ECLI:NL:GHAMS:2024:743

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
23-002469-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake bedreigingen met een mes in supermarkt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2023. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd, was beschuldigd van bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht. De tenlastelegging omvatte twee incidenten waarbij de verdachte op 30 augustus 2022 en 28 juli 2022 medewerkers van de supermarkt [winkel] in Amsterdam bedreigde met een mes. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte is gedeeltelijk vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de bedreigingen zijn als bewezen verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte ter beschikking moet worden gesteld met een maatregel van dwangverpleging, gezien zijn ernstige psychische stoornissen en het hoge recidiverisico. De rechtbank had eerder al een tbs-maatregel opgelegd, en het hof heeft deze beslissing bevestigd, waarbij het de maatregel ongemaximeerd heeft verklaard. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen, wat niet alleen de slachtoffers angst aanjaagde, maar ook gevoelens van onveiligheid creëerde bij andere klanten in de supermarkt. Het hof heeft de veiligheid van anderen als een belangrijke overweging meegenomen in de beslissing om de tbs-maatregel op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002469-23
datum uitspraak: 18 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-222607-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2022, op een of meer tijdstippen, te Amsterdam , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meerdere medewerkers van de [winkel] en/of klanten van de [winkel] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- zijn shirt op te tillen en/of (hierdoor) een (vlees) mes, althans een zwart voorwerp te tonen die achter zijn broeksband zat en/of
- dreigend de woorden "ik maak ze af" en/of "ik kom terug om jullie te pakken!" toe te voegen richting [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of een of meerdere medewerkers van de [winkel] , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-een (vlees) mes te tonen en/of omhoog te houden richting die [slachtoffer 1] en/of een of meerdere medewerkers van de [winkel] en/of een of meerdere klanten van de [winkel] en/of
-te zwaaien met dit (vlees) mes richting die [slachtoffer 1] en/of een of meerdere medewerkers van de [winkel] en/of een of meerdere klanten van de [winkel] en/of
- een snijbeweging te maken ter hoogte van zijn keel, terwijl hij vernoemd mes in zijn hand had en/of
- een (vlees) mes uit een sporttas te pakken en/of in zijn hand te houden en hiermee vervolgens zoekend (naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] ) door de winkel rond te lopen;
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2022, op een of meer tijdstippen, te Amsterdam , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een of meerdere malen dreigend de woorden toe te voegen “Ik steek jullie neer” en/of “Ik doe jullie wat aan met het mes”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] uit te dagen om naar hem, verdachte toe te lopen, terwijl hij, verdachte, zichtbaar een (vlees) mes uit zijn (sport)tas liet steken en deze (sport) tas naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] toe te draaien en/of - (vervolgens) op het (vlees) mes te tikken en met zijn vinger richting die van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] te wijzen en/of
- een (vlees) mes te tonen richting die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of - een (vlees) mes zichtbaar in zijn (sport) tas te hebben en vervolgens zoekend (naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] ) door de winkel rond te lopen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 heeft hij hiertoe - samengevat - aangevoerd dat de getuige [slachtoffer 1] geen aangifte heeft gedaan en dat uit haar verklaring niet kan worden afgeleid dat bij haar de redelijke vrees kon ontstaan dat er werkelijk een misdrijf tegen haar zou worden gepleegd. Daarnaast hebben de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verklaard dat zij niet konden zien wat er precies achter de broeksband van de verdachte zat nadat hij zijn shirt optilde en waren zij beiden niet aanwezig bij de situatie met getuige [slachtoffer 1] . De raadsman heeft verder aangevoerd dat de woorden die de verdachte later zou hebben gezegd niet direct tegen [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] waren gericht, waardoor deze onderdelen van de tenlastelegging ook niet bewezen kunnen worden. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat bij [slachtoffer 4] niet de redelijke vrees is ontstaan dat het misdrijf zou worden gepleegd en dat de verklaring van [slachtoffer 2] over het tikken op het mes niet wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 4] .
Het hof overweegt als volgt.
