ECLI:NL:GHAMS:2024:724

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
200.334.021/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over hoogte voorschotnota

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder over de hoogte van een voorschotnota die in rekening is gebracht voor het opmaken van een dagvaarding. Klager had het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verzocht om een dagvaarding te betekenen aan de belastingdienst. Voordat de betekening plaatsvond, ontving klager een voorschotnota met een bedrag dat ook kosten voor het gereedmaken van de dagvaarding omvatte. Klager heeft de voorschotnota betaald, maar heeft zich later beklaagd over de hoogte van het bedrag. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht van klager in eerste instantie als kennelijk ongegrond afgewezen, maar klager heeft hiertegen verzet aangetekend. Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg ontvangen en de zaak behandeld op een openbare zitting. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat klager expliciet had verzocht om de dagvaarding te beoordelen, wat meer werk met zich meebracht dan gebruikelijk. Het hof heeft geoordeeld dat klager de hoogte van het voorschotbedrag geïnformeerd heeft aanvaard en dat de klacht ongegrond is. De beslissing van de kamer is bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.334.021/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/721859 / DW RK 22/321
C/13/735225 / DW RK 23/210 (verzet)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 maart 2024
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[geïntimeerde],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.W. Siebrands.
Partijen worden hierna klager en de gerechtsdeurwaarder genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager heeft (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder verzocht een dagvaarding te betekenen aan de belastingdienst. Alvorens tot betekening over te gaan is aan klager een voorschotnota verstuurd. Op deze voorschotnota is een bedrag opgenomen voor het op/gereedmaken van de door klager opgestelde dagvaarding. Na een toelichting op deze nota te hebben gevraagd en gekregen, heeft klager de voorschotnota betaald. In deze tuchtprocedure beklaagt klager zich over de hoogte van het bedrag van de voorschotnota.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 31 oktober 2023 een beroepschrift – met bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 5 oktober 2023 (ECLI:NL:TGDKG:2023:116).
2.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 12 december 2023 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 februari 2024. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn niet verschenen.

3.Feiten

De kamer heeft in de bestreden beslissing een aantal feiten vastgesteld. Klager heeft tegen de vaststelling van een deel van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee – voor zover relevant – bij de beoordeling rekening houden. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn de feiten de volgende.
3.1.
Bij e-mail van 16 augustus 2022 heeft klager het kantoor van de gerechtsdeurwaarder opdracht verleend om – uit naam van een B.V. van klager – een door klager opgestelde dagvaarding te betekenen aan de belastingdienst. In deze e-mail heeft klager onder meer het volgende verzocht:
“(…)
Ik verzoek u na te kijken of de bedragen inzake onkosten (eiser is btw plichtig in deze) nog correct zijn en deze zonodig aan te passen in het word formaat, danwel andere aanpassingen (zoals de exacte naam van de belastingdienst indien dat nodig is).
(…)”
3.2.
Op 16 augustus 2022 heeft een juridisch medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder (hierna: de medewerker) de aangeleverde dagvaarding na overleg met klager aangepast en een definitieve versie van de dagvaarding aan klager verzonden. Tijdens dit contact heeft de medewerker onder meer het volgende geschreven aan klager: “
Let wel; wij zullen u, alvorens te betekenen, vragen een kostenvoorschot te betalen.”
3.3.
Bij e-mail van 16 augustus 2022 is klager verzocht een voorschotbedrag van € 181,29 te betalen.
3.4.
Nog diezelfde dag heeft klager de medewerker om een specificatie van het voorschotbedrag gevraagd:

Kunt u mij uitleggen waarom de factuur die ook nog een voorschot betreft en er dus nog meer volgt een bedrag van 181,29 bedraagt terwijl in de dagvaarding slechts € 103 wordt gevorderd?
3.5.
De medewerker heeft direct daarop als volgt geantwoord:

Bij particuliere klanten (althans, niet advocaten) vragen wij altijd een kostendekkend voorschot te betalen. Het voorschot is hieruit opgebouwd:
Dagvaarding € 103,33
Verschotten KBvG € 1,50
Opmaken/gereedmaken exploot (incl printkosten) € 45,00
BTW € 31,46
Wij mogen echter niet meer dan € 103,33 excl. btw in het exploot opnemen omdat niet meer dan de kosten cf. B-tag (…) doorbelast mag worden aan de schuldenaar.
3.6.
Klager heeft de medewerker vervolgens direct weer geantwoord als volgt: “
Is betaald.

4.De klacht

Klager beklaagt zich over de hoogte van de kosten die met de voorschotnota bij hem in rekening zijn gebracht.

5.Beoordeling

5.1.
De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 6 juni 2023 de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen deze beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld. De kamer heeft in de bestreden beslissing:
- het verzet gegrond verklaard;
- de beslissing van de voorzitter van de kamer van 6 juni 2023 vernietigd;
- de klacht ongegrond verklaard.
Verantwoordelijk gerechtsdeurwaarder
5.2.
Klager heeft zijn klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Evenals de kamer merkt het hof de in het kopje van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aan, omdat de kantoormedewerker die met klager heeft gecorrespondeerd, onder zijn verantwoordelijkheid valt.
Klager heeft de hoogte van de voorschotnota geïnformeerd aanvaard
5.3.
De kamer heeft – onder verwijzing naar de tussen klager en de medewerker gevoerde correspondentie – geoordeeld dat klager het gevraagde voorschot geïnformeerd heeft aanvaard. Dat de gerechtsdeurwaarder een voorschot heeft gevraagd voor werkzaamheden voor het opmaken/gereedmaken van een exploot was volgens de kamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Als klager het niet eens was met de hoogte van deze vergoeding, had het op zijn weg gelegen om op dat moment bezwaar te maken of om af te zien van gebruikmaking van deze dienst van de gerechtsdeurwaarder, aldus de kamer.
5.4.
Klager heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij de gerechtsdeurwaarder niet had gevraagd om de dagvaarding te beoordelen, maar om simpelweg na te lopen of (1) de rechtbank correct was en (2) de deurwaarderskosten correct waren. Volgens klager moet dit worden beschouwd als een regulier onderdeel van de werkzaamheden van een gerechtsdeurwaarder die een dagvaarding moet betekenen. Klager stelt voorts geen enkele afspraak met de gerechtsdeurwaarder te hebben gemaakt over een voorschotnota.
5.5.
In zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat klager expliciet had verzocht om het een en ander na te gaan. Conform dit verzoek werd de dagvaarding beoordeeld op meer dan de standaard nietigheden. De dagvaarding was weliswaar “kant en klaar” aangeleverd door klager, maar bevatte nietigheden. Deze zijn hersteld. Er is daarom meer werk verricht dan gebruikelijk. Ten slotte is aan klager meegedeeld dat een voorschotnota in rekening zou worden gebracht, aldus de gerechtsdeurwaarder.
5.6.
Net als de kamer is het hof van oordeel dat klager de hoogte van het voorschotbedrag geïnformeerd heeft aanvaard. In reactie op het verzoek van klager om een specificatie, is door de medewerker ook expliciet vermeld dat de extra gemaakte kosten niet onder het maximale Btag-tarief van € 103,33 vielen. Als klager het toen niet eens was geweest met de hoogte van het voorschotbedrag, dan had van hem mogen worden verwacht dat hij dit op dat moment bij de gerechtsdeurwaarder aan de orde zou hebben gesteld. Door de reactie van klager (“
Is betaald”) hoefde de gerechtsdeurwaarder er niet op bedacht te zijn dat klager niet instemde met de hoogte van het voorschotbedrag.
Conclusie
5.7.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024 door de rolraadsheer.