ECLI:NL:GHAMS:2024:802

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
23-001797-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na dodelijk schietincident in Amsterdam-Oost

In de zaak tegen Mega Esashi, die betrokken was bij een dodelijk schietincident in Amsterdam-Oost in de nacht van 17 op 18 november 2020, heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, waaronder medeplegen van moord en medeplichtigheid. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer. De verdachte had geen kennis van de intenties van de medeverdachte om het slachtoffer te doden en er was geen bewijs dat hij een actieve rol had gespeeld in het schietincident. De rechtbank had eerder een veroordeling uitgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en sprak de verdachte vrij. De uitspraak volgde na een grondige beoordeling van het bewijs, waaronder getuigenverklaringen, camerabeelden en analyses van schotresten. Het hof concludeerde dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger of medeplichtige aan de moord, omdat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de fatale schietpartij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001797-22
datum uitspraak: 29 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-294570-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15, 17 en 18 januari en 18 maart 2024 en, overeenkomstig artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het Openbaar Ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de gemachtigden van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
primairhij op of omstreeks 18 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk - al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer]
van het leven heeft beroofd door met een vuurwapen eenmaal of meermalen te schieten op / in de richting van die [slachtoffer] en/of met een vuurwapen (van/op zeer dichte afstand) een of meer kogels af te vuren op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] door een of meer kogels in het lichaam, te weten zijn rug en/of zijn (rechter)bil, werd getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair[medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en)op of omstreeks 18 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk — al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door met een vuurwapen eenmaal of meermalen te schieten op / in de richting van die [slachtoffer] en/of met een vuurwapen (van/op zeer dichte afstand) een of meer kogels af te vuren op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] door een of meer kogels in het lichaam, te weten zijn rug en/of zijn (rechter)bil, werd getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij en/of tot het plegen van bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, op een of meer tijdstippen in de periode van 17 november 2020 tot en met 18 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door,
- een vuurwapen te zoeken en/of op te halen en/of te vervoeren en/of te leveren en/of aan die [medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) te geven en/of
- het leveren van een vuurwapen te organiseren en/of te bespreken in een Snapchat groep en/of
- een vluchtauto te zoeken en/of te halen en/of te leveren en/of te besturen en/of
- de levering van een vluchtauto te organiseren en/of te bespreken in een Snapchat groep en/of
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of in te sluiten en/of
- die [slachtoffer] te slaan/stompen en/of
- een vuurwapen weg te maken;
2.
hij in de periode van 17 november 2020 tot en met 18 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een vuurwapen van categorie II en/of III, te weten een onbekend gebleven vuurwapen en/of
- munitie van categorie III, te weten één of meer patro(o)n(en), kaliber 9mm, S&B, type volmantel, voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Het hof zal, anders dan de rechtbank, de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.

Beoordeling van het bewijs

Inleiding
In de avond van 17 november 2020 was er een feestje in een woning aan de [adres] in Amsterdam. Zowel de medeverdachte [medeverdachte 1] als het latere slachtoffer A.N.C. [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) waren op het feestje aanwezig. Na afloop van het feest is [slachtoffer] , vlakbij, op het [plein] , neergeschoten.
[slachtoffer] is zwaargewond naar het ziekenhuis gebracht waar hij op 18 november 2020 om 19.20 uur aan zijn verwondingen is overleden.
Het onderzoek ‘Esashi’ richt zich op de vraag of de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna ook bij hun achternaam aangeduid) in strafrechtelijke zin betrokken zijn geweest bij de dood van [slachtoffer] . De strafzaak tegen de verdachte is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten.
Standpunten
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld, samengevat, dat kan worden bewezen verklaard dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] . Het standpunt van de advocaat-generaal zal hierna verder worden besproken.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe, samengevat, betoogd dat er geen bewijs is dat [verdachte] uitvoeringshandelingen heeft verricht. Evenmin kan worden vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij een vooropgezet plan of gemaakte afspraken om [slachtoffer] neer te schieten en daarmee te doden. De voor het medeplegen vereiste significante, intellectuele dan wel materiële bijdrage blijkt niet uit het dossier. Ook kan niet worden bewezen dat [verdachte] wist dat [slachtoffer] zou worden gedood. Van de medeplichtigheid dient [verdachte] eveneens te worden vrijgesproken, nu niet is gebleken dat hij een handeling heeft uitgevoerd voorafgaand aan of ten tijde van het neerschieten van [slachtoffer] waarmee hij de schutter behulpzaam is geweest.
Feestje
[medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] op 17 november 2020 met zijn [auto] naar het feestje in de [adres] gebracht. [verdachte] reed ook mee. [medeverdachte 1] was die avond, ook toen hij de hierna te bespreken berichten in de snapchatgroep ‘Brothers’ stuurde, in de [adres] op het feest aanwezig. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] na het afzetten van [medeverdachte 1] naar diens woning op [locatie] gebracht en is zelf ook naar huis gegaan. [medeverdachte 1] is op het feestje gebleven totdat het was afgelopen. Dat was rond middernacht.