Feit 1
Op 30 augustus 2022 is de verdachte op meerdere tijdstippen in de supermarkt [winkel] in Amsterdam geweest, waar de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op dat moment werkzaam waren. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij de verdachte uit de winkel probeerde te werken omdat hem een winkelverbod was opgelegd. Volgens [slachtoffer 2] was de verdachte op dat moment op een dreigende toon aan het schreeuwen. Bij het verlaten van de winkel tilde de verdachte zijn shirt op en toonde hij een zwart voorwerp dat achter zijn broeksband zat. Dit is door beide aangevers gezien. [slachtoffer 3] hoorde de verdachte schreeuwen “Ik kom terug om jullie te pakken”. Later op die dag kwam de verdachte terug en liet een mes zien. Op de camerabeelden van 30 augustus 2022 is te zien dat de verdachte met een langwerpig voorwerp, gelijkend op een mes, door de winkel loopt. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij die dag messen bij zich had.
De aard van de uitlatingen in samenhang bezien met het feit dat de verdachte zich kennelijk agressief uitte richting de aangevers en het feit dat de verdachte messen bij zich droeg, kan zonder meer als bedreigend worden aangemerkt. De aangevers hebben ook allebei verklaard dat de hele situatie bedreigend was voor hen. Het hof is dan ook van oordeel dat de uitlatingen van dien aard zijn geweest en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de aangevers de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreigingen zouden worden uitgevoerd.
Partiële vrijspraken feit 1 (ten aanzien van [slachtoffer 1] en maken snijbeweging)
Getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte met een mes (met daaromheen toiletpapier) op 30 augustus 2022 de supermarkt [winkel] binnenliep en dat de verdachte met het mes zwaaide en zei “ik krijg hem wel” terwijl hij het mes richting de winkel wees. Volgens [slachtoffer 1] zou de verdachte haar niet bedoelen, maar een collega. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij zich niet fijn voelde en dat zij het mes “pittig” vond. Voor een bewezenverklaring van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende blijkt dat [slachtoffer 1] zich bedreigd voelde door het handelen van de verdachte, is het hof - met de verdediging - van oordeel dat de verdachte van dit onderdeel van feit 1 moet worden vrijgesproken.
Het hof acht bovendien niet bewezen dat de verdachte een snijbeweging ter hoogte van zijn keel heeft gemaakt. De verdachte wordt ook van dat onderdeel van feit 1 partieel vrijgesproken.
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij, samen met [slachtoffer 4] , op 28 juli 2022 in de [winkel] een tassencontrole wilde uitvoeren bij de verdachte. De verdachte werd toen agressief en begon de twee medewerkers te bedreigen met de woorden dat hij hen zou neersteken. Later op die dag is de verdachte opnieuw in de winkel gekomen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zagen dat er een mes uit de sporttas van de verdachte stak. De verdachte tikte op het mes en wees vervolgens met zijn vinger in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Bij het verlaten van de winkel riep de verdachte richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] dat als hij ze buiten tegen zou komen, hij hun wat met het mes zou gaan aandoen.
De verklaring van [slachtoffer 4] is weliswaar beknopter met betrekking tot het incident dan de verklaring van [slachtoffer 2] , maar de verklaring van [slachtoffer 4] komt op cruciale onderdelen overeen met de verklaring van [slachtoffer 2] . Ook is het hof van oordeel dat de uitlatingen van de verdachte en de feitelijke handelingen, ook in samenhang bezien, naar hun aard geschikt zijn om een redelijke vrees ten aanzien van het ten uitvoer leggen van enig misdrijf tegen het leven gericht te veroorzaken. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat de situatie heel bedreigend voelde voor hem en zijn collega (het hof begrijpt [slachtoffer 4] ), en [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij voor hun veiligheid de verdachte in de gaten hielden. Het hof is van oordeel dat hieruit kan worden afgeleid dat er bij [slachtoffer 2] en bij [slachtoffer 4] een redelijke vrees is ontstaan dat de verdachte gevolg zou geven aan de bedreigingen die hij uitte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 augustus 2022, op meerdere tijdstippen, te Amsterdam , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- zijn shirt op te tillen en een zwart voorwerp te tonen dat achter zijn broeksband zat en
- dreigend de woorden "ik kom terug om jullie te pakken!" toe te voegen richting [slachtoffer 3] en
- een mes te pakken en in zijn hand te houden en hiermee vervolgens door de winkel rond te lopen.
