ECLI:NL:GHAMS:2024:756

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
200.331.997/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake incasso-opdracht en deurwaarderskosten

In deze zaak heeft Juristu Incassodiensten B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De kantonrechter had geoordeeld dat de geïntimeerde, die een vordering had op zijn debiteur Magic Factory, te veel aan deurwaarderskosten had betaald. Juristu had de incasso-opdracht van de geïntimeerde geaccepteerd, maar de vordering op Magic Factory bleek niet te kunnen worden geïncasseerd omdat de debiteur failliet was verklaard. De geïntimeerde had Juristu gesommeerd tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde kosten, wat leidde tot de rechtszaak. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij het vaststelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de geïntimeerde alleen de daadwerkelijk gemaakte deurwaarderskosten verschuldigd was. Juristu had een bedrag van € 550,-- in rekening gebracht, waarvan € 311,90 was terugbetaald. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde € 216,85 teveel had betaald aan deurwaarderskosten. Juristu's grieven werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Juristu werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.331.997/01
zaaknummer rechtbank : 9349262 CV EXPL 21-10649
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 maart 2024
inzake
JURISTU INCASSODIENSTEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.J. Van der Goen te Hilversum,
tegen
[geïntimeerde] ,
tevens handelend onder de naam [X.] .
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Juristu en [geïntimeerde] genoemd.
Juristu is bij dagvaarding van 11 augustus 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2023, gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en Juristu als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties.
Juristu heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog
I het bestreden vonnis zal vernietigen;
II de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen;
III [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling aan Juristu van al hetgeen door haar aan [geïntimeerde] is betaald;
IV met beslissing over de proceskosten.
Ten slotte is arrest bepaald.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het vonnis onder 1.1 tot en met 1.14 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Op 1 augustus 2017 heeft [geïntimeerde] zich tot Juristu gewend met een vordering op zijn debiteur Magic Factory, gevestigd in Duitsland. [geïntimeerde] heeft zich via een digitaal formulier aanvraag incasso bij Juristu aangemeld. Daarbij heeft hij de algemene voorwaarden van Juristu geaccepteerd.
2.2.
Op 1 augustus 2017 heeft Juristu per e-mail de incasso opdracht geaccepteerd. Daarbij zijn de algemene voorwaarden via een link meegezonden.
2.3.
In artikel 36 van de algemene voorwaarden van Juristu staat:
“Het accepteren en het daadwerkelijk in bewerking nemen van vorderingen ter incasso geschiedt uitdrukkelijk met uitsluiting van iedere vorm van aansprakelijkheid.”
2.4.
Bij e-mail van 8 augustus 2017 heeft Juristu, onder meer, het volgende aan [geïntimeerde] geschreven:
“(…) Wij hebben geprobeerd de vordering op Magic Factory minnelijk te incasseren. Helaas is dit niet gelukt. De volgende stap is dagvaarden. Gaarne telefonisch contact voor overleg aanpak. (…)”
2.5.
Bij e-mail van 16 augustus 2017 heeft Juristu, onder meer, het volgende aan [geïntimeerde] geschreven:
“(…) Zoals besproken betaald Magic Factory niet. De volgende stap is dagvaarden van Magic Factory. Zodra er een vonnis is, dan kan de deurwaarder beslagen leggen. Kosten:Dagvaarding produceren 750 ex btwGriffierecht 471,-Deurwaarder betekening 79,- ex btwAlle kosten gaan we op Magic Factory zien te verhalen, maar u dient vooruit te betalen.Indien u akkoord bent gaan we Magic Factory direct dagvaarden. (…)”
2.6.
Diezelfde dag heeft [geïntimeerde] bij e-mail als volgt gereageerd:
“(…) We gaan akkoord met deze dagvaarding (JURMH1719012582).Bijgevoegd heb ik onze email wisselingen, afleverbewijs en het valse betalingsbewijs. Vermoedelijk is dit nodig in de dagvaarding? (…)”
2.7.
