4.4De centrale grief, de uitwerking hiervan in de grieven I tot en met IV, alsmede grief V, worden hierna in gezamenlijk verband behandeld.
4.4.1Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de bitcoin-advertenties frauduleus zijn en dat deze advertenties onrechtmatig zijn jegens [appellant] . Partijen verschillen echter van mening of Google door het publiekelijk (online) verschijnen van de bitcoin-advertenties via het GDN onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] en of dit resulteert in een aansprakelijkheid van Google voor de schade die [appellant] hierdoor heeft geleden.
4.4.2Voor de beoordeling van deze vorderingen van [appellant] acht het hof het van belang eerst vast te stellen of de GDN-diensten van Google diensten van de informatiemaatschappij zijn (als bedoeld in artikel 3:15d lid 3 BW), bestaande uit het op verzoek opslaan van informatie afkomstig van een ander (hierna: hostingdiensten). Indien de GDN-diensten van Google hostingdiensten zijn, kan Google een beroep doen op het ten tijde van het verschijnen van de bitcoin-advertenties van toepassing zijnde artikel 6:196c lid 4 BW (artikel 14 Richtlijn inzake elektronische handel, 2000/31/EG; met ingang van 16 november 2022 vervangen door artikel 6 van de Digitaledienstenverordening, 2022/2265/EU). Onder de voorwaarden van dat artikel kan Google in dat geval aansprakelijkheid afwenden (ook wel aangeduid als
safe harbour/ vrijstelling van aansprakelijkheid). De vraag of de GDN-diensten hostingdiensten zijn, wordt derhalve eerst beantwoord.
4.4.3Tussen partijen staat vast dat de GDN-diensten van Google diensten zijn van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3:15d lid 3 BW. Evenmin is in geschil dat Google de door de adverteerders aangeleverde gegevens opslaat. Daarmee staat echter niet vast dat de diensten van Google met betrekking tot het GDN vallen binnen de werkingssfeer van artikel 6:196c lid 4 BW/artikel 14 Richtlijn 2000/31/EG. In het arrest L’Oréal/eBay, ECLI:EU:C:2011:474 overweegt het Hof van Justitie (mede onder verwijzing naar haar arrest Google France en Google, ECLI:EU:C:2010:159) over de elektronische marktplaats van eBay als volgt:
‘112 (…) wil de verlener van een dienst op internet binnen de werkingssfeer van artikel 14 van richtlijn 2000/31 kunnen vallen, het essentieel is dat hij een „als tussenpersoon optredende dienstverlener” is in de zin die de wetgever in afdeling 4 van hoofdstuk II van deze richtlijn daaraan heeft willen geven (zie arrest Google France en Google, reeds aangehaald, punt 112).
113 Dit is niet het geval wanneer de dienstverlener, in plaats van zich te beperken tot een neutrale levering van die dienst met behulp van een louter technische en automatische verwerking van de gegevens die hem door zijn klanten zijn verstrekt, een actieve rol heeft waardoor hij kennis heeft van of controle heeft over die gegevens (arrest Google France en Google, reeds aangehaald, punten 114 en 120).
114 Uit het dossier en de omschrijving die in de punten 28 tot en met 31 van het onderhavige arrest is weergegeven, volgt dat eBay de door haar klanten-verkopers aangeleverde gegevens verwerkt. De verkopen waartoe deze aanbiedingen kunnen leiden, vinden plaats op de door eBay vastgestelde wijze. In voorkomend geval verleent eBay ook bijstand om bepaalde verkoopaanbiedingen te optimaliseren.
115 Zoals de regering van het Verenigd Koninkrijk terecht heeft opgemerkt, kan het enkele feit dat de beheerder van een elektronische marktplaats de verkoopaanbiedingen op zijn server opslaat, bepaalt hoe zijn dienst wordt verleend, daarvoor een vergoeding ontvangt en algemene inlichtingen aan zijn klanten verstrekt, er niet toe leiden dat hij geen beroep kan doen op de in richtlijn 2000/31 voorziene vrijstellingen van aansprakelijkheid (zie naar analogie arrest Google France en Google, reeds aangehaald, punt 116).
