ECLI:NL:GHAMS:2024:786

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
200.304.234/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag moeder en toewijzing eenhoofdig gezag vader over minderjarigen met opbouw van omgangsregeling onder regie van gecertificeerde instelling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, staat het gezag over drie minderjarigen centraal. De vader, bij wie de kinderen sinds januari 2023 wonen, heeft verzocht om alleen met het gezag over de kinderen te worden belast, terwijl de moeder het eenhoofdig gezag wil behouden. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld, maar na de wijziging van de woonsituatie van de kinderen is de situatie veranderd. De moeder heeft sinds de uithuisplaatsing van de kinderen geen contact meer met hen gehad, wat door de kinderen als emotionele afwijzing is ervaren. Het hof heeft de Raad voor de Kinderbescherming geraadpleegd, die adviseert om de vader alleen met het gezag te belasten, gezien de huidige situatie en het belang van de kinderen. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat de ouder bij wie zij wonen, het gezag uitoefent. De moeder heeft niet adequaat gehandeld in het belang van de kinderen, wat heeft geleid tot de beslissing om haar gezag te beëindigen. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld die onder regie van de gecertificeerde instelling zal worden opgebouwd, waarbij eerst contactherstel tussen de moeder en de kinderen moet plaatsvinden voordat er sprake kan zijn van een omgangsregeling. Het hof wijst het verzoek van de moeder om de zaak aan te houden af, omdat dit belastend zou zijn voor de kinderen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.304.234/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/701770 / FA RK 21-3041
Beschikking van de meervoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G. Öntas te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Verkijk te Haarlem.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] );
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats B] (hierna: GI).
In de procedure had een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie: [plaats B] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna: de kinderen) en het contact met hun moeder.
1.2
De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft in een beschikking op 22 september 2021 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen, die bij de moeder woonden – kort gezegd – in de even weekenden en op woensdagmiddag tot donderdagochtend bij de vader verblijven. Na de bestreden beschikking is de situatie van partijen veranderd. De kinderen wonen inmiddels bij de vader en hebben geen contact met de moeder.
De vader wil nu het eenhoofdige gezag over de kinderen en wil dat de kinderen voorlopig geen contact hebben met de moeder, in elk geval niet zonder begeleiding van een professionele instantie. De moeder wil belast blijven met het eenhoofdig gezag. Daarnaast wil ze dat het hof pas later beslist over de zorgregeling en dat intussen wordt opgebouwd naar onbegeleide omgang waarbij de kinderen in het weekend bij haar zijn. De raad heeft onderzoek gedaan in deze zaak en adviseert dat de vader alleen het gezag krijgt over de kinderen en dat er voorlopig geen contact is tussen de moeder en de kinderen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 22 december 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 14 februari 2022 een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
2.3
De vader heeft op 4 april 2022 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn daarna de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 24 mei 2022 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de vader van 29 juni 2022 met bijlagen;
- een emailbericht van de zijde van de vader van 4 juli 2022 met bijlagen.
2.5
Het hof heeft [minderjarige 1] gevraagd of zij haar mening wil geven over deze zaak. De vader heeft op 4 juli 2022 brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] per e-mail aan het hof gestuurd.
2.6
Op 7 juli 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het hof heeft de behandeling van de zaak toen aangehouden in afwachting van een onderzoek van de raad.
2.7
Bij het hof is vervolgens het volgende stuk ingekomen:
- een onderzoeksrapport van de raad van 10 januari 2024.
2.8
De mondelinge behandeling (hierna: de zitting) is op 14 februari 2024 met toestemming van partijen voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd;
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2010 te [plaats B] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2012 te [plaats B] ;
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2013 te [plaats C] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
De moeder oefent het gezag uit over de kinderen. De vader heeft de kinderen erkend.
3.2
Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 april 2022 zijn beide partijen veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling die is vastgesteld in de beschikking waarvan beroep.
3.3
De kinderen zijn sinds 8 september 2022 onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is in september 2023 voor een jaar verlengd. De kinderen wonen sinds januari 2023 bij de vader op basis van een machtiging uithuisplaatsing. De kinderen hebben op dit moment geen contact met de moeder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de vader een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in de even weekenden van vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond 20.00 uur bij de vader verblijven en de kinderen op woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school bij de vader zijn. Daarnaast heeft de rechtbank een vakantieregeling vastgesteld waarbij de feestdagen en de zomervakantie volgens een vast schema bij helfte worden verdeeld.
Het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het gezag over de kinderen te belasten, is afgewezen door de rechtbank.
4.2
De vader verzocht in zijn beroepschrift in principaal appel, met vernietiging van de bestreden beschikking, om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over de kinderen. Daarnaast verzocht hij om een vakantieregeling waarbij alle schoolvakanties bij helfte worden verdeeld.