Bij factuur van 16 augustus 2017 heeft Juristu een bedrag van € 907,50 ten aanzien van de “dagvaarding procedure” bij [geïntimeerde] in rekening gebracht.
2.8.
Bij factuur van 6 september 2017 heeft Juristu een bedrag van € 550,00 als voorschot op “kosten deurwaarder” bij [geïntimeerde] in rekening gebracht.
2.9.
Bij e-mail van 20 september 2017 heeft [geïntimeerde] aan Juristu de betaling van de facturen bevestigd.
2.10.
Bij e-mail van 21 september 2017 heeft Juristu aan [geïntimeerde] meegedeeld dat de dagvaarding voor betekening klaar lag bij de deurwaarder.
2.11.
Bij e-mail van 30 januari 2018 heeft Juristu het volgende aan [geïntimeerde] meegedeeld:
“(…) Zoals u weet zal de dagvaarding in Duitsland moeten worden betekend. Helaas kost de procedure daardoor wat meer tijd. Er staat op dit moment een offerteverzoek uit bij een Duitse advocaat en zodra wij daar meer informatie over ontvangen zullen wij u uiteraard verder berichten. (…)”
2.12.
Bij e-mail van 28 augustus 2020 heeft Juristu aan [geïntimeerde] , onder meer, het volgende geschreven:
“(…) Excuses voor de vertraging, zoals u weet is de advocaat niet zo snel. Zijn reactie is als volgt: De firma Magic Factory was een eenmanszaak met als voormalig eigenaar de heer [naam]. De heer [naam] is failliet verklaard, en daardoor is deze vordering komen te vervallen. Doordat het een eenmanszaak betreft is de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk. De nieuwe eigenaar kan derhalve niet aansprakelijk worden gesteld voor zaken uit het verleden. Het blijkt dus dat de heer [naam] de failliete persoon is achter Magic Factory en dat die daarmee persoonlijk aansprakelijk is. Dat het bedrijf nu doorgaat kan dan ook, maar dan met een nieuwe bestuurder als aansprakelijke (en dus een ander persoon). In feite kunnen wij dan ook niet de nieuwe persoon aanspreken voor de schulden van de vorige. Het spijt ons dan ook dat wij u niet anders kunnen berichten. (…)”
2.13.
Bij brief van 2 oktober 2020 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] Juristu gesommeerd binnen zeven dagen zijn cliënt volledig schadeloos te stellen door terugbetaling van het betaalde op de facturen als onverschuldigd betaald en betaling van de vordering van zijn cliënt op diens debiteur, beide vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.
2.14.
Bij e-mail van 5 maart 2021 heeft Juristu de eindafrekening aan [geïntimeerde] gezonden. In de mail is onder meer het volgende gemeld:
“(…) Bij de voorbereiding van het verweer van Juristu in de door u aangespannen procedure is gebleken dat Juristu nog een bedrag onder zich heeft. Het gaat om een bedrag van € 311,90 dat nog resteert van het door u betaalde voorschot aan deurwaarders- en advocaatkosten. Juristu heeft besloten dit aan u uit te betalen. (…)”De betaling is dezelfde dag gedaan.

3.3. Beoordeling

3.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd – voor zover in hoger beroep nog van belang - dat Juristu bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zou worden veroordeeld tot betaling van:
- € 1.457,50 aan onverschuldigd betaalde kosten, met wettelijke rente,
- de proceskosten.
3.2
Hij stelde hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, dat Juristu te veel aan deurwaarderskosten in rekening heeft gebracht.
3.3.
Juristu heeft verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van de vordering.
3.4.
De kantonrechter heeft – voor zover in hoger beroep nog van belang - bij het bestreden vonnis geoordeeld dat [geïntimeerde] alleen de daadwerkelijk gemaakte deurwaarders kosten verschuldigd is, zijnde volgens de kantonrechter € 21,25. [geïntimeerde] had € 550,-- betaald, waarvan door Juristu reeds
€ 311,90 was terugbetaald, zodat een aanvullend terug te betalen bedrag resteerde van € 216,85 dat door [geïntimeerde] teveel aan deurwaarderskosten was voldaan. Juristu is veroordeeld dit bedrag terug te betalen aan [geïntimeerde] . De proceskosten in eerste aanleg zijn door de kantonrechter gecompenseerd.