116 Wanneer genoemde beheerder daarentegen bijstand verleent die er onder meer in bestaat om de wijze waarop de verkoopaanbiedingen worden getoond te optimaliseren of deze aanbiedingen te bevorderen, moet ervan worden uitgegaan dat hij geen neutrale positie tussen de betrokken klant-verkoper en de potentiële kopers heeft ingenomen, maar dat hij een actieve rol heeft gespeeld waardoor hij kennis van of controle over de gegevens betreffende die offertes heeft gekregen. Hij kan zich wat die gegevens betreft dan niet beroepen op de in artikel 14 van richtlijn 2000/31 voorziene vrijstelling van aansprakelijkheid.’
Het Hof van Justitie bevestigde deze lijn vervolgens in het arrest YouTube & Cyando, ECLI:EU:C:2021:503, dat betrekking had op een videodeelplatform (YouTube) en een host- en deelplatform (Cyando):
‘106 Om na te gaan of de exploitant van een videodeelplatform of een host- en deelplatform voor bestanden krachtens artikel 14, lid 1, van de richtlijn inzake elektronische handel kan worden vrijgesteld van zijn aansprakelijkheid voor de beschermde content die gebruikers via zijn platform illegaal aan het publiek meedelen, moet dus worden onderzocht of deze exploitant een neutrale rol speelt, met andere woorden of hij louter technische, automatische en passieve handelingen verricht, hetgeen inhoudt dat hij geen kennis heeft van of controle heeft over de content die hij opslaat, dan wel of hij juist een actieve rol speelt waardoor hij kennis heeft van of controle heeft over die content (zie naar analogie arrest van 12 juli 2011, L’Oréal e.a., C324/09, ECLI:EU:C:2011:474, punt 113 en aldaar aangehaalde rechtspraak).’
Uit deze overwegingen volgt dat Google zich enkel kan beroepen op de vrijstelling van aansprakelijkheid in artikel 6:196c lid 4 BW indien zij louter technische, automatische en passieve handelingen verricht (een neutrale rol speelt), hetgeen inhoudt dat zij geen kennis heeft van of controle heeft over de content die zij opslaat.
4.4.4[appellant] stelt zich op het standpunt dat de GDN-diensten geen hostingdiensten zijn omdat Google geen neutrale rol speelt. Daartoe voert [appellant] – samengevat – de navolgende feiten en omstandigheden aan:
1. Google bemiddelt niet tussen adverteerder en uitgever; zij exploiteert GDN als zelfstandige activiteit en is de bovenliggende partij in het aanbieden van de GDN-diensten aan adverteerders en uitgevers. Er komt geen cont(r)act tot stand tussen uitgevers en adverteerders.
2. Google bedingt contractueel van uitgevers het recht om in een display op de website en apps advertenties te tonen aan individuele bezoekers. Het is Google die de advertentie in de display toont.
3. Google deelt de advertentieopbrengsten van de display waarop zij de advertenties toont met de uitgever van de website/apps.
4. Individuele bezoekers van de website/apps zien niet dat het Google is die de advertentie toont; enkel na te klikken op het Ad Choices icoon of blauw kruisje wordt dit duidelijk.
5. Google bepaalt (eenzijdig) de voorwaarden waaronder uitgevers kunnen deelnemen aan AdSense (en aldus onder welke voorwaarden zij hiermee advertentie-inkomsten kunnen genereren), waaronder toestemming aan Google te kiezen welke advertenties zij toont in de display van de website/apps, met dien verstande dat uitgevers wel kunnen bepalen welke soort advertenties wel of niet getoond mogen worden.
6. Adverteerders moeten in het GDN deelnemen aan Google Ads, een advertentieplatform waarop Google bepaalt waaraan de advertenties moeten voldoen.
7. Google controleert vooraf geautomatiseerd of de advertenties voldoen aan haar beleid.
8. Google bepaalt via een advertentieveiling (aan de hand van onder meer de hoogte van de biedingen en de door haar geautomatiseerde kwaliteitsbeoordeling van de advertentie) welke advertentie wordt getoond en op welke advertentiepositie.
9. Google heeft een groot financieel belang bij de via het GDN gegenereerde advertentie-inkomsten (gebaseerd op het aantal clicks op de getoonde advertenties door de individuele bezoekers van de website/mobiele applicaties) en stemt daarop haar activiteiten met betrekking tot het GDN af.
10. Google voert met betrekking tot de adverteerders die zich aanmelden op Google Ads geen identiteitscontrole uit, ondanks haar wetenschap van katvangers.
