ECLI:NL:GHAMS:2024:801

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
23-001838-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vrijspraak in dodelijk schietincident Amsterdam-Oost

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2022. De zaak betreft een dodelijk schietincident dat plaatsvond in de nacht van 17 op 18 november 2020 in Amsterdam-Oost, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd neergeschoten en later in het ziekenhuis overleed. De verdachte, [verdachte], werd beschuldigd van medeplegen van moord of doodslag, maar het hof heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij het schietincident. Het hof heeft de vrijspraak van de verdachte bevestigd, maar met een andere motivering dan de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte betrokken was bij het schietincident of dat hij een vuurwapen heeft geleverd aan de medeverdachte [medeverdachte 1]. De advocaat-generaal had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak, maar het hof concludeert dat er geen redengevend bewijs is dat de verdachte als medepleger of medeplichtige kan worden aangemerkt. De verdachte is vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en het hof heeft ook beslist over de teruggave van een in beslag genomen Samsung-telefoon aan de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001838-22
datum uitspraak: 29 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-102291-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15, 17 en 18 januari en 18 maart 2024 en, overeenkomstig artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de gemachtigden van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij:
1.
primair:
op of omstreeks 18 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door met een vuurwapen eenmaal of meermalen te schieten op / in de richting van die [slachtoffer] en/of met een vuurwapen (van/op zeer dichte afstand) een of meer kogels af te vuren op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] door een of meer kogels in het lichaam, te weten zijn rug en/of zijn (rechter)bil, werd getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) op of omstreeks
18 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk -al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer]
van het leven heeft beroofd door met een vuurwapen eenmaal of meermalen te
schieten op / in de richting van die [slachtoffer] en/of met een vuurwapen (van/op zeer dichte
afstand) een of meer kogels af te vuren op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer]
waardoor die [slachtoffer] door een of meer kogels in het lichaam, te weten zijn rug en/of zijn
(rechter)bil, werd getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij en/of tot het plegen van bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, op een of meer
tijdstippen in de periode van 17 november 2020 tot en met 18 november 2020 te Amsterdam,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door,
- een vuurwapen te zoeken en/of op te halen en/of te vervoeren en/of te leveren en/of 'aan die
[medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) te geven en/of
- het leveren van een vuurwapen te organiseren en/of te bespreken in een Snapchat groep
en/of
- een vluchtauto te zoeken en/of te halen en/of te leveren en/of te besturen en/of
- de levering van een vluchtauto te organiseren en/of te bespreken in een Snapchat groep en/of
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of in te sluiten en/of
- die [slachtoffer] te slaan/stompen en/of
- een vuurwapen weg te maken;
2.
in de periode van 17 november 2020 tot en met 18 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een vuurwapen van categorie II en/of III, te weten een onbekend gebleven vuurwapen en/of
- munitie van categorie III, te weten één of meer patro(o)n(en), kaliber 9mm, S&B, type volmantel, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit daarom bevestigen met uitzondering van de beslissing ten aanzien van de in beslag genomen Samsung telefoon (goednummer: [getal]) – en in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof komt tot een andere motivering van de vrijspraak van het ten laste gelegde.

Vrijspraak

Inleiding
In de avond van 17 november 2020 was er een feestje in een woning aan de [adres] in Amsterdam. Zowel de medeverdachte [medeverdachte 1] als het latere slachtoffer [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) waren op het feestje aanwezig. Na afloop van het feest is [slachtoffer] , vlakbij, op het [plein] , neergeschoten.
[slachtoffer] is zwaargewond naar het ziekenhuis gebracht waar hij op 18 november 2020 om 19.20 uur aan zijn verwondingen is overleden.