3.5.
Tegen dit vonnis komt Juristu op met twee grieven.
3.6.
Grief 1luidt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter in r.o.10 van het bestreden vonnis geoordeeld dat [geïntimeerde] , die volgens de kantonrechter alleen de daadwerkelijk gemaakte kosten verschuldigd is, (geoordeeld dat, Hof)
op basis van de door de kantonrechter gemaakte berekening een bedrag van € 216,85 teveel zou hebben voldaan.”
3.7.
De kantonrechter overweegt dat van de door [geïntimeerde] gevorderde post van € 1.457,50 een bedrag van € 907,50 betrekking heeft op de dagvaarding, die ‘volgens afspraak’ is betaald door [geïntimeerde] . De kantonrechter vervolgt in rechtsoverweging 10 van het bestreden vonnis, dat [geïntimeerde]
aan deurwaarderskosten(onderstreping hof) alleen de daadwerkelijke kosten is verschuldigd. Vast staat, dat [geïntimeerde] op een voorschotfactuur van Juristu met nummer 20173968 een bedrag van € 550,-- heeft voldaan, met vermelding ‘kosten deurwaarder’ en dat daarvan € 311,90 is terugbetaald. Op de eindafrekening staat een bedrag van € 21,25 aan deurwaarderskosten, zodat [geïntimeerde] € 216,85 teveel aan deurwaarderskosten heeft voldaan, aldus de kantonrechter.
3.8.
De toelichting op grief 1 strekt ertoe, zo begrijpt het hof, dat op de eindafrekening weliswaar (slechts) € 21,25 als deurwaarderskosten is gespecificeerd, maar dat de andere posten op de eindafrekening, te weten ‘Pauschalhonorar’, ‘Gerichtskosten’, ‘Griffiekosten’ en ‘Kostenrechnung’ ook daadwerkelijk gemaakte kosten betreffen, die met het door [geïntimeerde] betaalde voorschot van € 550,-- verrekend mochten worden. Het hof gaat daar niet in mee. Gesteld noch gebleken is dat het voor [geïntimeerde] duidelijk was of had moeten zijn dat het voorschot van € 550,-- niet alleen zag op deurwaarderskosten, maar ook op andere kosten verbonden aan de procedure in Duitsland, zodat de kantonrechter terecht alleen het bedrag van € 21,25 dat op de eindafrekening is vermeld aan deurwaarderskosten op het betaalde voorschot van
€ 550,-- in mindering brengt.
3.9.
Voor zover het betoog van Juristu ertoe strekt dat zij uit hoofde van de aan haar door [geïntimeerde] verleende opdracht, de werkelijk gemaakte kosten in verband met de procedure in Duitsland (zijnde alle posten vermeld op de eindafrekening onder het kopje ‘kosten onbelast’ ) in rekening mag brengen bij [geïntimeerde] , en deze kosten mag verrekenen met hetgeen zij uit hoofde van de voorschotbetaling wegens deurwaarderskosten dient terug te betalen aan [geïntimeerde] , heeft zij deze stelling onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. De slotsom is dat de grief faalt.
3.10.
Met
grief IIkomt Juristu op tegen de compensatie van proceskosten in eerste aanleg. Ook deze grief faalt. Uit het voorgaande volgt dat [geïntimeerde] in eerste aanleg terecht deels in het gelijk is gesteld. Het feit dat het grootste deel van zijn vorderingen is afgewezen doet daaraan niet af. Het hof oordeelt, alle omstandigheden in aanmerking genomen en mede gelet op de summiere onderbouwing van deze grief, de kostencompensatie in eerste aanleg terecht.
3.11.
Nu beide grieven falen zal Juristu in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Juristu in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, T.S. Pieters en S. Tamboer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.