Camerabeelden
Er zijn camerabeelden van het moment dat [slachtoffer] is neergeschoten. Het schieten zelf is niet te zien, maar slechts te horen op de camerabeelden van de nabij gelegen dierenkliniek. Het eerste schot valt om 00.02.51 uur en het tweede direct daarna om 00.02.52 uur. Er zijn ook camerabeelden kort voor en na het schieten. De politie heeft van alle camerabeelden een compilatie gemaakt en deze is ter terechtzitting in hoger beroep getoond. Op de camerabeelden is, mede blijkens eigen waarneming van het hof, het volgende te zien.
Om 00.01.59 uur (camerabeelden CH8) loopt [slachtoffer] , komende uit de richting van de [adres 2] , over het [plein] met een verder onbekend gebleven persoon. Ze passeren restaurant [restaurant naam] . [slachtoffer] slaat rechtsaf en loopt in de richting van de woningen die gelegen zijn naast [restaurant naam] . NN is een stukje doorgelopen. [slachtoffer] blijft om 00.02.22 uur kennelijk stilstaan. Hij is dan vanwege een boom / plant niet meer zichtbaar op de beelden.
Om 00.02.20 uur (camerabeelden CH5) komen, eveneens uit de richting van de [adres 2] , (in deze volgorde) NN2, NN1 en NN3 met elkaar het [plein] oplopen bij het zebrapad voor de [adres 3] . Kort daarachter loopt, in dezelfde richting, NN4.
Om 00.02.26 uur lopen NN2, NN1 en NN3 over het [plein] ter hoogte van het terras van [restaurant naam] . Kort daarna komt ook NN4 in beeld. Hij houdt iets in zijn hand wat oplicht en waar hij blijkens zijn houding naar kijkt. Het hof gaat er daarom vanuit dat dit een telefoon betreft.
NN1, NN2 en NN3 lopen op [slachtoffer] af. Om 00.02.49 staan NN1, NN2 en NN3 kennelijk zeer dicht bij [slachtoffer] . NN4 is iets doorgelopen en kijkt in de richting van NN1, NN2, NN3 en [slachtoffer] .
Op 00:02:49 uur staan NN1, NN2, NN3 en [slachtoffer] allemaal bij elkaar en – zoals volgt uit de onderliggende camerabeelden – om 00:02:51 uur valt het eerste schot en valt [slachtoffer] op de grond. Het tweede schot volgt direct om 00.02.52.
Wat zich in de drie seconden direct voorafgaand aan het eerste schot heeft afgespeeld is op de camerabeelden niet goed te zien.
Na het schieten zijn NN1, NN2, NN3 en NN4, die enkele meters verderop is blijven staan, weggerend in de richting waar ze vandaan kwamen. Dat is dus de [adres 2] . De eerste zijstraat daarvan is de [adres] waar, vrijwel onmiddellijk om de hoek, het feestje was.
Op de camerabeelden is om 00.03.01 uur een [auto] te zien die het [plein] op komt rijden. Deze auto is van [medeverdachte 2] en hij zat ook achter het stuur. De auto passeert een drietal rennende personen, waarna de auto vaart mindert. Om 00.03.08 uur stopt [medeverdachte 2] iets voor het zebrapad over het [plein] en NN3 stapt in. Om 00.03.24 uur rijdt [medeverdachte 2] over het [plein] , langs de plek waar [slachtoffer] ligt, met de bocht mee linksom, en verdwijnt uit beeld.
NN1, NN2 en NN4 zijn weggerend in de richting van de [adres 2] .
Aanhoudingen
Ongeveer vijf minuten na het schieten, omstreeks 00.08 uur, zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] op de [adres 4] – een afstand van drie tot vijf minuten lopen of rennen vanaf de plaats delict –aangehouden. Beiden hadden een versnelde ademhaling en [verdachte] was bezweet, waaruit naar het oordeel van het hof kan worden afgeleid dat ze zojuist hadden gerend.
Van [medeverdachte 1] zijn vlak na zijn aanhouding foto’s gemaakt. Daarop is te zien dat hij een zwarte jas en een nauwsluitende, lichtkleurige spijkerbroek draagt; op de foto (1) is verder te zien dat hij zwarte schoenen draagt. Dit past bij de samenstelling van de kleding die (blijkens eigen waarneming van het hof; camerabeelden CH6, videotijd 03:13 - 03:16) NN1 draagt: een zwarte jas, een nauwsluitende lichte broek en zwarte schoenen.
Schotresten
[medeverdachte 1] en [verdachte] zijn onderworpen aan een schotrestenonderzoek. Daaruit blijkt – samengevat – het volgende.