Ten aanzien van de inhoud en vormgeving van de advertenties die via het GDN worden getoond, stelt [appellant] dat de adverteerders gebruik kunnen maken van een beeldbank van Google en dat adverteerders weliswaar zelf de advertentiebestanddelen (teksten en afbeeldingen) uploaden in Google Ads, maar dat Google in het geval van responsieve display-advertenties (het standaard advertentietype voor het GDN) deze bestanddelen op geautomatiseerde wijze en met behulp van haar geheime algoritme samenstelt tot de advertenties zoals die worden getoond, afgestemd op website/apps van de uitgever (en het apparaat van de consument). De keuzes die in dit proces worden gemaakt zijn optimaal afgestemd op het doel waarvoor de advertentie bestemd is en deze keuzes worden bijgesteld indien de prestatiegeschiedenis van de adverteerder uitwijst dat andere keuzes beter werken, aldus [appellant] . Verder wijst [appellant] erop dat de gewraakte advertenties de verschijningsvorm hebben van een prominent redactioneel artikel en bepaald niet herkenbaar zijn als advertentie. Volgens [appellant] heeft Google deze advertenties laten verschijnen als ware het
nativeadvertenties (advertenties die zoveel mogelijk aansluiten bij de opmaak en design van de website/apps van de uitgever; een functionaliteit die overigens enkel ter beschikking staat voor uitgevers en niet voor de adverteerders). Google voert gemotiveerd verweer en stelt zich daarbij op het standpunt dat haar GDN-diensten hostingdiensten zijn.
4.4.5Het hof oordeelt als volgt. De door [appellant] gestelde feiten en omstandigheden samengevat onder 4.4.4 onder 1 tot en met 10, afzonderlijk en in samenhang bezien, onderbouwen onvoldoende dat de GDN-diensten van Google buiten de reikwijdte van hostingdiensten vallen. Geen van de door [appellant] aangevoerde activiteiten onderbouwen dat Google kennis verkrijgt van of controle verkrijgt over de concrete (onrechtmatige) content die zij opslaat. De GDN-diensten bestaan nagenoeg volledig uit geautomatiseerde processen, die er in de kern op zijn gericht advertenties van adverteerders (zo effectief mogelijk) te tonen aan het publiek op websites/apps van uitgevers om hiermee (zoveel mogelijk) advertentie-inkomsten te genereren. Niet gesteld of anderszins is gebleken dat Google daarbij bepaalde adverteerders en/of uitgevers meer of minder promoot, dan wel op andere wijze verschillend behandelt. De geautomatiseerde processen van het GDN werken in beginsel om het even welke concrete inhoud door de adverteerder is aangeleverd, zij het dat Google wel (hoofdzakelijk geautomatiseerde) mechanismen hanteert om te controleren of de aangeleverde inhoud onrechtmatig is, dan wel anderszins in strijd is met het door haar gevoerde beleid, in welk geval zij de advertentie weigert/verwijdert. Met deze acties van Google verliest zij echter niet haar neutrale rol, zoals door het Hof van Justitie is overwogen in L’Oréal/eBay (r.o. 121 en 122) en in YouTube & Cyando (r.o. 109). Hier komt bij dat Google heeft aangevoerd dat het zo mag zijn dat zij de advertenties ‘toont’, maar dat dit geschiedt op basis van de instructies van de adverteerder en de uitgever en zij dus ook hierin geen actieve rol vervult. De adverteerder levert de advertentie aan en bepaalt op welke doelgroep de advertentie wel of niet mag worden gericht. De uitgever bepaalt welke soort advertenties wel of niet mogen worden getoond en waar deze op zijn website en/of apps mogen worden getoond. Op basis van deze, door [appellant] niet (gemotiveerd) bestreden, feitelijke omstandigheden moet worden aangenomen dat ook dit ‘tonen’ van de advertenties door Google haar neutrale positie niet wegneemt. Aan het innemen van die neutrale positie doet ook niet af dat de adverteerders en uitgevers ten aanzien van het GDN niet zelf kunnen bepalen waar en wanneer een concrete advertentie op een concrete website/app verschijnt; dit wordt bepaald door de uitkomst van een door Google gehanteerde veiling. Deze veiling verloopt eveneens via een technisch, volledig geautomatiseerd proces. Niet is gebleken dat deze veiling resulteert in enige betrokkenheid van Google bij de inhoud van de advertenties, hetgeen zij bovendien heeft betwist. De omstandigheden dat het GDN een door Google zelfstandig geëxploiteerde advertentiedienst is waarmee zij veel geld verdient en dat adverteerders en uitgevers in het GDN verplicht zijn zich te committeren aan de regels die Google hiervoor heeft opgesteld, zorgen er evenmin voor dat de positie van Google verkleurt tot het innemen van een actieve rol (vgl. voornoemd arrest L’Oréal/eBay, r.o. 115).