2.
hij op 28 juli 2022, op meerdere tijdstippen, te Amsterdam , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- een of meerdere malen dreigend de woorden toe te voegen “Ik steek jullie neer” en “Ik doe jullie wat aan met het mes” en
- op het mes te tikken en met zijn vinger richting die van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] te wijzen en
- een mes zichtbaar in zijn sporttas te hebben en door de winkel rond te lopen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit arrest zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van maatregel

De rechtbank heeft voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met bevel tot verpleging van overheidswege aan de verdachte opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd, en een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen tbs-maatregel moet worden opgelegd, maar een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het opleggen van deze maatregel disproportioneel is gelet op de feiten. Subsidiair heeft de raadsman het hof verzocht de maatregel te maximeren tot 4 jaar omdat er geen sprake is geweest van daadwerkelijk gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De raadsman heeft daarnaast het hof verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 28 juli en 30 augustus 2022 schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen van supermarktpersoneel van de [winkel] . De verdachte is op twee dagen meerdere keren in de supermarkt geweest waarbij hij, zonder aanleiding, agressief schreeuwde naar de personeelsleden, een mes heeft getoond, door de winkel is gelopen met een mes in zijn hand en heeft gedreigd dat hij ze zou neersteken en terug zou komen om hen te pakken. Met zijn handelen heeft verdachte de slachtoffers angst aangejaagd. Daarnaast veroorzaken dergelijke situaties, waarbij iemand met een mes het personeel in een supermarkt bedreigt, ook gevoelens van onrust en onveiligheid bij de overige aanwezigen in de supermarkt en in de maatschappij in zijn algemeen. De incidenten vonden plaats terwijl de supermarkt open was en er ook andere mensen aanwezig waren.
Het hof heeft verder acht geslagen op het uittreksel van de Justitiële Documentatie van de verdachte van 16 februari 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor meerdere bedreigingen, mishandeling en vele winkeldiefstallen en dat aan hem tweemaal een ISD-maatregel is opgelegd, laatstelijk bij vonnis van 31 januari 2020.
Terbeschikkingstelling
De rechtbank heeft in dit verband het volgende (cursief) overwogen.
Advies Pro Justitia rapporteurs
Verdachte is in het PBC onderzocht. Uit het daarvan opgemaakte PBC-rapport van 26 mei 2023, genoemd in rubriek 7, blijkt het volgende.
Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. De deskundigen concluderen dat verdachte sinds zijn jongvolwassenheid lijdt aan schizofrenie. waarbij sprake is van zowel positieve symptomen (wanen en hallucinaties) als negatieve symptomen (desorganisatie van denken en gedrag en cognitief verval). Daarnaast is sprake van problematisch middelengebruik van in ieder geval cocaïne en cannabis. Door de middelenproblematiek is de schizofrene stoornis verergerd, en een ernstige maatschappelijke teloorgang versneld. De schizofrenie heeft een chronisch invaliderend effect. Daardoor kan verdachte niet adequaat omgaan met problemen waarmee hij wordt geconfronteerd of met emoties als angst, onlust en woede. Daarnaast is er sprake van een gestoorde informatieverwerking, waardoor verdachte een gebrekkige cognitieve greep op zijn omgeving heeft en geen overzicht heeft over complexe situaties. Om anderen bij zichzelf vandaan te houden gaat hij over tot bedreiging maar hij zet agressie ook instrumenteel en antisociaal in. De beschreven pathologie was aanwezig ten tijde van de feiten. Met name de beperkingen vanuit de schizofrenie hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde, te weten de desorganisatie van het handelen, waarbij de samenhang ontbreekt en verdachte niet goed in staat is tot aansturing en regulatie van zijn handelen. Niet is uit te sluiten dat ook paranoïdie in verdachtes motivering kan hebben meegespeeld. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De recidivekans ten aanzien van bedreiging is, klinisch gezien, zeer hoog en uit het risicotaxatie-onderzoek volgt de noodzaak tot een hoge behandelintensiviteit. Het risico op escalatie van bedreigingen naar fysiek geweld is niet goed te onderbouwen, maar ook niet uit te sluiten. Verdachte zal langdurig klinisch behandeld moeten worden. Hierbij is structuur, abstinentie en medicatiegebruik van belang. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht en is niet gemotiveerd om behandeld te worden. Daarnaast is er een zucht naar middelengebruik. Dit alles maakt dat ambulante en voorwaardelijke behandelingen of zorgmachtigingen niet toereikend zijn gebleken voor behandeling van verdachte. De TBS-maatregel met
dwangverpleging is voor verdachte dan ook de enige passende interventie.