Op de onderzoeksset schiethanden waarmee de handen van [medeverdachte 1] zijn bemonsterd zijn 156 zogenoemde categorie A-deeltjes aangetroffen. Ook zijn categorie B-deeltjes aangetroffen die grotendeels passen bij de categorie A-deeltjes. Deze bevindingen zijn volgens het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) extreem veel waarschijnlijker wanneer op de bemonstering schotresten aanwezig zijn, dan wanneer daarop geen schotresten aanwezig zijn. In de bemonsteringen van de steekzakken zijn in de rechtersteekzak 34 categorie A-deeltjes aangetroffen en in de linker steekzak 3. Ook zijn categorie B-deeltjes aangetroffen die voor een deel passen bij de categorie A-deeltjes. Deze bevindingen zijn volgens het NFI zeer veel waarschijnlijker wanneer op de bemonsteringen wel schotresten aanwezig zijn, dan wanneer daarop geen schotresten aanwezig zijn.
Op de onderzoeksset schiethanden waarmee de handen van [verdachte] zijn bemonsterd zijn 6 categorie A-deeltjes aangetroffen. Ook zijn categorie B-deeltjes aangetroffen die grotendeels passen bij de categorie A-deeltjes. Deze bevindingen zijn volgens het NFI zeer veel waarschijnlijker wanneer op de bemonstering schotresten aanwezig zijn, dan wanneer daarop geen schotresten aanwezig zijn.
Een deskundige van het NFI heeft aanvullend schotrestenonderzoek verricht naar de kenmerken van de verzamelingen deeltjes die zijn aangetroffen op (i) de bemonsteringen van de handen en de kleding van [medeverdachte 1] (als één beschouwd vanwege het ontbreken van kenmerkende verschillen), (ii) de twee beschadigingen van de jas en de broek van het slachtoffer (ook als één beschouwd) en (iii) op de op de plaats delict aangetroffen hulzen (ook als één beschouwd). De uitkomsten van het vergelijkend onderzoek kunnen – samengevat – als volgt worden weergegeven.
Voor [medeverdachte 1] geldt dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker (ordegrootte 2-10, dat wel zeggen: 2 tot 10 keer waarschijnlijker) zijn wanneer de deeltjes die zijn aangetroffen in de bemonsteringen van zijn handen en kleding afkomstig zijn van het verschieten van de aangetroffen hulzen, dan wanneer deze deeltjes afkomstig zijn willekeurige (verschoten) hulzen.
Verder geldt voor [medeverdachte 1] ook dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker (ordegrootte 2-10) zijn wanneer de deeltjes die zijn aangetroffen in de bemonsteringen van zijn handen en kleding dezelfde bron van herkomst hebben als de deeltjes aangetroffen op de beschadigingen aan de kleding van het slachtoffer, dan wanneer deze deeltjes een andere bron van herkomst hebben dan de deeltjes aangetroffen op de beschadigingen.
Aanvullend heeft de deskundige van het NFI opgemerkt dat ook een vergelijking van de bemonsteringen van de beschadigingen in de kleding van het slachtoffer met de bemonsteringen van de hulzen tot eenzelfde conclusie leidt, namelijk dat de bevindingen steun geven (het hof begrijpt: met dezelfde waarschijnlijkheidsgraad) aan een gemeenschappelijke bron van herkomst voor beide verzamelingen deeltjes.
Snapchatberichten
De telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn bij hun aanhouding in beslag genomen en daarna onderzocht. Daaruit is gebleken dat zij deelnamen aan de Snapchat-groep ‘Brothers’. Het account ‘ [account medeverdachte 1] ’ was van [medeverdachte 1] . Het account ‘ [account verdachte] ’ was van [verdachte] ; zijn bijnaam is ‘ [bijnaam verdachte] ’. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deelnamen aan deze chatgroep. Het account ‘ [account medeverdachte 2] ’ was van [medeverdachte 2] ; zijn bijnaam is ‘ [bijnaam medeverdachte 2] ’. Het account ‘ [account medeverdachte 3] ’ was van [medeverdachte 3] .
In de avond/nacht van 17 op 18 november 2020 is in de chatgroep een flink aantal berichten gewisseld. Ook was er één-op-één-berichtenverkeer. In dat verband is van belang dat het Snapchat-account ‘ [account betrokkene] ’ toebehoorde aan [betrokkene] , de vriendin van [medeverdachte 1] ; zij werd ook ‘ [bijnaam betrokkene] ’ genoemd. Hieronder zal dit berichtenverkeer vanaf 22.56 uur worden weergeven, waarbij – voor de leesbaarheid en voor zover bekend – de desbetreffende accountnaam telkens is vervangen door de echte naam van de gebruiker. [medeverdachte 1] is dan op het feestje in de [adres] .
Berichten verzonden op 17 november 2020
22.56.02: [medeverdachte 1] : Broer
22.56.02: [medeverdachte 1] : Iemand
22.56.03: [medeverdachte 1] : Breng
22.56.04: [medeverdachte 1] : Aub
22.56.04: [verdachte] : Ahhahahahahahahahahhahahah
22.56.07: [medeverdachte 1] : Pijp
22.56.07: [verdachte] : Ahhahahaha
22.56.08: [medeverdachte 1] : Na hier
22.56.09: [medeverdachte 1] : Aub
22.56.10: [medeverdachte 1] : Doe niet druk
22.56.13: [medeverdachte 1] : Breng gwn
22.56.16: [medeverdachte 1] : [bijnaam verdachte]
22.56.19: [medeverdachte 1] : Connect vrouw
22.56.20: [verdachte] : Yo
22.56.26: [verdachte] : Sa no more
22.56.28: [medeverdachte 1] : Haal een p bij der
22.56.29: [medeverdachte 1] : [wijk]
22.56.3 8: [medeverdachte 1] : Zeg der nu laat ze me baaren
22.57.45: [medeverdachte 1] : Veel praters broer
22.57.47: [medeverdachte 1] : Gelijk straffen
22.58.01: [account 1] : Geregeld of?’