4.4.6Door Google is gemotiveerd verweer gevoerd tegen de door [appellant] aangevoerde feiten en omstandigheden en zijn hieruit getrokken conclusies over de betrokkenheid van Google bij de inhoud en vormgeving van de bitcoin-advertenties. [appellant] stelt dat deze de verschijningsvorm hebben van een prominent redactioneel artikel, Google deze advertenties heeft laten verschijnen als
nativeadvertenties, adverteerders gebruik kunnen maken van een door Google ter beschikking gestelde beeldbank en dat Google de door de adverteerder aangeleverde bestanddelen samenstelt tot advertenties zoals die uiteindelijk worden getoond. Hiertegen is door Google onweersproken aangevoerd dat geen van de in de procedure gebrachte bitcoin-advertenties
nativeadvertenties zijn, dat de beeldbank geen portretten van [appellant] bevat en dat het ‘samenstellen’ tot advertenties op basis van de door de adverteerders aangeleverde advertentiebestanddelen op geautomatiseerde wijze geschiedt. Uit de stellingen van [appellant] volgt verder niet meer dan dat dit geautomatiseerd samenstellen erop is gericht de indeling en opmaak van bestanddelen (technisch) af te stemmen op de website/apps van de uitgever en dat het mogelijk ‘bijstellen’ van de advertentie (geautomatiseerd) plaatsvindt op basis van de eigen prestatiegeschiedenis van de betreffende adverteerder. Hoewel deze geautomatiseerde processen impact (kunnen) hebben op de uiteindelijke opmaak en de verschijningswijze van de advertenties zoals deze uiteindelijk door het publiek worden gezien, impliceert ook dit niet zonder meer dat Google hierdoor concrete kennis of controle verkrijgt over de (onrechtmatige) inhoud van de advertentie. Niet gebleken is, en uit de stellingen van [appellant] valt ook niet af te leiden, dat de door deze processen (geautomatiseerd) gemaakte keuzes erop gericht zijn
bepaaldeadvertenties te optimaliseren/bevorderen, of dat deze keuzes (anderszins) impliceren dat Google hierdoor kennis heeft van en/of controle heeft over de inhoud van de advertenties.
4.4.7Uitgaande van deze feiten en omstandigheden luidt het oordeel dat Google met betrekking tot haar GDN-diensten geen actieve rol vervult ten aanzien van de door de adverteerders aangeleverde en door Google opgeslagen en vertoonde inhoud van de (onrechtmatige) advertenties. De GDN-diensten van Google kwalificeren daarmee als hostingdiensten zoals bedoeld in artikel 6:196c lid 4 BW/artikel 14 Richtlijn 2000/31/EG. De vorderingen van [appellant] zijn in beroep gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding op basis van het vaststellen van aansprakelijkheid van Google. De vorderingen zijn niet gericht op het verkrijgen van een bevel of verbod. Dit betekent dat als het beroep van Google op de vrijstelling van aansprakelijkheid van artikel 6:196c lid 4 BW/artikel 14 Richtlijn 2000/31/EG slaagt, de vorderingen van [appellant] hierop afstuiten. Dit geldt ongeacht de hieraan door [appellant] ten grondslag gelegde normschendingen, waaronder de schending van portretrecht, artikel 8 EVRM, oneerlijke handelspraktijken ex artikel 6:193a BW en 6:193f BW juncto artikel 3:15e lid 1 sub b BW en de onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW. Voor zover door [appellant] anders is betoogd, wordt dit betoog verworpen. De door [appellant] vermeende normschendingen berusten alle op de premisse dat Google vanwege de door haar geleverde GDN-diensten (primair dan wel secundair) aansprakelijk is voor schade toegebracht aan [appellant] ten gevolge van de onrechtmatige inhoud van de advertenties. Dit valt binnen de reikwijdte van de genoemde vrijstelling van aansprakelijkheid. [appellant] heeft in beroep niet (duidelijk) gesteld of grieven geformuleerd waaruit moet worden afgeleid dat hij Google aansprakelijk houdt voor enige schade toegebracht door handelen en/of nalaten anders dan betrekking hebbende op de GDN-diensten, zodat kan worden volstaan met beantwoording van de vraag of en in hoeverre Google een beroep toekomt op de vrijstelling van aansprakelijkheid. Het voorgaande heeft eveneens te gelden voor de door [appellant] vermeende normschending op grond van de AVG (grief 5). Uit artikel 2 lid 4 AVG volgt immers dat deze verordening de toepassing van Richtlijn 2000/31/EG en met name van de regels in de artikelen 12 tot en met 15 van die richtlijn (betreffende de aansprakelijkheid van als tussenpersoon optredende dienstverleners) onverlet laat. Ook ten aanzien van de AVG prevaleert de vrijstelling van aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:196c lid 4 BW/artikel 14 Richtlijn 2000/31/EG dus als lex specialis.