Het onderzoek ‘Esashi’ richt zich op de vraag of de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna ook bij hun achternaam aangeduid) in strafrechtelijke zin betrokken zijn geweest bij de dood van [slachtoffer] . De strafzaak tegen de verdachte is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunten
Door de advocaat-generaal is betoogd, samengevat, dat [verdachte] de persoon is die in [stad] als derde in de auto bij [medeverdachte 3] is gestapt voordat zij naar de [adres] reden. De advocaat-generaal leidt dit in de eerste plaats af uit de beschrijving die [medeverdachte 3] van die persoon heeft gegeven, welke beschrijving past bij het uiterlijk van [verdachte] . Daarnaast leidt zij dit af uit het bericht van [verdachte] aan [medeverdachte 1] in de hierna te noemen Brothers-groepschat om 23.17.30 uur: “Kom na daar met [bijnaam medeverdachte 3] ens” en een bericht om 23.25 uur van [verdachte] aan [medeverdachte 2] : “waar jij”. De advocaat-generaal heeft verder aangegeven dat NN3 die na het schietincident in de [auto] stapte eveneens [verdachte] is geweest nu volgens getuige 001 een magere man met zwart haar van ongeveer 1.60 / 1.70 meter in de auto stapte, welke beschrijving eveneens goed past bij het uiterlijk van [verdachte] . Daarnaast acht zij het aangetroffen “DNA van [verdachte] ” in de [auto] , die door haar als vluchtauto is gekwalificeerd, rechtsvoor op de deurgreep en aan de buitenzijde van de auto op de deurgreep rechtsachter, opmerkelijk en dus, zo begrijpt het hof, redengevend voor de conclusie dat [verdachte] NN3 is. Volgens de advocaat-generaal heeft [verdachte] zich, door [slachtoffer] samen met [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven persoon in te sluiten, schuldig gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] .
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld, samengevat, dat een integrale vrijspraak moet volgen omdat niet vastgesteld kan worden dat [verdachte] de derde man is die in [stad] bij [medeverdachte 3] in de auto is gestapt en evenmin dat hij de NN3 is op de beelden en die na het schietincident in de [auto] is gestapt. Uit het aangetroffen “DNA van [verdachte] ” in de auto en op de handgreep aan de buitenzijde van de auto kan geenszins worden afgeleid dat [verdachte] op 17 november en 18 november 2020 in de auto heeft gezeten. Dat “zijn DNA” is aangetroffen kan worden verklaard door de omstandigheid dat hij [medeverdachte 3] en de andere medeverdachten kent en contact met hen heeft gehad. Daarnaast heeft hij door de huidziekte psoriasis bovengemiddeld veel afschilferende huidcellen. Verder kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker was van het account ‘ [account verdachte] ’. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat hij dit wel is, kan uit de berichten waaraan hij heeft deelgenomen niet worden afgeleid dat hij voornemens was naar [medeverdachte 1] te komen met [medeverdachte 3] en evenmin dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van het mogelijke vuurwapen. Uit de gesprekken tussen zijn toenmalige vriendin [naam] en haar zus kan evenmin worden afgeleid dat hij enige strafrechtelijk relevante betrokkenheid heeft gehad nu die gesprekken louter speculatief waren.
Oordeel van het hof
Feestje
Vastgesteld kan worden dat [medeverdachte 1] in de avond van 17 november 2020 door [medeverdachte 3] met zijn auto naar het feestje aan de [adres] is gebracht. Ook [medeverdachte 2] zat in de auto. Nadat [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] had afgezet bij het feestje, heeft hij [medeverdachte 2] naar huis gebracht en is hij zelf ook naar huis gereden. [medeverdachte 1] is op het feestje gebleven totdat het was afgelopen. Dat was rond middernacht.
Snapchatgroep ‘Brothers’
Later die avond, terwijl [medeverdachte 1] nog op het feestje was, vond vanaf 22.56 uur een berichtenwisseling plaats tussen verschillende gebruikers van de Snapchatgroep ‘Brothers’.
Het account ‘ [account medeverdachte 1] ’ was van [medeverdachte 1] . Het account ‘ [account medeverdachte 3] ’ was van [medeverdachte 3] . Zijn bijnaam is ‘ [bijnaam medeverdachte 3] ‘ of ’ [bijnaam medeverdachte 3] ’. Het account ‘ [account medeverdachte 2] ’ was van [medeverdachte 2] . Zijn bijnaam is ‘ [bijnaam medeverdachte 2] ’. Ook de gebruiker van het account ‘ [account verdachte] ’ heeft deelgenomen aan de Snapchatgroep ‘Brothers’. Dit account was in de telefoon van [medeverdachte 1] in de Snapchat-contactenlijst ‘friends’ opgeslagen als ‘[account naam 1]’. In de fotomap in de telefoon van [medeverdachte 1] zat een screenschot van een Snapchat-bericht, bevattende een foto. Dit screenshot was gemaakt op 8 november 2020. Bovenin stond de Snapchat-naam ‘ [account naam 1] ’ met daaronder de tekst ‘3 maanden geleden uit Herinneringen’. Onderin stond de tekst ‘Los Bandidos, Marbella, Spain’. Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] omstreeks 9 augustus 2020 in Marbella is geweest. Op de foto heeft het onderzoeksteam de verdachte herkend. Naar het oordeel van het hof kan hieruit worden afgeleid dat [verdachte] de gebruiker was van het Snapchat-account ‘ [account verdachte] ’. Zijn bijnaam is ‘ [bijnaam verdachte] ’.