Bij bericht van 29 juni 2022 heeft de vader zijn verzoeken gewijzigd. Hij verzoekt nu, met vernietiging van de bestreden beschikking:
- dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben;
- dat voorlopig geen omgang tussen de moeder en de kinderen zal plaatsvinden, dan wel omgang enkel te laten plaatsvinden onder begeleiding van een professionele instantie in de vorm van het Omgangshuis of een soortgelijke instantie;
- uitsluitend de vader te belasten met het gezag over de kinderen.
4.3
De moeder verzoekt bij verweerschrift in principaal appel het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
In incidenteel appel verzocht de moeder aanvankelijk, met vernietiging van de bestreden beschikking, de volgende zorgregeling vast te stellen:
- gedurende zes weken zal een contactregeling plaatsvinden waarbij de vader contact met de kinderen heeft via videobellen/Teams of Zoom, tweemaal per week op woensdag en vrijdag om 17.00 uur, waarbij de moeder gerechtigd is de verbinding te verbreken wanneer de vader zich niet aan veiligheidsafspraken houdt;
- wanneer, en dit is ter beoordeling aan de moeder, deze contacten gedurende deze periode goed en rustig zijn verlopen, zou een zorgregeling onder toezicht kunnen starten waarbij de vader de kinderen een middag per week ziet, op zaterdagmiddag van 14.00 tot 16.00 uur;
- de vader mag alsdan op geen enkele wijze video en/of geluidsopnames maken, noch van de moeder, noch van de kinderen;
- de vader mag alsdan om geen enkele reden de kinderen betrekken in zijn pogingen de moeder te belasteren en te beschuldigen; bij zorgen mag hij zich uitsluitend wenden tot de gezinsbescherming en uitsluitend buiten aanwezigheid van de kinderen.
De moeder verzoekt in zowel principaal als incidenteel appel de vader te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
Ter zitting heeft de moeder verzocht om de beslissing aan te houden, totdat de hulpverlening bij Konfia is afgerond. Daarnaast heeft de moeder een voorlopige zorgregeling verzocht waarbij de kinderen bij de moeder zullen verblijven een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, opgebouwd (naar het hof begrijpt) als volgt:
- zaterdag 24 februari 2024 van 11:00 tot 17:00 uur,
- zaterdag 9 maart 2024 van 11:00 tot 17:00 uur,
- zaterdag 23 maart 2024 vanaf 11.00 uur tot zondag 24 maart 2024 17:00 uur met een overnachting ,
- zaterdag 6 april 2024 vanaf 11.00 uur tot zondag 7 april 2024 17. 00 uur met een overnachting 17:00 uur,
- vanaf 19 april 2024 de regeling zoals is voorgesteld.
4.4
De vader verzoekt in incidenteel appel de verzoeken van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:253c, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt, wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten, slechts ingewilligd indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
Standpunten van partijen
5.2
De vader wil alleen met het gezag worden belast. De kinderen verblijven sinds januari 2023 bij de vader en de vader ziet dat de kinderen meer rust en structuur ervaren. De wijziging van het gezag past bij de situatie waarin de kinderen bij hun vader wonen. De moeder heeft volgens de vader het gezag niet altijd in het belang van de kinderen ingevuld.
5.3
De moeder wil het eenhoofdig gezag behouden. Volgens de moeder is er sprake van een proces van ouderverstoting. Dit blijkt volgens haar onder meer uit het feit dat de kinderen momenteel geen contact met haar willen hebben. Daarnaast vindt de moeder het zorgelijk dat er onvoldoende zicht is op de situatie bij de vader. Volgens de moeder is het te vroeg om de vader met eenhoofdig gezag te belasten.
5.4
De GI heeft aangegeven dat het nu goed gaat met de kinderen. De GI ziet dat de vader open staat voor hulp en dat hij deze hulp als ondersteunend ervaart. De GI vindt het positief dat de vader nu een hulpverlener heeft met wie hij kan sparren en aan wie hij vragen kan stellen.
Advies van de raad
5.5
De raad adviseert om de vader alleen met het gezag te belasten. De vader heeft aangetoond dat hij in staat is om de dagelijkse zorg over de kinderen op zich te kunnen nemen en ook is hij in staat om de juiste beslissingen te nemen. De moeder heeft belangrijke beslissingen ten aanzien van de kinderen niet tijdig genomen en daarmee haar gezag onvoldoende adequaat uitgeoefend. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid. Het is belangrijk dat gezagsbeslissingen tijdig worden genomen, zodat de kinderen weten waar zij aan toe zijn. De kinderen geven aan dat zij willen dat het gezag bij de vader komt te liggen.
Beoordeling door het hof
5.6
De kinderen wonen sinds januari 2023 bij de vader. Sindsdien heeft de moeder een aantal keer gebeld met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , maar zij heeft de kinderen niet meer gezien en heeft geen contact meer gehad met [minderjarige 3] . Op dit moment heeft de moeder geen contact met de kinderen.