22.58.02: [medeverdachte 2] : Yoo
22.58.02: [medeverdachte 1] : Ben allang geen kleine meer
22.58.07: [medeverdachte 2] : Lees nu pas
22.58.09: [account 1] : Geregeld
22.58.10: [account 1] : O
22.58.12: [account 1] : ???!?
22.58.13: [medeverdachte 1] : Maken jullie gewn zorgen
22.58.14: [verdachte] : [bijnaam medeverdachte 2] kom na hier
22.58.18: [medeverdachte 1] : [bijnaam verdachte] regel die ding gwn
22.58.20: [account 1] : Miet
22.58.21: [account 1] : Ik
22.58.22: [account 1] : Het
22.58.24: [account 1] : Halen
22.58.28: [medeverdachte 1] : Veel gedronken ook
22.58.32: [medeverdachte 1] : Dit vind ik lekker
22.58.35: [medeverdachte 1] : Kijken jullie maaarrr
22.58.38: [medeverdachte 1] : Als t maar snel hier is
22.58.38: [account 1] : Moet
22.58.39: [account 1] : Ik
22.58.40: [account 1] : Het
22.58.41: [account 1] : Halen
22.58.42: [account 1] : Of niet
22.58.51: [account 1] : Zeg gewoon ja
22.59.57: [medeverdachte 2] : Ai ik race nu
[één-op-één-chat tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] ]
23.00.07: [verdachte] : Yo
23.01.42: [medeverdachte 2] : Si
23.01.47: [verdachte] : Rij je na mij
23.02.39: [medeverdachte 2] : Ja
[één-op-één belpoging]
23.01.45: ‘unsuccessful voice call’, afzender: [medeverdachte 1] , ontvanger: [betrokkene] .
23.01.59: [account 5] : Ah bro jij moet niet drukken papi veel te verliezen broski
23.02.17: [account 5] : desnoods word iemand gepayt
23.02.25: [account 5] : Maar niet jij broski
23.02.28: [verdachte] : Vrouw neemt niet op
23.02.37: [medeverdachte 1] : Nee joh gekkie maak je niet druk broer
23.02.41: [medeverdachte 1] : Ik ben smart
23.02.42: [medeverdachte 1] : Geen whip
23.03.17: [medeverdachte 1] : Uhm [bijnaam verdachte]
23.03.25: [medeverdachte 1] : Ik probeerde der oo al te bellen
23.03.29: [account 5] : Waar van [wijk] ben j bro
23.03.40: [account 1] : 2 min
[1-op-1-chat tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene] ]
23.03.28: [medeverdachte 1] : Yooo
23.03.29: [medeverdachte 1] : Yooo
23.03.30: [medeverdachte 1] : Yooo
[1-op-1-chat tussen [verdachte] en ‘ [account 2] ’]
23.03.47: [verdachte] : [bijnaam betrokkene account 2]
23.03.57: [verdachte] : Geef [bijnaam betrokkene] der 06 aub met spoed
23.09.24: [medeverdachte 1] : Nog niks he ???
23.09.30: [account 1] : No
23.09.39: [verdachte] : Nee man
[Audio-Snapchatbericht van [verdachte] , ontvanger onbekend]
23.23.43: [verdachte] : [bijnaam betrokkene] is er niet pa, ik krijg haar niet te pakken
[1-op-1-chat tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene] ]
23.13.58: [medeverdachte 1] : Waar ben jij
23.13.59: [medeverdachte 1] : ????
[1-op-1-chat tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ]
23.17.30: [medeverdachte 3] : Kom na daar met [bijnaam medeverdachte 2] ens
23.20.08: [medeverdachte 1] : Broers
23.20.11: [medeverdachte 1] : Alsjeblieft
23.20.11: [medeverdachte 1] : Snel
23.20.15: [medeverdachte 1] : Ik smeek jullie man
[1-op-1-chat tussen [verdachte] en ‘ [account 3] ’]
23.22.10: [verdachte] : Eeey
23.22.13: [verdachte] : Ga naar daar
23.22.14: [verdachte] : Nu
23.22.24: [verdachte] : Die man heeft gezeik!!!!