Uit de berichten die vanaf 22.56 uur in de Snapchatgroep ‘Brothers’ zijn uitgewisseld blijkt dat [medeverdachte 1] – uiteindelijk dringend – om een vuurwapen heeft gevraagd omdat hij problemen met mensen op het feestje had. [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] opgedragen om een vuurwapen bij zijn vriendin in de wijk [wijk] , in [stad] , op te halen. De onbekend gebleven gebruiker van de accountnaam ‘[account naam 2]’ bood in de groepschat aan om een vuurwapen voor [medeverdachte 1] te halen.
Naar aanleiding van deze berichten vroeg [medeverdachte 2] omstreeks 23.00 uur aan [medeverdachte 3] om hem op te halen, wat [medeverdachte 3] vervolgens ook heeft gedaan. Zij zijn naar [stad] gereden. [verdachte] stuurde om 23.17 uur aan [medeverdachte 1] :
“Kom na daar met [bijnaam medeverdachte 3] ens”en om 23.25 uur berichtte hij aan [medeverdachte 2] :
“waar jij”.
In [stad] werd vervolgens door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een derde persoon opgehaald, die volgens [medeverdachte 3] eveneens deel uitmaakte van de Snapchatgroep ‘Brothers’. Vervolgens zijn zij naar de [adres] gereden. [medeverdachte 2] heeft met [medeverdachte 1] tijdens de rit afgesproken elkaar ‘om de hoek’ te ontmoeten. Omstreeks 23.47 uur arriveerden [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en de derde persoon op de [adres] , waar [medeverdachte 1] hen buiten stond op te wachten.
[slachtoffer] heeft het feestje verlaten en is vervolgens het [plein] opgelopen, waar hij om 00.02 uur op camerabeelden is vastgelegd. Kort achter [slachtoffer] liepen drie personen – NN1, NN2 en NN3 – en op korte afstand nog een vierde persoon, NN4. NN1, NN2 en NN3 zijn op [slachtoffer] afgelopen en ze stonden om 00.02.49 uur allemaal bij elkaar. Om 00.02.51 viel het eerste schot en viel [slachtoffer] op de grond. Het tweede schot viel direct om 00.02.52 uur. Na deze schoten zijn de vier mannen weggerend in de richting waar ze vandaag kwamen, de [adres 2].
Schutter
Vastgesteld kan worden dat [medeverdachte 1] NN1 is en de schutter is geweest. Hij is op korte afstand van de plaats delict, tezamen met [medeverdachte 2] aangehouden.
Aanwezigheid [verdachte] in auto van [medeverdachte 3] ?
Het bericht van [verdachte] aan [medeverdachte 1] : “kom na daar met [bijnaam medeverdachte 3] ens” en het bericht van [verdachte] aan [medeverdachte 2] : “waar jij” zijn, zonder nadere informatie die steun biedt aan de door de advocaat-generaal voorgestane uitleg van deze berichten, onvoldoende om hieruit af te leiden dat [verdachte] de derde persoon is die bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de auto is gestapt en is meegegaan om [medeverdachte 1] bij de [adres] te treffen. Dergelijke ondersteunende informatie ontbreekt in het dossier. Geen enkele getuige heeft verklaard over de aanwezigheid van [verdachte] op of in de buurt van de [adres] die avond of nacht en ook de overige onderzoeksbevindingen – bijvoorbeeld telecomgegevens – wijzen hier niet op. Datzelfde geldt voor het DNA-onderzoek. Op de deurgreep aan de binnenzijde, aan de bijrijderskant en op de deurgreep aan de buitenzijde rechtsachter van de auto van [medeverdachte 3] , is celmateriaal aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] . Nu de verdachten elkaar kenden is deze vaststelling ook onvoldoende voor het bewijs dat [verdachte] de nacht van 17 op 18 november 2020 met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de auto heeft gezeten.
