangsommen zijn verbeurd.
Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de vordering van de appellanten om te verklaren dat [gedaagde] dwangsommen verschuldigd is, afwees. Het hof verklaart voor recht dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit het vonnis van de rechtbank en dat zij als gevolg daarvan dwangsommen is verschuldigd ter hoogte van € 4.000,-. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.