Psychiater [psychiater] heeft ter terechtzitting van 11 augustus 2023 de voorgenoemde bevindingen en conclusies uit het rapport bevestigd. In het kader van de inschatting van het risico op een geweldsescalatie heeft de deskundige in aanvulling op het rapport het volgende verklaard. Bij verdachte is geen sprake van een duidelijke lijn waarin hij steeds ernstigere of gewelddadigere delicten pleegt. In die zin is geen sprake van een 'tikkende tijdbom'. Men dient eerder te denken aan een ' mijn’, waarvan de vraag is wanneer iemand er op zal stappen. In het algemeen kan wel worden gesteld dat een psychotisch persoon met een mes een gevaarlijke situatie oplevert. Daarbij speelt mee dat het verdachte ontbreekt aan sturing en dat hij niet in staat lijkt te zijn om een logische afweging te maken. Een escalatie in geweldsdelicten kan derhalve niet worden voorspeld, maar ook niet worden uitgesloten.
Reclasseringsrapportage
De reclassering heeft de haalbaarheid van een eventuele TBS met voorwaarden onderzocht. Uit het reclasseringsrapport van 27 juni 2023 blijkt dat verdachte een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis kent, maar zich niet aan de voorwaarden van behandeling en hulpverlening heeft kunnen conformeren. Alle ingezette hulpverleningstrajecten hebben niet tot vermindering van het recidiverisico geleid. De reclassering conformeert zich aan de inschatting van de PBC-deskundigen dat het recidiverisico zeer hoog is. Het Instituut Forensische Zorg heeft geen klinische indicatie kunnen afgeven. Gelet op het voorgaande en de weigerachtige houding van verdachte met betrekking tot het reclasseringsonderzoek en eventuele voorwaarden, adviseert de reclassering negatief ten aanzien van TBS met voorwaarden.
De TBS-maatregel
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en de adviezen van de deskundigen en neemt deze over. Zij is op basis van de bevindingen en conclusies uit de gedragsdeskundigenrapportages en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat verdachte, gezien zijn ernstige psychische stoornissen en om het hoge recidiverisico en het mogelijk aanwezige escalatiegevaar te beteugelen, langdurig en beveiligd klinisch dient te worden behandeld. Eerdere behandeltrajecten, inclusief de ISD-trajecten, hebben tot niets geleid en het ontbreekt verdachte aan elk ziektebesef. Verdachte wil geen behandeling omdat hij vindt dat hij geen stoornis heeft. Ook ter zitting toonde verdachte zich onsamenhangend en geagiteerd, hoewel hij al enige tijd abstinent is van middelen en met een depot is ingesteld op medicatie.
Verdachte is chronisch psychotisch en niet in staat om complexe situaties te overzien of om met emoties om te gaan, zodat hij geneigd is tot bedreigingen en agressief gedrag. Deze stoornis in combinatie met de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld, waarbij hij zonder aanleiding met een mes bij meerdere gelegenheden en ook meermalen per dag supermarktmedewerkers heeft bedreigd, maakt dat verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank is daarom van oordeel dat ter bescherming van de maatschappij oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is. Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan nu bedreiging één van de in artikel 37a lid I sub 2 Sr genoemde misdrijven is.
Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van de adviezen van de psychiater en de overwegingen van de rechtbank, en neemt deze over. Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat aan alle wettelijke vereisten voor oplegging van de TBS-maatregel is voldaan en dat de verdachte ter beschikking gesteld moet worden en van overheidswege moet worden verpleegd, nu de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel vereist.