4.4.8Voorwaarde voor het kunnen inroepen van de vrijstelling van aansprakelijkheid is dat de hostingprovider geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteiten of informatie duidelijk blijkt of dat hij, zodra hij die kennis daadwerkelijk heeft of het besef krijgt, prompt handelt om die informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken. Dit houdt in dat Google zich niet op de vrijstelling van aansprakelijkheid kan beroepen wanneer zij kennis heeft gehad van feiten of omstandigheden op grond waarvan een behoedzaam marktdeelnemer de onwettigheid van de in het GDN aangeboden advertenties had moeten vaststellen en zij, ingeval zij dit besef had, niet prompt heeft gehandeld om de advertentie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken (vgl. Hof van Justitie in L’Oréal/eBay, r.o. 124). Ten aanzien hiervan volstaat niet dat Google zich in het algemeen ervan bewust is dat het GDN wordt gebruikt door malafide adverteerders voor het (laten) tonen van onrechtmatige advertenties; het hebben van kennis van feiten en omstandigheden waaruit de onrechtmatigheid had moeten worden vastgesteld, dient betrekking te hebben op
concreteonrechtmatige activiteiten/informatie. Het Hof van Justitie stelt deze eis vanwege het te respecteren belang van de vrijheid van meningsuiting en meer specifiek het in artikel 15 lid 1 van de Richtlijn 2000/31/EG verankerde verbod op het opleggen van een algemene toezichtverplichting (vgl. Hof van Justitie in YouTube & Cyando, r.o. 111 en 112). Het hof zal beoordelen of Google een beroep toekomt op de vrijstelling van aansprakelijkheid voor wat betreft de door [appellant] aan de orde gestelde periode van 2019 tot en met 2021.
4.4.9Met de rechtbank stelt het hof vast dat Google overtuigend heeft toegelicht – onder meer aan de hand van een affidavit van een van haar directeuren en haar Ads Safety Report uit 2020 – wat in algemene zin de omvang en complexiteit is van het dagelijks weren van onrechtmatige advertenties, zoals die door adverteerders voor plaatsing in het GDN worden aangemaakt. Google hanteert tal van maatregelen om – in lijn met de door haar gehanteerde beleidsregels – malafide adverteerders en onrechtmatige advertenties zo goed mogelijk te bestrijden. De maatregelen van Google bestaan voornamelijk uit geautomatiseerde (zelflerende) controles, aangevuld met menselijke verificatie in de gevallen dat de geautomatiseerde controles geen eenduidige uitkomst opleveren. In 2020 blokkeerde/verwijderde Google ongeveer 3.1 miljard advertenties en schorste zij 1.7 miljoen accounts vanwege overtredingen van haar beleidsregels. Verder staat als onvoldoende weersproken vast dat het in algemene zin voor Google redelijkerwijze onmogelijk is alle onrechtmatige advertenties nog voor het eerste tonen via het GDN te onderscheppen, onder meer omdat malafide adverteerders (
bad actors) steeds weer nieuwe wegen weten te vinden om de controles van Google te omzeilen, waaronder het door Google verboden
cloaking(zie 3.5). Door [appellant] is nog wel aangevoerd dat door Google meer kan en zou moeten worden gedaan in de controle van de identiteit van de adverteerder en van de overige door de adverteerder opgegeven informatie. Google heeft daartegen aangevoerd dat zij een (verdergaande) controle aan de poort niet zinvol acht voor een effectieve bestrijding van de onrechtmatige advertenties; Google geeft de voorkeur aan een door haar toegepaste holistische aanpak, waarin op meerdere manieren wordt nagegaan of een bepaalde account kan worden gelinkt aan eerder gesignaleerde
bad actors. Wat er ook zij van dit verschil in partijstandpunten, in het licht van de hiervoor beschreven omvang en complexiteit van het probleem en de maatregelen die Google treft ter bestrijding hiervan, is in algemene zin ten aanzien van de in het GDN aangemaakte onrechtmatige advertenties niet gebleken dat Google niet prompt en adequaat optreedt zodra zij beschikt over kennis van deze concrete onrechtmatige advertenties. Dit betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat Google onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] op de enkele basis dat via het GDN advertenties zijn verschenen met daarin zijn portret en naam. De hierop toegesneden vorderingen van [appellant] zijn als zodanig dus niet toewijsbaar.
