ECLI:NL:GHAMS:2024:877
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad door de Ontvanger; geen schadevergoeding voor appellant
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en de Ontvanger der Rijksbelastingen. [appellant] was in hoger beroep gekomen van eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vorderingen tegen de Ontvanger waren afgewezen. De zaak betreft een onrechtmatige daad van de Ontvanger, die een aanmaning en dwangbevel had verzonden terwijl [appellant] uitstel van betaling had gekregen voor zijn belastingaanslag. Het hof heeft vastgesteld dat de Ontvanger onrechtmatig heeft gehandeld, maar dat [appellant] geen schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen causaal verband was tussen de onrechtmatige daad en de gestelde schade. Het hof heeft deze conclusie bevestigd en de vorderingen van [appellant] afgewezen. Het hof heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van [appellant] onvoldoende waren onderbouwd en dat de rechtsgrondslag van de vorderingen niet onder het Unierecht viel. De kosten van het geding zijn toegewezen aan de Ontvanger, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.