[1-op-1-chat tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] ]
23.23.42: [verdachte] : Ben met 5 min bij je
[1-op-1-chat tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] ]
23.25.14: [medeverdachte 3] : Waar jij
[1-op-1-chat tussen [verdachte] en ‘ [account 4] ’]
23.28.04: [verdachte] : Eeey
23.31.16: [verdachte] : Kil kanker man
23.31.17: [verdachte] : Neem op
23.31.27: [verdachte] : Waaar s die peter van p
23.34.08: [verdachte] : Halllooooo
[1-op-1-chat tussen [verdachte] en [betrokkene] ]
23.32.26: [verdachte] : [No message content to display]
[1-op-1-chat tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] ]
23.45.43: [verdachte] : 3 min
23.45.59: [medeverdachte 1] : Okee
23.46.00: [medeverdachte 1] : Snm
23.46.07: [medeverdachte 1] : Pull up niet druk voor die deur
23.46.17: [medeverdachte 1] : Gwn daar om de hoek waar we eerst stonden
23.46.22: [medeverdachte 1] : Dan kom ik na je’
23.46.23: [verdachte] : Okii
23.46.24: [medeverdachte 1] : Sta buiten
23.47.37: [verdachte] : Kom na buiten
23.48.45: [medeverdachte 1] : Ben al hier meef
23.48.46: [medeverdachte 1] : Wbj
Berichten verzonden op 18 november 2020
[1-op-1-chat tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] ]
00.02.36: [verdachte] : Breng die waggie
[1-op-1-chat tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ]
00.07.23: ‘unsuccessful voice call’, afzender: [medeverdachte 1] , ontvanger: [medeverdachte 2] .
00.07.49: [medeverdachte 2] : ..
Uit deze berichten leidt het hof af dat [medeverdachte 1] problemen had op het feestje met ‘praters’. Kennelijk waren die zo serieus dat hij in de groepschat om een vuurwapen (‘pijp’ / ‘p’) vraagt om ‘gelijk te straffen’. [medeverdachte 1] spoort daarbij voornamelijk [verdachte] aan om een wapen te halen bij [betrokkene] ( [bijnaam betrokkene] ). [verdachte] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 2] ( [bijnaam medeverdachte 2] ) dat deze hem moet komen ophalen. Voor [medeverdachte 2] is kennelijk duidelijk dat er niet moet worden getreuzeld, want hij schrijft: ‘Ai ik race nu’. Op enig moment wordt de situatie kennelijk dringender, aangezien [medeverdachte 1] schrijft: ‘Snel’, ‘Ik smeek jullie man’.
Levering vuurwapen?
Mede uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat naar aanleiding van genoemd berichtenverkeer [medeverdachte 2] [verdachte] thuis heeft opgehaald. [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat zij vervolgens naar [stad] zijn gereden en daar iemand hebben opgepikt en dat ze vervolgens nog een tussenstop hebben gemaakt, in [stad] .
[medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat hij met [verdachte] , en de persoon van wie hij de naam niet heeft genoemd, weer naar de [adres] is gereden, waar het feestje was. Blijkens de GPS-gegevens van de telefoon van [verdachte] waren ze daar om 23.47 uur. Dit gegeven past goed bij de inhoud van de chatberichten. [verdachte] bericht immers om 23.45.43 uur aan [medeverdachte 1] : 3 min (het hof begrijpt: 3 minuten). [medeverdachte 1] geeft dan een instructie: ‘Gwn daar om de hoek waar we eerst stonden’, waarmee hij kennelijk refereert aan de locatie waar hij eerder die avond door [medeverdachte 2] en [verdachte] is afgezet.
Afgezien van het duidelijke verzoek van [medeverdachte 1] om een wapen te komen brengen, de opdracht aan [verdachte] dat wapen op te halen in [stad] (‘ [wijk] ’) en de afgelegde route kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat [verdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of de onbekend gebleven derde persoon daadwerkelijk rond 23.47 uur een wapen aan [medeverdachte 1] hebben overhandigd. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben dat ook ontkend, terwijl steunbewijs ontbreekt. Daarbij is van belang dat ook ‘ [account 1] ’ zich in de chatgroep heeft bemoeid met het ‘halen’ van een vuurwapen. [verdachte] heeft bovendien om 23.22 uur aan ‘ [account 3] ’ de opdracht gegeven ‘nu’ naar ‘daar’ (het hof begrijpt: de [adres] ) te gaan, omdat ‘die man’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) ‘gezeik heeft’.
OVC-gesprek [medeverdachte 1] – [betrokkene]
Op 5 januari 2021 heeft [betrokkene] [medeverdachte 1] bezocht in de penitentiaire inrichting (PI). De vertrouwelijke communicatie tussen hen is opgenomen met een technisch hulpmiddel (OVC). In dit gesprek is blijkens de uitwerking door de politie onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : ik heb een ander model geklaard (klinkt als), snap je
[medeverdachte 1] : ik heb wel geschoten daar weet je
[betrokkene] : mmmm jajaja
[medeverdachte 1] : je weet toch, dus ja, de eerst volgende zitting ga ik het gewoon zeggen, ik heb in de lucht geschoten, je weet toch... zag iedereen wegrennen....Eindstand... Het ging zo snel...