Levering vuurwapen?
Zelfs indien zou kunnen worden vastgesteld dat [verdachte] met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] naar de [adres] is gereden, kan niet buiten redelijk twijfel worden vastgesteld dat zij, daar aangekomen, een vuurwapen aan [medeverdachte 1] hebben overhandigd. Uit de berichten in de Snapchatgroep ‘Brothers’ kan niet worden afgeleid dat zij daadwerkelijk een wapen hebben opgehaald en vervolgens aan [medeverdachte 1] hebben gegeven. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben dat ontkend, terwijl steunbewijs ontbreekt. En verder is van belang dat ook ‘[account naam 2]’ zich in de chatgroep heeft bemoeid met het ‘halen’ van een vuurwapen. [medeverdachte 2] heeft bovendien om 23.22 uur aan ‘[account naam 3]’ de opdracht gegeven ‘nu’ naar ‘daar’ (het hof begrijpt: de [adres] ) te gaan, omdat ‘die man’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) ‘gezeik heeft’. Het heeft er zelfs schijn van dat [medeverdachte 1] het wapen van iemand anders heeft ontvangen. Uit de groepschat blijkt immers dat [medeverdachte 2] het wapen bij [betrokkene] moest gaan ophalen, maar dat hij geen contact met haar kreeg. [medeverdachte 1] heeft ook in de PI tegen [betrokkene] gezegd dat hij ‘
een ander model heeft geklaard’, wat gelet op de context waarin die opmerking is gemaakt zeer goed kan worden uitgelegd als: ik heb een ander wapen geregeld.
Aanwezigheid [verdachte] op plaats delict?
Omstreeks 00.03.00 reed [medeverdachte 3] met zijn auto via de [adres 2] het [plein] op. Hij reed de wegrennende NN1, NN2, NN3 en NN4 tegemoet. NN3 is op het [plein] in die auto gestapt. Uit het dossier volgt echter niet, anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, dat [verdachte] NN3 is. De enkele verklaring van [medeverdachte 3] dat de persoon die na het schietincident in zijn auto stapte ook in de Snapgroep ‘Brothers’ zat en de omstandigheid dat NN3 een tasje droeg dat lijkt op het tasje dat (later) in de woning van [verdachte] is aangetroffen, is daartoe absoluut onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de zeer algemene en dus weinig onderscheidende beschrijving die getuige 001 van NN3 heeft gegeven.
Vrijspraak
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat redengevend bewijs ontbreekt dat [verdachte] als medepleger of medeplichtige betrokken is bij het neerschieten van [slachtoffer] , zodat geen sprake is van de situatie dat van [verdachte] een verklaring mocht worden verlangd die de redengevendheid van het bewijs ontzenuwt. Het feit dat [verdachte] nagenoeg geen inhoudelijke verklaring heeft gegeven, meer in het bijzonder niet over waar hij ten tijde van het schietincident was, kan dan ook niet tot een andere conclusie leiden.
Het voorgaande leidt ertoe dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van de moord dan wel doodslag op [slachtoffer] en de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid daaraan.
Feit 2
Nu niet bewezen kan worden dat [verdachte] in de nacht van 17 op 18 november 2020 een vuurwapen aan [medeverdachte 1] heeft geleverd en evenmin kan worden vastgesteld dat anderen dit hebben gedaan met zijn medeweten, kan ook hetgeen onder feit 2 is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend worden bewezen. Ook voor dit feit dient een vrijspraak te volgen.

Beslag

Onder de verdachte is in beslag genomen een Samsung-telefoon (goednummer: [getal]).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof dezelfde beslissing ten aanzien van deze telefoon neemt als de rechtbank en dus dat de telefoon wordt onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De telefoon behoort de verdachte toe. Het hof ziet geen reden de telefoon niet aan de verdachte te retourneren en zal dus hiertoe beslissen. Voor de door de advocaat-generaal gevorderde onttrekking aan het verkeer ontbreekt een wettelijke grondslag. Niet valt in te zien dat het ongecontroleerde bezit van deze telefoon in strijd is met de wet of het algemeen belang.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep omtrent de beslissing ten aanzien van de in beslag genomen Samsung-telefoon en doet in zoverre opnieuw recht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Samsung-telefoon (goednummer: [getal]).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. J. Piena en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 maart 2024.
=========================================================================
[proces-verbaal uitspraak]
.