Ongemaximeerd
Het hof is, gelet op hetgeen is overwogen met betrekking tot het bewezenverklaarde op 28 juli en 30 augustus 2022 en de eerder genoemde verklaring van psychiater [psychiater] , zoals afgelegd op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 augustus 2023, van oordeel dat de bewezenverklaarde bedreigingen misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat het hof de TBS-maatregel ongemaximeerd zal opleggen.
Geen gevangenisstraf
Het hof ziet - anders dan de advocaat-generaal - geen reden om naast de TBS-maatregel met dwangverpleging ook nog een gevangenisstraf op te leggen.
Voorlopige hechtenis
Het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte wordt gelet op het voorgaande afgewezen.

Beslag

Er zijn twee messen in beslag genomen. De rechtbank heeft beslist dat de voorwerpen verbeurd dienen te worden verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat conform de rechtbank over het beslag zal worden beslist.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het beslag.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven messen, die aan de verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard. Het bewezenverklaarde is namelijk begaan met behulp van deze messen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 37a, 37b, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden
beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Mes (goednummer 6230777 )
1. STK Mes (goednummer 6230778 ).
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 maart 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 en 2:
1.
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2023 heeft afgelegd, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat door aangevers en getuigen wordt gezegd dat ik op twee verschillende dagen, 28 juli en 30 augustus 2022, in de [winkel] aan het [adres] ben geweest. Het klopt dat ik die dagen in die winkel was. Ik had alle twee de messen in mijn tas toen ik winkelde in de [winkel] . Het zijn keukenmessen.
2.
Een proces-verbaal van aangifte van 3 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (dossierpagina’s 3 en 4).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik ben winkelmanager bij de [winkel] supermarkt gevestigd aan het [adres] te Amsterdam .
Op 28 juli 2022 heeft er een incident plaatsgevonden in de winkel met een onbekende man. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] wilden de man controleren aan zijn tas omdat er een vermoeden was van diefstal. Dat ontaarde in flinke bedreigingen en later die dag zelfs nog in een confrontatie waarbij een groot mes is gezien en getoond door de agressieve man.
Op 30 augustus 2022 was ik aan het werk toen dezelfde man wederom in de winkel kwam. Omstreeks 14.35 uur liep hij de winkel in. Ik heb hem gezegd dat hij een winkelverbod had en de winkel uit moest. Met pijn en moeite en een hoop verbaal geweld hebben we de man uit de winkel gewerkt. Bij het verlaten van de winkel tilde de man zijn shirt op en liet hij een voorwerp zien dat achter zijn broeksband zat. De man schreeuwde iets van "Ik kom terug om jullie te pakken!" Het was erg bedreigend.
Later omstreeks 18.55 uur kwam de man terug. Op camerabeelden was te zien dat hij de winkel binnenkwam, na het draaihek een groot mes uit zijn sporttas pakte en de winkel inliep met het mes in zijn hand.
Het voelt ontzettend bedreigend als iemand op zoek is naar jou is en daarbij een mes vasthoudt. Het idee dat hij ieder moment weer binnen kan komen lopen en op zoek is naar jou voelt erg angstig. Je bent continu alert als je in de winkel bent.
3.
Een proces-verbaal van aangifte van 3 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (dossierpagina’s 5 tot en met 7).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben teamleider bij de [winkel] supermarkt aan het [adres] in Amsterdam .
Op 28 juli 2022 omstreeks 17.00 uur was de man in de winkel. Hij had een zwarte Adidas sporttas bij zich. Ik dacht dat hij mogelijk van plan was iets te stelen en ik en mijn collega [slachtoffer 4] wilden een tassencontrole bij hem doen maar dat liep uit de hand. De man werd agressief en bedreigde ons. Hij zei ons op een agressieve toon dat hij ons zou neersteken. De man was opgefokt en herhaalde zijn bedreiging meerdere malen naar mij en [slachtoffer 4] . Later op dezelfde avond omstreeks 18:30 uur kwam de man weer terug in de winkel. Hij liep door de winkel. Ik en mijn collega [slachtoffer 4] gingen samen de winkel in en wilde de man verzoeken de winkel te verlaten. Op dat moment zag ik uit zijn sporttas een groot keukenmes uitsteken. Ik zag zeker een lemmet van ongeveer 15 tot 20 centimeter. De man tikte op een intimiderende en bedreigende manier met zijn hand op het mes en wees vervolgens met zijn vinger in de richting van mij en [slachtoffer 4] . Dat voelde heel bedreigend voor mij en mijn collega. De man riep in onze richting dat, als hij ons buiten zou tegen komen, hij ons met dat mes wat zou gaan aandoen.