Omdat de kinderen bij de vader wonen, maakt hij hen dagelijks mee en heeft hij het meest zicht op hun ontwikkeling. Hij kan daarom beter bepalen welke beslissingen in hun belang zijn. De vader heeft de afgelopen periode steeds de alledaagse beslissingen in het leven van de kinderen genomen. Hulpverleners zien sindsdien dat het goed gaat met de kinderen en dat zij meer rust ervaren. Dat is ook wat de kinderen aan de raad hebben verteld. De ouders zijn niet in staat om met elkaar te communiceren en af te stemmen, ondanks jarenlange hulpverlening. De vader kan daarom niet met de moeder bespreken wat de kinderen nodig hebben. Daardoor is de situatie waarbij de kinderen bij de vader wonen, terwijl de moeder het gezag heeft, extra moeizaam.
5.7
De moeder is daarnaast sinds de uithuisplaatsing vermijdend geweest in het contact met de hulpverleners en de GI. Ook heeft zij niet meegewerkt aan het recente raadsonderzoek en is zij niet altijd verschenen bij afspraken met hulpverleners. Verder heeft de moeder noodzakelijke gezagsbeslissingen niet altijd tijdig genomen. De moeder heeft haar toestemming voor de schoolwijziging van [minderjarige 1] pas op het laatste moment, onder druk van een mogelijke procedure, gegeven. Daarnaast heeft de moeder tandartsafspraken van de kinderen afgezegd. De moeder heeft de identiteitskaarten van de kinderen lange tijd niet willen afgeven. Uit het voorgaande blijkt dat de moeder het gezag over de kinderen niet althans niet voldoende in hun belang heeft uitgeoefend.
5.8
Het hof komt op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen wenselijk is dat de ouder bij wie zij wonen het gezag over hen uitoefent. Het hof is het dus met de raad eens dat het verzoek van de vader om alleen met het gezag te worden belast moet worden toegewezen.
Hoofdverblijf
5.9
Het hof kan slechts oordelen over de hoofdverblijfplaats wanneer ouders het gezamenlijke gezag uitoefenen. Nu de vader alleen met het gezag wordt belast, hoeft er niet meer afzonderlijk te worden beslist over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De vader wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
Omgang
Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.
De rechter stelt ingevolge artikel 1:377a lid 2 BW op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Standpunten van partijen
5.11
De vader zou graag binnen de ondertoezichtstelling met Konfia willen onderzoeken wat de mogelijkheden voor contactherstel tussen de kinderen en de moeder zijn. De vader heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt dat de kinderen in de toekomst weer contact hebben met hun moeder. De vader wil dat de eventuele omgang met moeder onder begeleiding zal plaatsvinden.
5.12
De moeder wil een voorlopige zorgregeling waarbij de kinderen – na enkele weken opbouw – in de weekenden bij haar thuis zijn. Zij vindt het zorgelijk dat zij nu helemaal geen contact met de kinderen heeft. Zij maakt zich ook zorgen om de rol die de vader hier in speelt. Volgens de moeder is er sprake van ouderverstoting. De moeder is bereid om het contact met de kinderen op te bouwen met behulp van Konfia, maar zij ervaart geen steun vanuit de GI en de vader om het contact weer op te bouwen.
5.13
De GI kan niet aangeven binnen welke termijn contactherstel met de moeder mogelijk is. Volgens de GI is het belangrijk dat de kinderen een vertrouwensband met hun coach ontwikkelen, zodat zij kunnen aangeven wat zij willen. De GI ervaart het als positief dat de moeder in gesprek is met Konfia en vindt het belangrijk dat er contact blijft tussen de moeder en de hulpverleners.
Advies van de raad
5.14
De raad heeft op dit moment bezwaar tegen omgang met de moeder. De kinderen hebben aangegeven dat zij nu geen contact met hun moeder hebben en dat zij dit ook niet willen. Zij hebben behoefte aan duidelijkheid. De raad vindt de vermijdende houding van de moeder ten aanzien van contact met de kinderen zorgelijk. De raad vindt het belangrijk om eerst de stap naar contact te maken voordat de stap naar omgang wordt gemaakt. Het advies van de raad is om de omgang op termijn op geleide van de GI in samenspraak met de hulpverlening op te starten en te laten verlopen.
Beoordeling door het hof
5.15
De kinderen zijn in januari 2023 uit huis geplaatst, onder meer omdat er bij de moeder thuis verbaal geweld (schreeuwen) en fysiek geweld (slaan) zou plaatsvinden. Na de uithuisplaatsing wilden de kinderen graag contact met de moeder en hun halfzusje (die bij de moeder woont). De moeder wilde toen echter geen contact met de kinderen zolang de kinderen bij de vader wonen en de moeder was niet bereikbaar voor de kinderen. De kinderen hebben dit als een emotionele afwijzing ervaren, zo blijkt uit het rapport van de raad.