[medeverdachte 1] : Ntv.... Deze man ligt daar... dood (klinkt als) ...ntv... je weet toch
[medeverdachte 1] : dan ga ik ze gewoon zeggen waar die pijp is enzo.... Ntv
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 1] in dit gesprek spreekt over het neerschieten van [slachtoffer] , waarvoor hij dan al enige tijd in voorlopige hechtenis zit. [medeverdachte 1] zegt tegen [betrokkene] dat hij de schutter is, maar dat hij tegen de rechtbank zal zeggen dat hij slechts in de lucht heeft geschoten, naar het hof aanneemt om de bij hem aangetroffen ‘schotresten’ te verklaren.
Conclusie
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen en de overige bevindingen in het dossier kan samengevat het volgende worden vastgesteld en geconcludeerd:
 Uit de berichten die zijn uitgewisseld in de Snapchat-groep ‘Brothers’ blijkt – beschouwd in samenhang met de verklaring van [medeverdachte 2] bij de politie en de locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] – het volgende.
(i) De deelnemers aan de Snapchat-groep ‘Brothers’ – waarvan [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deel uitmaakten – werden omstreeks 22.56 uur door [medeverdachte 1] , die op dat moment op een feestje in de woning aan de [adres] was, geïnformeerd dat deze een probleem had met bepaalde personen (‘
veel praters’), dat hij dit probleem met hen onmiddellijk wilde oplossen (‘
gelijk straffen’) en dat hij hiervoor een vuurwapen (‘
breng[…]
pijp’) nodig had.
(ii) [medeverdachte 1] droeg [verdachte] op om dit vuurwapen op te halen bij zijn vriendin in
‘ [wijk] ’(het hof begrijpt: de wijk [wijk] in [stad] ).
(iii) [verdachte] reageerde op dit bericht en gaf [medeverdachte 2] instructie naar hem toe te komen.
(iv) [medeverdachte 2] heeft [verdachte] thuis opgehaald.
(v) Zij reden daarna samen naar [stad] , waar zij een derde persoon ophaalden en nog een tweede tussenstop hebben gemaakt.
(vi) Vervolgens reden zij naar de [adres] . Onderweg spraken [verdachte] en [medeverdachte 1] af om elkaar ‘om de hoek’ te ontmoeten. [medeverdachte 1] stond [verdachte] , [medeverdachte 2] en de derde persoon, toen zij omstreeks 23.47 uur arriveerden, buiten op te wachten.
 Behalve [medeverdachte 1] was ook [slachtoffer] op het feestje in de [adres] .
 [slachtoffer] liep om 00.01.59 uur op het [plein] (dat is gelegen in de directe omgeving van de [adres] waar het feestje had plaatsgevonden) met kort daarachter NN1, NN2 en NN3.
 [slachtoffer] werd door deze drie personen benaderd.
 Om 00.02.51 en om 00.02.52 werden twee schoten op hem afgevuurd.
 Om 00.02.36 uur stuurde [verdachte] aan [medeverdachte 2] het Snapchat-bericht ‘Breng die waggie’. Ongeveer een halve minuut later, omstreeks 00.03.00 uur, reed [medeverdachte 2] in zijn auto het [plein] op en stapte NN3 in.
 Om 00.08 uur werden [verdachte] en [medeverdachte 1] door de politie aangetroffen. Zij bevonden zich op de [adres 4] , op zo’n drie tot vijf minuten lopen / rennen van het [plein] , wat qua tijdsverloop dus zou kunnen passen bij het scenario dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vanaf het [plein] waren komen aanlopen of rennen. Beiden hadden een versnelde ademhaling en het voorhoofd van [verdachte] was bezweet.
 De kleding en schoenen die [medeverdachte 1] op het moment van aanhouding droeg passen goed bij de kleding en schoenen die NN1 droeg.
 Het schotrestenonderzoek dat het NFI heeft verricht rechtvaardigt de conclusie dat op de handen van [medeverdachte 1] schotresten zaten. Daarbij heeft het NFI vastgesteld dat de onderzoeksresultaten iets waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht: 2-10) zijn als de deeltjes die zijn aangetroffen op de handen en de kleding van [medeverdachte 1] afkomstig zijn van het verschieten van de hulzen die op de plaats delict zijn aangetroffen dan dat deze afkomstig zijn van willekeurige verschoten hulzen anders dan de aangetroffen hulzen.
 Het schotrestenonderzoek dat het NFI heeft verricht rechtvaardigt de conclusie dat op de handen van [verdachte] schotresten zaten. Daarbij betrekt het hof dat [verdachte] ook geen verklaring heeft afgelegd die een ander licht werpt op de vraag waarom de aangetroffen categorie A-deeltjes op zijn handen zaten. Het NFI heeft verder vastgesteld dat deze onderzoeksresultaten iets waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht: 2-10) zijn als de deeltjes die zijn aangetroffen op de handen en de kleding van [verdachte] afkomstig zijn van het verschieten van de hulzen die op de plaats delict zijn aangetroffen dan dat deze afkomstig zijn van willekeurige verschoten hulzen anders dan de aangetroffen hulzen.
 Op de handen van [medeverdachte 1] zaten significant meer schotresten dan op de handen van [verdachte] .