4.4.10Voor de zestien bitcoin-advertenties geldt evenwel het volgende. Google werd voor het eerst door [appellant] op 24 december 2019 geïnformeerd over bitcoin-advertenties met daarin zijn portret en naam die via het GDN verschenen. Op 10 januari 2020 volgde de sommatie van zijn advocaat aan Google, met daarbij een concept dagvaarding, overgelegd als productie 16 door Google. Deze concept dagvaarding toont in randnummer 3.12 drie concrete bitcoin-advertenties. Op 19 februari 2020 heeft hierover overleg plaatsgevonden tussen partijen. Google is op 14 juli 2020 gedagvaard, waarbij door [appellant] bij akte van 28 oktober 2020 voorbeelden zijn overgelegd van bitcoin-advertenties die hij in de daaraan voorafgaande maanden via het GDN zag verschijnen. Drie voorbeelden zijn identiek aan de bitcoin-advertenties die op 10 januari 2020 aan Google kenbaar zijn gemaakt; de andere voorbeelden tonen een ander portret van [appellant] , met een andere titel/tekst, maar hanteren woorden van gelijke strekking. Door Google is gesteld dat zij deze voorbeelden van [appellant] heeft kunnen koppelen aan in totaal zeventien advertenties, waarvan zestien advertenties met het portret en naam van [appellant] , en dat al deze advertenties dateren uit de periode tussen februari en augustus 2020. Volgens Google zijn hiervan zeven advertenties door haar onderschept voordat deze werden getoond in het GDN. Dit betekent dat er tien advertenties daadwerkelijk zijn getoond tussen februari en augustus 2020 via het GDN. Hiervan hebben negen advertenties betrekking op [appellant] omdat uit de akte van 28 oktober 2020 volgt dat het voorbeeld met betrekking tot de andere bekende Nederlander ook is getoond.
4.4.11Google heeft geen informatie verstrekt over hoe vaak, hoe lang en op hoeveel verschillende websites/apps deze onrechtmatige advertenties in de periode tussen februari en augustus 2020 zijn getoond. Door Google zijn over de jaren 2018 tot en met 2021 wel (vertrouwelijke) cijfers overgelegd, waaruit onder meer per maand volgt hoeveel advertentieonderdelen met daarin het portret en/of naam van [appellant] door adverteerders zijn aangemaakt respectievelijk zijn getoond in het GDN, hoeveel onderdelen proactief dan wel reactief (na melding) door Google werden verwijderd en wat de tijden waren die Google nodig had om deze onderdelen proactief dan wel reactief te verwijderen. Uit deze cijfers kan worden afgeleid dat Google in deze periode in veruit de meeste gevallen proactief optrad, veruit de meeste aangemaakte onderdelen hierdoor niet werden getoond en dat de onderdelen die wel werden getoond, veelal binnen een dag door Google werden verwijderd. Uit de door Google overgelegde cijfers volgt echter ook dat van de twee piekperiodes waarin de meeste advertentieonderdelen werden aangemaakt (het najaar van 2019 en de maanden april – juni 2020), veruit de meeste advertentieonderdelen door Google zijn getoond in de periode april – juni 2020. Volgens Google vonden in die periode malafide adverteerders manieren om de detectiesystemen van Google te omzeilen, waarop zij pas grip kreeg in de loop van de zomer. In april 2020 heeft zij een internationale multidisciplinaire werkgroep opgezet die versneld technische maatregelen heeft ontwikkeld en geïmplementeerd en in juli 2020 heeft zij ‘celebrity sensationalist ads’ verboden. Niet valt echter in te zien waarom deze nieuw gevonden manieren van omzeiling in de weg hebben gestaan aan het eerder nemen van effectieve maatregelen door Google, en wel zo spoedig mogelijk na