Dinsdag 30 augustus 2002 omstreeks 14.35 uur kwam de man wederom de winkel in. Toen we hoorden dat hij in de winkel was, zijn ik, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] hem op gaan zoeken om hem te vragen direct de winkel te verlaten. Tijdens het verlaten van de winkel draaide hij zich om en tilde zijn shirt omhoog. Het voorwerp zat op zijn buik achter zijn broeksband en was zwart van kleur. Ik heb later gehoord dat de man omstreeks 18.55 uur nogmaals in de winkel is geweest. Hij heeft toen zoekend met een mes in zijn hand in de winkel gelopen. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] waren hierbij.
De hele situatie met deze man is ontzettend bedreigend. Het voelt angstig omdat het niet duidelijk is wanneer de man de winkel in komt lopen en wat hij van plan is. Ik ben oprecht bang dat hij iemand iets aan gaat doen.
Ten aanzien van feit 1:
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van 3 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar (dossierpagina’s 16 tot en met 27).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 3 september 2022 hield ik mij bezig met het uitkijken van camerabeelden van de bedreigingen gepleegd op 30 augustus 2022. De winkel betreft de [winkel] op het [adres] te Amsterdam .
Eerste incident:
2022-08-30 om 14:33:13 start de opname. Om 14:33:28 zie ik dat de verdachte verder wegloopt en zich nogmaals omdraait in de richting van de winkelmedewerkers. Ik zie om 14:33:31 dat de verdachte met zijn rechterhand zijn shirt omhoog trekt, hierdoor is mogelijk de broeksband van verdachte te zien.
Tweede incident:
2022-08-30 om 14:41:44 start de opname. Ik zie dat de verdachte in zijn linkerhand iets vast heeft, dit is een langwerpig voorwerp. Om 14:41:49 zie ik dat de verdachte het langwerpige voorwerp overgeeft aan zijn rechterhand. Ik zie dat hij het langwerpige voorwerp omhoog houdt. Dit langwerpige voorwerp lijkt op een mes. Het heeft een zwart lemmet en een zilverkleurig snijvlak.
Derde incident:
2022-08-30 om 18:55:45 zie ik dat de verdachte voor de winkel loopt. Ik zie dat de verdachte in zijn rechterhand een gelijkend voorwerp vast heeft als hierboven staat vermeld onder het tweede incident. Ik zie dat de verdachte om 18:55:54 de winkel in loopt.
Vierde incident:
2022-08-30 om 18:56:51 zie ik de verdachte in een gangpad van de winkel. Ik zie dat de verdachte omhoog komt en loopt in de richting van de uitgang en in de richting van de werknemers. Ik zie in de rechterhand van de verdachte een voorwerp. Het is een langwerpig voorwerp.
Ten aanzien van feit 2:
5.
Een proces-verbaal van verhoor van 3 september 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (dossierpagina’s 28 tot en met 30).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de door getuige [slachtoffer 4] ten overstaan van een verbalisant afgelegde verklaring:
Op 28 juli 2022, omstreeks 17.00 uur was ik werkzaam bij de [winkel] . Ik zag een toen voor mij onbekende man. Ik zal hem verder als NN1 noemen. Mijn collega [slachtoffer 2] en ik wilden NN1 controleren door in zijn tas te kijken. NN1 kwam zeer agressief over. Later op de dag kwam NN1 terug de winkel in gelopen. Op het moment dat hij [slachtoffer 2] en mij zag keek hij op afstand in onze richting en bleef ons aankijken. Ik zag dat NN1 een mes in zijn sporttas had. Ik zag dat de lengte van het mes ongeveer 30 centimeter bedroeg.