 [medeverdachte 1] heeft in de PI tegen zijn vriendin gezegd dat hij die avond heeft geschoten en dat de man dood was.
Deze feiten zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs dat [medeverdachte 1] degene is die [slachtoffer] op 18 november 2020 op het [plein] heeft neergeschoten.
Voor [verdachte] geldt dat vastgesteld kan worden dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] op zoek is gegaan naar een vuurwapen. Hij is door [medeverdachte 2] die avond naar de [adres] gebracht, waar hij [medeverdachte 1] omstreeks 23.47 uur heeft ontmoet. Daarnaast is [verdachte] ongeveer vijf minuten nadat [slachtoffer] was neergeschoten samen met [medeverdachte 1] aangehouden in de nabije omgeving van de plaats delict en verkeerde hij dus in gezelschap van de schutter. Tot slot zijn op zijn handen schotresten aangetroffen, zij het in veel mindere mate dan bij [medeverdachte 1] met wie [verdachte] in elk geval kort voor zijn aanhouding samen was.
Vrijspraak
Zoals hiervoor is vastgesteld, liep [slachtoffer] vlak voordat hij door [medeverdachte 1] zou worden neergeschoten op het [plein] , waarna [medeverdachte 1] , NN2 en NN3 naar hem toeliepen, met NN4 op enige afstand. Tussen de advocaat-generaal en de verdediging is in geschil of [verdachte] kan worden aangemerkt als NN4. De advocaat-generaal heeft betoogd dat dit het geval is. Volgens de verdediging bevat het dossier daarentegen onvoldoende bewijs dat [verdachte] NN4 is.
De vraag of [verdachte] NN4 is, zal het hof niet verder bespreken. Zelfs indien deze vraag namelijk bevestigend wordt beantwoord, dient hij van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van de moord dan wel doodslag moet kunnen worden vastgesteld dat bij [verdachte] sprake is geweest van dubbel opzet. Bewezen moet kunnen worden dat [verdachte] opzet heeft gehad op de onderlinge samenwerking enerzijds en de verwezenlijking van het grondfeit, het doden van [slachtoffer] , anderzijds. Dit volgt uit de voor het medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het grondfeit. Voor het aannemen van opzet, zeker in voorwaardelijke zin, is niet vereist dat de verdachte op de hoogte is geweest van de precieze gedragingen van zijn mededader(s). Indien het opzet onderling echter teveel of wezenlijk uiteenloopt en de feitelijk pleger substantieel verder gaat dan waarop het opzet van de medepleger is gericht, kan de medepleger daarvoor niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld en moet de medepleger naar zijn eigen opzet worden beoordeeld en gekwalificeerd. In dat geval kan dan dus geen ‘bewuste en nauwe samenwerking’ worden aangenomen met betrekking tot het door de feitelijke pleger begane grondfeit.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet het redengevend bewijs dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] zou doodschieten – en hierop dus opzet had in die zin dat hij de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. Daartoe is het volgende van belang.
Hiervoor is reeds overwogen dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] met bepaalde personen problemen had gekregen op het feestje, dat hij hen gelijk wilde straffen en dat hij daarvoor een vuurwapen wilde hebben. Met die wetenschap is [verdachte] , ongeveer een kwartier voorafgaand aan het neerschieten van [slachtoffer] , naar [medeverdachte 1] toegegaan. Zoals echter ook is overwogen, kan niet worden vastgesteld dat hij (dan wel [medeverdachte 2] of de derde onbekend gebleven persoon die hen vergezelde) op dat moment een wapen aan [medeverdachte 1] heeft overhandigd. Het heeft er zelfs schijn van dat [medeverdachte 1] het wapen van iemand anders heeft ontvangen. Uit de groepschat blijkt immers dat [verdachte] het wapen bij [betrokkene] moest gaan ophalen, maar dat hij geen contact met haar kreeg. [medeverdachte 1] heeft ook in de PI tegen [betrokkene] gezegd dat hij ‘
een ander model heeft geklaard’, wat gelet op de context waarin die opmerking is gemaakt zeer goed kan worden uitgelegd als: ik heb een ander wapen geregeld. Op het moment dat [medeverdachte 1] en de andere twee onbekend gebleven mannen vlakbij [slachtoffer] waren, heeft [verdachte] aan [medeverdachte 2] bericht: ‘Breng die waggie’. Kennelijk wist [medeverdachte 2] wat daarmee bedoeld werd en waar hij moest zijn, want zonder verdere tekst en uitleg verscheen [medeverdachte 2] korte tijd later daadwerkelijk met zijn auto ter plaatse en liet hij de ‘vluchtende’ NN3 instappen. Er zijn dan ook aanwijzingen dat het voor [verdachte] duidelijk was dat [medeverdachte 1] op het punt stond om iets kwalijks richting – naar later blijkt – [slachtoffer] te gaan ondernemen en waarvoor hij een (vlucht)auto nodig had, ook gelet op de eerder door [medeverdachte 1] kenbaar gemaakte wens om de personen met wie hij een probleem had te gaan straffen. Dit is echter niet voldoende voor de conclusie dat [verdachte] ook wist, in de zin van voorwaardelijk opzet, dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] wilde doden. [verdachte] eventuele aanwezigheid op de plaats delict als NN4 maakt dit niet anders. Ook dan passen andere scenario’s – bijvoorbeeld dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] wilde mishandelen en/of bedreigen – goed bij wat [verdachte] op dat moment wist. Daarbij is van belang dat uit het dossier niet blijkt dat [verdachte] wist of moet hebben geweten dat [medeverdachte 1] op dat moment daadwerkelijk de beschikking had over een vuurwapen, laat staan dat hij de aanmerkelijke kans op een dodelijke confrontatie bewust heeft aanvaard. In dat verband wijst het hof nog op de berichten in de Snapchat-groep ‘Brothers’, waarin ‘ [account 5] ’ aan [medeverdachte 1] bericht – die dan overigens nog niet de beschikking heeft over een vuurwapen – dat hij niet zelf moet ‘drukken’ (het hof begrijpt: schieten), waarop [medeverdachte 1] reageert met de opmerking: “Nee joh gekkie maak je niet druk broer”. Aangenomen moet worden dat [verdachte] ook deze berichten heeft gelezen.