kennisneming van de conceptdagvaarding op 10 januari 2020, dan wel op zijn minst onmiddellijk na het gesprek hierover op 19 februari 2020. In ieder geval vanaf dat moment beschikte Google over specifieke wetenschap waartegen [appellant] zich verzette en had zij zich moeten realiseren dat dezelfde of zeer gelijkende advertenties met het portret van [appellant] opnieuw konden worden aangeboden om via het GDN te worden getoond aan het publiek. Google heeft geen overtuigende verklaring gegeven waarom het voor haar niet mogelijk was nog in februari 2020 (dus vóór 1 maart 2020), haar controlesystemen zo in te richten dat nieuw aangemaakte advertenties identiek aan of zeer gelijkend op de advertenties zoals afgebeeld in de concept dagvaarding, direct bij aanmaak zouden worden geblokkeerd of op zijn minst dat het tonen zou worden opgeschort totdat nadere (menselijke) verificatie kon plaatsvinden. Hiermee wordt van Google niet verlangd dat zij een algemene filter had moeten toepassen; de maatregelen hadden in elk geval vanaf 1 maart 2020 afgestemd kunnen zijn op en beperkt kunnen blijven tot de specifieke elementen van de drie bitcoin-advertenties die Google vanaf 10 januari 2020 kende en waarover partijen op 19 februari overleg hebben gevoerd. Evenmin stond aan het nemen van deze maatregelen in de weg dat malafide adverteerders in die periode gebruik maakten van (nieuwe manieren van) cloaking. Ook als het hierdoor niet goed was vast te stellen of de betreffende advertentie doorlinkte naar een landingspagina waarop bitcoin-investeringen werden aangeboden, had het tonen van de advertenties in elk geval voor (menselijke) verificatie kunnen worden opgeschort op basis van de vaststelling dat de advertentie identieke/zeer gelijksoortige elementen bevat als de bitcoin-advertenties waarover Google door [appellant] was geïnformeerd. Het had op de weg gelegen van Google om gemotiveerd toe te lichten waarom het blokkeren dan wel opschorten van het tonen van deze advertenties technisch niet eerder mogelijk was of anderszins redelijkerwijze niet op een eerder moment van haar als behoedzaam marktdeelnemer kon worden verlangd. Aldus komt het hof tot oordeel dat het beroep van Google op de vrijstelling van aansprakelijkheid niet opgaat voor het tonen van de betreffende negen advertenties, voor zover die zijn getoond in de periode vanaf 1 maart 2020 tot en met augustus 2020.
4.4.12[appellant] heeft ter zitting nog aangevoerd dat uit de cijfers van Google volgt dat in de periode februari – augustus 2020 door Google veel meer advertenties zijn getoond met het portret en/of de naam van [appellant] dan de voornoemde zestien advertenties en dat ook buiten deze periode, namelijk in de zomermaanden van 2021 opnieuw een beperkt aantal advertenties zijn getoond. Het hof gaat aan deze stellingen voorbij. De cijfers van Google hebben betrekking op het aantal advertentieonderdelen en niet op het aantal advertenties. Google heeft voldoende toegelicht dat dit niet gelijk kan worden gesteld. Door [appellant] zijn geen andere advertenties overgelegd dan de bij akte van 28 oktober 2020 overgelegde voorbeelden van advertenties met zijn naam en portret, die door Google allemaal zijn herleid tot zestien advertenties uit de periode februari – augustus 2020. Door [appellant] zijn geen advertenties overgelegd die getoond zijn in de zomermaanden van 2021, zodat niet kan worden vastgesteld of in deze periode identieke dan wel soortgelijke advertenties zijn getoond en dienaangaande is door [appellant] ook geen bewijsaanbod gedaan.