In juni 2023 heeft de moeder contact gezocht met de GI om het contact weer op te bouwen. In de zomer vonden volgens de moeder een aantal belmomenten plaats met [minderjarige 1] . Deze belmomenten werden begeleid door de nieuwe partner van de vader en het OKT. [minderjarige 2] heeft ook belmomenten met de moeder gehad, maar na het tweede belmoment wilden zij geen contact meer met de moeder. [minderjarige 3] heeft geen belmomenten met de moeder gehad, omdat zij dat niet wilde. Tijdens het laatste belmoment vroeg de moeder aan [minderjarige 1] hoe het met de andere kinderen ging. De verbinding werd toen verbroken, omdat het een afspraak was dat de moeder niet naar de andere kinderen zou vragen. Na dit belmoment heeft er geen begeleid contact meer plaatsgevonden.
5.16
Het hof acht het van belang dat het contact tussen de moeder en de kinderen snel wordt hersteld. Het zal mogelijk steeds lastiger worden om het contact te herstellen als zij elkaar langere tijd niet hebben gezien en gesproken. Gebleken is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een periode dat zij zeiden geen contact met de moeder te willen, toch contact met haar hebben gezocht door een brief te sturen en haar te bellen via de telefoon van een vriendin. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat contactherstel zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden waarbij zowel de kinderen als de moeder de voor hen noodzakelijke hulp krijgen om het contact te herstellen en zij elkaar op structurele basis en op een voor de kinderen vertrouwde wijze weer kunnen zien. De moeder heeft op de zitting verteld dat zij haar kinderen graag weer wil zien en open staat voor hulpverlening. Het is positief dat beide ouders inmiddels meewerken aan een hulpverleningstraject bij Konfia. Konfia is gespecialiseerd in contactherstel, begeleide omgang en psycho-educatie. Konfia is begonnen met intakegesprekken en heeft met beide ouders meerdere gesprekken gevoerd.
5.17
Het hof wijst de oorspronkelijke verzoeken van de moeder over de omgang af: begeleide omgang tussen de vader en de kinderen past niet bij de huidige situatie, waarbij de kinderen bij de vader wonen. Een (voorlopige) omgangsregeling, inhoudende dat de kinderen direct hele middagen zonder begeleiding bij de moeder zijn, zoals de moeder op de zitting heeft verzocht, is niet in het belang van de kinderen. Vanwege het eerdere geweld en de complexe relatie tussen de moeder en de kinderen – die al een jaar geen fysiek contact met elkaar hebben gehad – moet eerst contactherstel plaatsvinden. Als het contactherstel is gelukt, kan worden gestart met begeleide omgang. Hoewel het belangrijk is dat de omgang zo snel mogelijk op gang komt, is het op dit moment nog niet te bepalen wanneer, op welke wijze en met welke uiteindelijke frequentie en duur deze zal zijn. Het hof zal daarom bepalen dat een omgangsregeling onder regie van de GI zal worden opgestart en opgebouwd. De GI moet op basis van de ontwikkelingen en in overleg met de betrokken hulpverleners bepalen wanneer, hoe vaak en hoe lang omgang haalbaar is tussen de moeder en de kinderen. Het is in het belang van de kinderen dat een regeling betreffende hun omgang met de moeder op zorgvuldige wijze tot stand komt. Omdat de GI heeft aangegeven dat zij de zaak mogelijk aan een andere gecertificeerde instelling zal overdragen, zal het hof bepalen dat de GI of een opvolgende gecertificeerde instelling de regie krijgt over de wijze waarop en het tempo waarin de omgang zal worden opgebouwd. Indien nodig kan de GI uiteindelijk aan de kinderrechter verzoeken een specifieke omgangsregeling vast te leggen.
Verzoek tot aanhouding
5.18
Het hof wijst het verzoek van de moeder om de zaak aan te houden af. Het aanhouden van de zaak is belastend voor de kinderen, die behoefte hebben aan duidelijkheid. Bovendien is niet duidelijk op welke termijn er zicht is op een specifiekere omgangsregeling.
Proceskosten
5.19
Het hof ziet geen aanleiding om de vader in de proceskosten te veroordelen, zoals de moeder heeft verzocht. Het hof zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren.

6.De beslissing

Het hof, in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende:
beëindigt het gezag van de moeder over de kinderen;
belast de vader alleen met het gezag over de kinderen;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats;
bepaalt dat de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen wordt opgebouwd onder regie van de GI of de opvolgende gecertificeerde instelling;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. W.F. Groos en mr. M.T. Hoogland, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 26 maart 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.