Opmerking verdient bovendien dat [medeverdachte 1] in de PI – toen hij zich kennelijk onbespied waande – tegen [betrokkene] heeft gezegd dat ‘
hij(met wie [medeverdachte 1] , mede blijkens zijn verklaring als getuige, [verdachte] bedoelde)
toen die gelost was(het hof begrijpt: toen [medeverdachte 1] [slachtoffer] neerschoot)
nog kwam aanlopen’ en ‘
helemaal niet in de buurt is[…]
ik vind het echt fucked up van man(het hof begrijpt: voor [verdachte] )’. Ook deze opmerking lijkt niet te stroken met het scenario dat [medeverdachte 1] [verdachte] had betrokken bij zijn voornemen om [slachtoffer] neer te schieten.
Het voorgaande leidt ertoe dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van de moord dan wel doodslag op [slachtoffer] . Redengevend bewijs dat [verdachte] opzet heeft gehad op het doodschieten van [slachtoffer] , en dat zijn bijdrage was gericht op het realiseren van dat gevolg, ontbreekt in het dossier. Nu dergelijk redengevend bewijs ontbreekt, is ook niet sprake van de situatie dat van [verdachte] een verklaring mocht worden verlangd die de redengevendheid van het bewijs ontzenuwt. Aan het feit dat [verdachte] een onaannemelijke verklaring heeft afgelegd over waar hij ten tijde van het schietincident naartoe ging en waar hij zich op dat moment bevond, waarmee hij zichzelf in een verdachte positie heeft gebracht, kan dan ook niet de betekenis worden toegekend die de advocaat-generaal daaraan in haar bewijsconstructie toekent.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen over het opzet van [verdachte] – in die zin dat niet kan worden bewezen dat hij wist dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] zou doodschieten – volgt dat hij ook op deze grond van de medeplichtigheid aan dit misdrijf dient te worden vrijgesproken. Ook bij medeplichtigheid dient het opzet bij de medeplichtige op het gronddelict immers te kunnen worden vastgesteld.
Slotsom is dat [verdachte] integraal van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Verzoek reconstructie
Door de verdediging is verzocht om een reconstructie om na te gaan of vastgesteld kan worden of NN4 [verdachte] is. Nu het hof om andere redenen tot een vrijspraak komt, acht het hof het verzochte onderzoek niet noodzakelijk en wijst het verzoek af.
Feit 2
Nu er geen bewijs is voor de stelling dat [verdachte] in de nacht van 17 op 18 november 2020 een vuurwapen aan [medeverdachte 1] heeft geleverd en evenmin kan worden vastgesteld dat anderen dit hebben gedaan met zijn medeweten, kan ook hetgeen onder feit 2 is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend worden bewezen. Ook voor dit feit dient een vrijspraak te volgen.

Beslag

Onder de verdachte is in beslag genomen een telefoon (BlackBerry, goednummer: [getal] ).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof tot dezelfde beslissing komt als de rechtbank en dat deze telefoon dus zal worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Het hof zal gelasten dat de telefoon aan de verdachte wordt teruggegeven. Een grondslag voor de gevorderde onttrekking aan het verkeer ontbreekt. Het hof ziet niet in, en door de advocaat-generaal is ook niet toegelicht, dat het ongecontroleerde bezit van de telefoon in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Vordering van de benadeelde partij [nabestaande 1]

De benadeelde partij [nabestaande 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 36.457,09.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [nabestaande 2]

De benadeelde partij [nabestaande 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.976,14.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
BlackBerry, goednummer: [getal] .
Vordering van de benadeelde partij [nabestaande 1]
Verklaart de benadeelde partij [nabestaande 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [nabestaande 2]
Verklaart de benadeelde partij [nabestaande 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. J. Piena en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 maart 2024.
=========================================================================
[proces-verbaal uitspraak]
.